ECLI:NL:RBDHA:2018:7955

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 juni 2018
Publicatiedatum
5 juli 2018
Zaaknummer
C/09/552421 / KG ZA 18-434
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over verplichting tot sluiten onderaannemingsovereenkomst na aanbestedingsprocedure voor het Project Afsluitdijk

In deze zaak vordert de eiseres, Bosch Rexroth B.V. (hierna 'BR'), dat de gedaagden, BAM Infra B.V. en Van Oord Nederland B.V. (gezamenlijk 'Levvel'), verplicht worden om een onderaannemingsovereenkomst te sluiten op basis van hun aanbiedingen in het kader van de aanbesteding voor het Project Afsluitdijk. De procedure is gestart na een geschil over de vraag of Levvel verplicht was om een onderaannemingsovereenkomst te sluiten met BR, na het winnen van de aanbesteding. BR stelt dat zij al haar verplichtingen uit de overeenkomst is nagekomen en dat Levvel onterecht weigert om de onderaannemingsovereenkomst te formaliseren. Levvel betwist dit en stelt dat BR niet heeft voldaan aan haar verplichtingen en dat er geen overeenstemming is bereikt over de prijs.

De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen voorafgaand aan de inschrijving op het Project hebben gesproken over de mogelijkheid dat zij niet tot overeenstemming zouden komen over de aanbieding van BR. De rechtbank concludeert dat de overeenkomst tussen partijen is geëindigd omdat BR niet is ingegaan op het verzoek van Levvel om de aanbieding aan te passen naar een marktconforme prijs. De vorderingen van BR worden afgewezen, omdat de rechtbank oordeelt dat er geen verplichting bestaat voor Levvel om een onderaannemingsovereenkomst te sluiten met BR, en dat de overeenkomst niet meer van kracht is. BR wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/552421 / KG ZA 18-434
Vonnis in kort geding van 15 juni 2018
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BOSCH REXROTH B.V.,
gevestigd te Boxtel,
eiseres,
advocaten mrs. M. Straatman en A.D. Minderhoud te Rotterdam,
tegen:
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BAM INFRA B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Gouda,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VAN OORD NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Gorinchem en kantoorhoudende te Rotterdam,
gedaagden,
advocaten mrs. J. van den Brande en B. Lem te Rotterdam.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als enerzijds 'BR' en anderzijds 'BAM' en 'Van Oord' en voor zover gezamenlijk bedoeld ook wel als 'Levvel' (in enkelvoud).

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de akte houdende overlegging producties van BR;
- de nadere akte houdende eiswijziging;
- de akte houdende producties van Levvel;
- de (2) akten houdende nadere producties van BR;
- de op 12 juni 2018 gehouden mondelinge behandeling, waarbij door beide partijen pleitnotities zijn overgelegd.
1.2.
Op 15 juni 2018 is door middel van een verkort vonnis uitspraak gedaan. Het onderstaande vormt daarvan de uitwerking.

2.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
BR is een onderneming die zich bezig houdt met aandrijf- en besturingstechnologieën voor machines en installaties.
2.2.
BAM is een infrastructurele aannemer, terwijl Van Oord een maritieme aannemer is, met de focus op baggeren, olie, gas, infrastructuur en offshore wind.
2.3.
Op 24 november 2016 is Rijkswaterstaat een Europese aanbesteding gestart conform de procedure van de concurrentiegerichte dialoog voor het "Project Afsluitdijk" (hierna 'het Project'), waarbij gunning zal plaatsvinden op basis van de economisch meest voordelige inschrijving met de beste prijs-kwaliteit verhouding. Het Project omvat - op hoofdlijnen - het versterken van de Afsluitdijk en de spuicomplexen bij Den Oever en Kornwerderzand, de bouw van twee nieuwe keersluizen bij Den Oever en Kornwerderzand, de inbouw van pompen bij Den Oever, de realisatie van een verzorgingsplaats voor het monument en de vernieuwing van de aansluitingen van op de A7. De inschrijvingen op de aanbesteding dienden plaats te vinden in twee fasen: allereerst diende uiterlijk op 14 december 2017 het kwalitatieve deel (de inhoud van het aanbod) te worden ingediend en vervolgens - uiterlijk op 25 januari 2018 - het kwantitatieve deel (de aan het aanbod verbonden prijs), waarna de inschrijvingstermijn sloot.
2.4.
BAM en Van Oord hebben het plan opgevat om in combinatie - onder de naam "Levvel" - in te schrijven op de aanbesteding.
2.5.
Met het oog daarop hebben vanaf april 2016 tussen partijen besprekingen/onderhandelingen plaatsgevonden over samenwerking tussen enerzijds Levvel en anderzijds BR, vast te leggen in een zogenoemde "Prebid Overeenkomst". In dat verband zijn verschillende (concept)versies van een overeenkomst tussen elkaar gewisseld.
2.6.
In het kader van die besprekingen/onderhandelingen heeft BR op 25 september 2016 voorgesteld de oorspronkelijke bepaling in artikel 16.1 onder a van de beoogde overeenkomst - er op neerkomend dat de overeenkomst (ook) zal eindigen nadat Levvel Bosch heeft ontslagen van haar verplichtingen omdat partijen geen overeenstemming hebben bereikt over de scope en/of wijzigingen in het betreffende Contractsdeel (als gevolg van communicatie met de aanbestedende dienst) - te schrappen. In reactie hierop heeft Levvel - bij e-mailbericht van 14 oktober 2016 - aan BR bericht:
"Clausules als 10.3 en 16.1 zijn een juridisch valnet voor de theoretische mogelijkheid dat we in een later stadium niet tot een vergelijk komen, niet als beperking van commitment". In de daarbij gevoegde (concept)versie van de Prebid Overeenkomst heeft Levvel als 'Comment' bij artikel 10.3 opgenomen:
"Er kunnen allerlei redenen zijn waarom BAM/VON en Bosch niet tot een vergelijk komen. In dat geval dragen partijen ieder nog steeds de eigen kosten.". Bij het oorspronkelijke (doorgestreepte) artikel 16.1 vermeldt zij als Comment:
"We kunnen de mogelijkheid niet uitsluiten dat partijen er onderling niet uitkomen".
2.7.
Naar aanleiding van een bespreking tussen partijen op 2 november 2016, heeft Levvel op 11 november 2016 aan BR (andermaal) een gewijzigde versie van de Prebid Overeenkomst doen toekomen. Hierin stelt Levvel voor artikel 10.3 als volgt te laten luiden:
"Indien geen gunning van het Project aan BAM en VON(voorzieningenrechter: Van Oord)
plaats vindt en/of indien geen Onderaannemingsovereenkomst tot stand komt, heeft Bosch(voorzieningenrechter: BR)
maximaal aanspraak op 1 a 2 % van de Capex Aanbieding(voorzieningenrechter: de Bouwkosten)
als vergoeding van gemaakte uren en kosten en/of geleden schade uit welke hoofde dan ook tenzij deze waarvoor onder 10.2 een akkoord voor door BAM en VON volledig te dragen betaalde supplementaire prestaties in tenderfase werd gesloten."
2.8.
In reactie daarop heeft BR - per e-mail - op 24 november 2016 onder andere het volgende bericht aan Levvel:
"Wij hebben nog een keer kritisch naar de overeenkomst gekeken. We hebben 2 opmerking die er werkelijk toe doen en 2 kleinere puntjes die mogelijk verschillend geïnterpreteerd kunnen worden;
(…)
Art. 10.2 en 10.3 Kosten aanbieding
Om verwarring te voorkomen hebben we de tekst aangepast. Uitgangspunt: indien Bam - VON het project niet gegund krijgen of er komt geen onder aannemingsovereenkomst tot stand, dan heeft Bosch recht op een gemaximeerde vergoeding. Daarnaast kunnen aanvullende afspraken worden gemaakt voor supplementaire werkzaamheden. Deze vergoedingen zijn onafhankelijk van elkaar."
2.9.
Op 4 april 2017 heeft BR - voor zover hier van belang - het volgende bericht aan Levvel:
"Goed elkaar nog even gesproken te hebben. Ik realiseer me dat jij mogelijk geen zicht hebt op zaken die tijdens eerdere gesprekken met [A] (en [B] ) zijn besproken.
Bijgaand 2 fragmenten uit bezoekverslagen (intern Bosch Rexroth) n.a.v. bezoeken aan BAM m.b.t. het project Afsluitdijk.
