Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[de persoon 1] ,
Procesverloop
.De rechtbank/voorzieningenrechter (hierna: rechtbank) heeft het onderzoek ter zitting gesloten.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 mei 2018 uitspraak gedaan in het beroep van een Pakistaanse man, eiser, tegen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder. Eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsdocument als familielid van een EU-burger, zijn vrouw, die de Nederlandse nationaliteit bezit. De rechtbank oordeelde dat eiser voldoende bewijs had geleverd dat hij en zijn vrouw meer dan drie maanden in Spanje hadden verbleven, wat noodzakelijk is voor het verkrijgen van het verblijfsdocument op basis van artikel 7 van de Richtlijn 2004/38/EG. De rechtbank concludeerde dat verweerder ten onrechte had gesteld dat referente niet voldeed aan de voorwaarden van de Richtlijn, omdat uit de overgelegde documenten bleek dat referente in Spanje had gewerkt en dat eiser daar ook had verbleven. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit van verweerder en droeg verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen. Tevens werd verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiser.