ECLI:NL:RBDHA:2018:7990
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vaststelling van een onderhoudslegger in het kader van de Waterschapswet met betrekking tot functiewijziging van watergangen
Op 5 juli 2018 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eisers, eigenaren van percelen te [plaats], en het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het Hoogheemraadschap van Delfland. De zaak betreft de vaststelling van een onderhoudslegger als bedoeld in artikel 78 van de Waterschapswet. Eisers hebben beroep ingesteld tegen een besluit van 6 april 2017, waarbij de verenigde vergadering van het Hoogheemraadschap de leggers Wateren, Polderkaden en Regionale waterkeringen heeft vastgesteld. Het bestreden besluit wijzigde de functie van een gedeelte van een watergang van secundair naar primair water, wat gevolgen heeft voor het onderhoud van deze watergang.
Eisers betogen dat de gehele watergang had moeten worden gewijzigd van secundair in primair water. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen besluiten om alleen het eerste gedeelte van de watergang te wijzigen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de functiewijziging noodzakelijk was voor het waterstaatkundig belang en dat de toelichting van verweerder, die stelde dat alleen het eerste gedeelte van de watergang een belangrijke afwaterende functie heeft, voldoende onderbouwd was.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en oordeelt dat eisers belanghebbenden zijn bij het bestreden besluit, omdat zij onderhoudsplichtig zijn voor het gedeelte van de watergang dat als secundair water is aangemerkt. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.