(…)
Op 2 november hebben [C] en ik BAM bezocht en met [A] en [B] gesproken met als doel de pre-bid overeenkomst te finaliseren. Bijgaande thema's zijn onder andere besproken (DC = Bosch Rexroth);
(…)
Art. 16) Er bestaat altijd de mogelijkheid dat één van partijen moet afhaken tijdens het proces. Het mag echter niet zo zijn dat partijen uit vrije wil uitstappen of dat BAM - VON DC simpelweg bedankt.
Het zou echter kunnen dat wij voor inschrijving toch niet tot overeenstemming kunnen komen. BAM wil graag een verwijzing naar een marktconforme aanbieding.
Mogelijkheid totbeëindigen van de overeenkomstuitsluitend o.b.v. onderling overleg indien naar mening van BAM - VON de DC aanbieding niet marktconform is (Best for Project)."
2.10.
Bij e-mailbericht van 26 mei 2017 heeft BR - onder meer - het volgende medegedeeld aan Levvel:
"Afgelopen woensdag heb ik [D] getracht te spreken n.a.v. het aangepaste prebid agreement. Ik kreeg hem helaas niet te pakken maar heb wel een boodschap ingesproken.
In het document vallen een paar zaken op die, mijns inziens, niet in lijn zijn met hetgeen wat wij eerder besproken hebben;
(…)
10.3
[D] heeft ons in april gevraagd af te zien van een eventuele ontwerpvergoeding in het geval Levvel de tender niet wint. Dit verzoek hebben wij geaccepteerd. [D] heeft daarbij echter wel aangegeven dat indien Levvel de tender wint maar men komt niet tot zaken met Bosch Rexroth, Levvel onze inspanning wil compenseren (# uren x uurtarief). Hierover is niets in de overeenkomst terug te vinden. Wij hebben eind maart een voorstel tekst in het Word document opgenomen welke deze intentie wordt weergeeft. Kunnen we deze zinsnede toevoegen."
2.11.
Uiteindelijk hebben partijen in juli 2017 een (definitieve) "Prebid overeenkomst" ondertekend (hierna 'de Overeenkomst'). Voor zover hier van belang vermeldt deze:
"In overweging nemende dat,
a. Rijkswaterstaat (hierna te noemen: "Klant") geïnteresseerde marktpartijen heeft uitgenodigd tot inschrijving voor het DBFM-project Afsluitdijk (hierna te noemen: "Project");
b. BAM en VON zich hebben gemeld als gegadigde voor het Project;
c. in de voorbereiding op de inschrijving van BAM en VON voor het Project (hierna te noemen: "Inschrijving") hebben BAM en VON Bosch betrokken bij de objecten Spuisluizen en Keersluizen voor de onderdelen Aandrijftechniek en bijbehorende Besturingstechniek en in overleg tussen Partijen de Beveiliging, Bekabeling en zogenaamd "slimme" Staalconstructies welke een interface hebben met de Bosch scope (hierna te noemen "Contractdeel");
d. de verdere uitgangspunten voor de samenwerking tussen BAM en VON enerzijds en Bosch anderzijds worden in de volgende fase van de aanbesteding van het Project nader uitgewerkt en vastgelegd in Bijlage A, uiterlijk op het moment van de Aanbieding;
e. BAM en VON en Bosch zullen samenwerken voor het voorbereiden door Bosch van de documenten onder Bijlage A welke het commitment van Bosch jegens BAM en VON zullen vormen voor het Contractdeel (hierna te noemen: "Aanbieding") en welke integraal onderdeel zullen uitmaken van de Inschrijving en voor het geval het Project op basis van de Inschrijving aan BAM en VON wordt gegund, zullen BAM en VON aan Bosch op basis van de Aanbieding de realisatie van het Contractdeel opdragen;
f. Partijen bij deze de voorwaarden wensen vast te leggen waaraan hun samenwerking in verband met het uitbrengen van de Aanbieding door Bosch onderworpen zal zijn;
Verklaren het volgende te zijn overeengekomen
Artikel 1 Doel
1.1.
In overeenstemming met de bepalingen van deze overeenkomst zullen BAM en VON en Bosch op wederzijds exclusieve basis samenwerken. Bosch zal BAM en VON een Aanbieding maken bestaande uit de documenten in Bijlage A Deze Bijlagen A zijn uiterlijk op het moment van de Inschrijving aan dit document toe te voegen. De Aanbieding van Bosch is gebaseerd op het Contractdeel zoals dat nader is omschreven in artikel 4 en zal onderdeel gaan uitmaken van de Inschrijving van BAM en VON voor het Project. Indien BAM en VON het Project door de Klant gegund krijgt, zal Bosch het Contractdeel in opdracht van BAM en VON op basis van de Aanbieding, eventueel aangepast mits akkoord na gezamenlijk overleg tussen BAM en VON en Bosch naar aanleiding van onderhandelingen van BAM en VON met de Klant, uitvoeren.
Artikel 2 Samenwerking
2.1.
Partijen zullen in het kader van deze Overeenkomst jegens elkaar te goeder trouw handelen en alle verplichtingen tijdig, volledig en nauwgezet nakomen. Partijen zullen naar beste vermogen samenwerken bij de uitvoering van deze overeenkomst, met inbegrip van (maar niet beperkt tot):
a. het verstrekken van de kennis gegevens en informatie die tot hun beschikking staat en die vereist is voor het indienen van een optimale Aanbieding en Inschrijving (met daarbij voor zover van toepassing op het Contractdeel het EMVI-gedeelte);
b. het in onderling verband waarborgen van volledige transparantie over de kennis, gegevens en informatie die vereist is voor het indienen van een optimale Aanbieding en Inschrijving, met inbegrip van informatie over prijzen, kosten, opslagen en kortingen;
c. het beschikbaar stellen en verstrekken van de juiste middelen die nodig zijn voor het samenstellen van een optimale Aanbieding en Inschrijving;
(…)
Artikel 4 Contractdeel
4.1.
Bosch zal voor de Aanbiedingen - in geval van gunning van het Project door de Klant aan BAM en VON - voor de realisatie van het Contractdeel verantwoordelijk zijn. Een omschrijving van het uit te voeren Contractdeel en de verantwoordelijkheden van Bosch worden vastgesteld en vastgelegd in de fase voorafgaand aan de Inschrijving in een later stadium en als Bijlage A, maar uiterlijk op het moment van de Aanbieding aan dit document toegevoegd.
4.2.
Bosch zal bij de voorbereiding van de Aanbieding zijn specifieke ervaring en deskundigheid op het gebied van uitvoerings- en kostentechnische aspecten van het ontwerpen en het realiseren inzetten, om een optimale verhouding van prijs en kwaliteit voor het Contractdeel te bereiken. Bosch heeft de volledige verantwoordelijkheid voor de eigen inbreng in planning ten behoeve van de Aanbieding (Bijlage A).
(…)
4.8.
Bosch en BAM en VON garanderen wederzijds dat zij met betrekking tot het Contractdeel aan derden geen prijsaanbieding zal doen of vragen.
(…)
Artikel 7 Geldigheidsduur Aanbieding
(…)
7.2
Partijen stellen in overleg het tijdstip vast waarop de Aanbieding gereed dient te zijn zodat BAM en VON in de gelegenheid zijn om de Inschrijving tijdig bij de Klant in te dienen.
(…)
Artikel 9 Onderaannemingsovereenkomst
9.1.
Onmiddellijk na de onvoorwaardelijke gunning van het Project aan BAM en VON zullen Partijen de Onderaannemingsovereenkomst voor het Contractdeel, overeenkomstig het model dat als Bijlage A5 zal worden opgenomen, formaliseren door ondertekening. De Onderaannemingsovereenkomst zal zijn gebaseerd op de Aanbieding van Bosch en zo nodig zijn aangevuld met afspraken met betrekking tot de na Inschrijving met de Klant overeengekomen scope en/of andere wijzigingen, die in overeenstemming met artikel 4 van deze Overeenkomst onderdeel van het Contractdeel zullen worden.
Artikel 10 Kosten Aanbieding
10.1
BAM en VON en Bosch dragen de kosten en uitgaven in verband met de voorbereiding en indiening van de Aanbieding en het voeren van onderhandelingen hierover ieder voor eigen rekening.
(…)
10.3.
Indien geen gunning van het Project aan BAM en VON plaats vindt en/of indien geen Onderaannemingsovereenkomst tot stand komt, heeft Bosch recht op een compensatie gebaseerd op het aantal gemaakte en goedgekeurde uren op het Project tegen een uurtarief van Euro 80. Mocht het tarief afwijken van hetgeen hiervoor is aangegeven dan dient Bosch Rexroth, voordat de betreffende persoon wordt ingezet op het Project, schriftelijk toestemming te vragen om een ander uurtarief te hanteren.
(…)
Artikel 15 Geheimhouding
15.1
Informatie die door Partijen met elkaar wordt gedeeld in het kader van het Project, zal door Partijen vertrouwelijk worden behandeld en alleen worden gebruikt ten behoeve van de Aanbieding en in geval van gunning van het Project door de klant aan BAM en VON, voor de realisatie van het Contractdeel. Geen der Partijen zal de verkregen informatie openbaar maken aan derden ten behoeve van de voorbereiding van de Aanbieding zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van de andere Partij.
(…)
Artikel 16 Duur van de Overeenkomst
16.1.
Deze Overeenkomst treedt in werking op de datum waarop deze door Partijen is ondertekend en zal eindigen indien Partijen de Onderaannemingsovereenkomst als bedoeld in artikel 9 lid 1 van deze Overeenkomst hebben ondertekend,
a. dan wel indien het Project door de Klant niet aan BAM en VON wordt gegund, de datum dat
BAM en VON Bosch in kennis stellen dat de opdracht voor het Project door de Klant niet aan BAM en VON wordt gegund,
b. dan wel inden het faillissement of de surseance van Bosch wordt dan wel dreigt te worden aangevraagd of wordt uitgesproken, dan wel Bosch haar bedrijfsuitoefening staakt.
(…)
Bijlagen A: uiterlijk op het moment van de Aanbieding aan dit document toe te voegen
A1: Scope, Prijs en condities van het Contractdeel;
A2: Prijsbreakdown,
A3: Demarcatieljst BAM en VON / Bosch,
A4: Planning;
AS: Onderaannemingsovereenkomst."
2.12.
Vervolgens hebben partijen afgesproken dat de aanbieding van BR specifiek betrekking moet hebben op het ontwerpen, berekenen, tekenen, fabriceren, (deels) monteren, testen en bedrijfsvaardig opleveren van de aandrijvingen voor de Afsluitdijk, bestaande uit:
- de aandrijvingen voor de bestaande spuikanalen bij Den Oever en Kornwerderzand;
- de aandrijvingen voor de nieuwe spuikanalen bij Den Oever;
- de aandrijvingen voor de nieuwe pompkanalen bij Den Oever;
- de aandrijvingen voor de keersluis bij Den Oever;
- de aandrijvingen voor de vismigratie-rivier bij Den Oever;
- de nivelleerschuiven en regelschuifcilinders voor de keersluis bij Kornwerderzand.
2.13.
Op 28 november 2017 heeft BR een eerste - indicatieve, niet bindende - conceptaanbieding doen toekomen aan Levvel. Hierin is een prijs opgenomen van
€ 38.218.054,--, exclusief BTW (NB: in het vervolg zullen alle prijzen
exclusief BTWworden vermeld). Tijdens een overleg daarover op 29 november 2017 heeft Levvel aangegeven de prijs erg hoog te vinden en om meer inzicht in de opbouw van de kosten verzocht.
2.14.
Op 8 december 2017 heeft BR een bindende - doch niet volledige voor wat betreft de onderdelen montage, inbedrijfstelling en fabricage leidingwerk - aanbieding uitgebracht aan Levvel.
2.15.
Levvel heeft op 14 december 2017 het kwalitatieve deel van haar inschrijving op de aanbesteding ingediend bij Rijkswaterstaat.
2.16.
Op 19 december 2017 heeft BR haar aanbod van 8 december 2017 gecompleteerd. De aangevulde/complete aanbieding van BR heeft een opdrachtsom van € 37.318.461,--.
2.17.
Op 4, dan wel 12 januari 2018 heeft Levvel aan BR kenbaar gemaakt dat zij op het Contractdeel waarop de Overeenkomst betrekking heeft (hierna 'het Contractdeel') wil inschrijven voor een bedrag van € 27 miljoen, exclusief BTW en BR verzocht of zij bereid is haar aanbieding aldus aan te passen.
2.18.
Vervolgens heeft op 24 januari 2018 een bespreking plaatsgevonden tussen partijen, waarbij Levvel heeft aangegeven op het Contractdeel te zullen inschrijven voor een bedrag van € 27 miljoen.
2.19.
Levvel heeft op 25 januari 2018 het kwantitatieve deel van haar inschrijving op de aanbesteding ingediend bij Rijkswaterstaat. Hierin is het Contractdeel opgenomen voor een bedrag van € 27 miljoen. Voor het gehele project bedroeg de inschrijfprijs van Levvel ruim € 549 miljoen.
2.20.
Op 12 februari 2018 heeft BR aan Levvel een nieuwe Aanbieding doen toekomen met een opdrachtsom van € 33.414.749,--. Later op diezelfde dag heeft BR - per e-mail - aan Levvel bericht dat zij mogelijkheden ziet om richting een target van € 27 miljoen te gaan en dat zij dat graag op korte termijn wil bespreken.
2.21.
Tijdens een bespreking tussen partijen op 19 februari 2018 heeft BR aangegeven - onder voorwaarden - akkoord te kunnen gaan met een prijs van € 27 miljoen.
2.22.
Op 22 februari 2018 is bekend gemaakt dat Levvel de aanbesteding van het Project heeft gewonnen. Het uiteindelijke/netto verschil met de enige andere geldige inschrijver bedraagt € 5.030.868,--.
2.23.
Op 8 maart 2018 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen partijen. Daarbij werd afgesproken dat na (ongeveer) twee weken een vervolggesprek zou plaatsvinden.
2.24.
Bij brief van 16 maart 2018 heeft BR aan Levvel verzocht om - gelet op het bepaalde in artikel 9.1 van de Overeenkomst - de onderaannemingsovereenkomst te formaliseren.
2.25.
Het hiervoor onder 2.23 bedoelde vervolggesprek heeft niet plaatsgevonden.
2.26.
In reactie op de brief van BR van 16 maart 2018 heeft Levvel - bij brief van 3 april 2018 - voor zover hier van belang het volgende bericht aan BR:
"Levvel heeft gedurende het gehele tendertraject steeds aangegeven dat óók BR een zeer scherpe aanbieding zou moeten neerleggen bij Levvel om de gunning van het Project te kunnen bewerkstelligen. Helaas is het BR niet gelukt om voor de datum van inschrijving door Levvel op 25 januari 2018 ("de Inschrijving"), conform de bepalingen in de Prebid Overeenkomst, een optimale aanbieding te doen voor het Project. Hiermee heeft BR niet voldaan aan het verzoek van Levvel om de gewenste scherpte in haar aanbieding aan te brengen waardoor Levvel zelf een marktconforme prijs, op basis van eigen historische prijsdata, in haar Inschrijving heeft moeten meenemen.
In de getekende prebid agreement van 5 juli 2017 ("de Prebid Agreement") zijn partijen overeengekomen dat voor Inschrijving partijen de aanbieding (Bijlage A) en de planning (bijlage B) nader zullen uitwerken en vastleggen met elkaar. Helaas moeten wij constateren dat ook deze verplichting niet is nagekomen en dat er bij Inschrijving geen overeenstemming was tussen partijen ten aanzien van Bijlage A en B.
Op basis van het voorstaande zijn wij van mening dat de voorwaarden uit de Prebid Agreement niet meer van toepassing zijn tussen Levvel en BR. Deze zienswijze hebben wij ook in het gesprek van 19 februari j.l. besproken en vastgelegd in de minutes van deze bespreking die initieel door BR zijn opgesteld en waarop aansluitend door Levvel is gereageerd. Omdat wij mogelijkheid zagen dat we er niet uit zouden komen met BR en om de voortgang van het Project te waarborgen, hebben we de markt benaderd. Daarvan hebben wij BR ook op de hoogte gesteld tijdens een van de gesprekken na de datum van Inschrijving.
Uit deze marktconsultatie is duidelijk naar voren gekomen dat een marktconforme prijs voor het Contractdeel ligt tussen de Euro 20 en 22 Mio. Ook dit hebben wij medegedeeld aan BR in het gesprek van 22 februari 2018. We hebben aan BR gevraagd om aan te geven of zij aan deze markt conforme prijs willen kunnen voldoen.
In de periode na Inschrijving tot 16 maart 2018 heeft Levvel steeds gesprekken gevoerd met BR om te komen tot een marktconforme prijs voor het Contractdeel. Voor alle duidelijkheid, deze gesprekken werden niet gevoerd in het kader van de Prebid Agreement, immers deze overeenkomst was al komen te vervallen, maar meer op basis van de relatie die de partijen hebben opgebouwd met elkaar. De gesprekken daarover waren ons inziens nog steeds in volle gang totdat wij uw brief van 16 maart 2018 ontvingen. Het is helemaal vreemd dat kort voor de ontvangst van deze brief nog een constructief telefoongesprek tussen partijen heeft plaatsgevonden waarbij de uiteindelijke strekking van deze brief niet ter sprake is gekomen. Onze initiële reactie op uw brief hebben wij dan ook gelijk naar BR verstuurd.
Als wij teruggaan naar uw brief en verzoek om een concept onderaannemingsovereenkomst te ontvangen kunnen wij dit geheel niet plaatsen. Tijdens Inschrijving maar ook daarna hebben partijen geen overeenstemming over de meest essentiële zaken van de onderaannemingsovereenkomst zoals bijvoorbeeld prijs, planning en de omvang van het werk zelf. BR blijft vasthouden aan haar prijs van Euro 27 Mio voor een gedeelte van het Contractdeel. Daaruit concluderen wij dat BR zich niet aan de ons gestelde target prijs van Euro 20-22 Mio voor het gehele Contractsdeel wil conformeren.
Op basis van het bovenstaande kunnen wij niet anders dan onze inspanningen om tot een optimale aanbieding te komen per direct te beëindigen."
2.27.
Op 10 april 2018 heeft BR bezwaar gemaakt tegen de brief van Levvel van 3 april 2018, waarna zij haar op 26 april 2018 in gebreke heeft gesteld en heeft verzocht de Overeenkomst na te komen.
2.28.
Bij brief van 26 april 2018 heeft BR aan Levvel bericht dat zij haar toestemming voor het gebruik van haar concepten en documenten waarop haar intellectueel eigendomsrecht rust intrekt.
2.29.
Bij brief van 7 juni 2018 heeft Levvel - onder meer - aan BR bericht dat BR op meerdere punten is tekortgeschoten in de nakoming van haar contractuele verplichtingen uit de Overeenkomst en dat deze om die reden wordt ontbonden.

3.Het geschil

3.1.
Na wijziging/vermeerdering van eis vordert BR – verkort en zakelijk weergegeven - Levvel, op straffe van verbeurte van een dwangsom, te:
primair
I. veroordelen met BR een onderaannemingsovereenkomst te sluiten op basis van de aanbieding van BR van 8, respectievelijk 19 december 2017 voor een opdrachtsom van
€ 37.318.461,--;
subsidiair
II. veroordelen met BR een onderaannemingsovereenkomst te sluiten op basis van de aanbieding van BR van 12 februari 2018 voor een opdrachtsom van € 33.414.749,--;
meer subsidiair
III. veroordelen met BR in onderhandeling te treden over de totstandkoming van een onderaannemingsovereenkomst met BR op basis van de aanbieding van BR van 8 respectievelijk 19 december 2017;
meer subsidiair
IV. veroordelen met BR in onderhandeling te treden over de totstandkoming van een onderaannemingsovereenkomst met BR op basis van de aanbieding van BR van 12 februari 2018;
meer subsidiair
V. veroordelen met BR in onderhandeling te treden over de totstandkoming van een onderaannemingsovereenkomst met BR op basis van de aanbieding van BR van 12 februari 2018, met de inspanningsverplichting voor BR om deze aanbieding te verlagen naar een prijs van € 27 miljoen en de inspanningsverplichting voor Levvel om deze prijsverlaging mogelijk te maken door medewerking te verlenen aan de realisatie van kostenbesparende optimalisaties door BR;
primair, subsidiair en meer subsidiair
VI. gebieden om alle besprekingen en andere informatie-uitwisseling met derden met betrekking tot het Contractdeel te staken en gestaakt te houden, totdat de Overeenkomst niet meer van kracht is en tegelijkertijd de onderaannemingsovereenkomst met BR niet tot stand is gekomen;
VII. verbieden om derden te benaderen voor de uitvoering van het Contractdeel, totdat de Overeenkomst niet meer van kracht is en tegelijkertijd de onderaannemingsovereenkomst met BR niet tot stand is gekomen;
VIII. verbieden om een overeenkomst met één of meer derden te sluiten voor de uitvoering van het Contractdeel totdat de Overeenkomst niet meer van kracht is en tegelijkertijd de onderaannemingsovereenkomst met BR niet tot stand is gekomen;
IX gebieden om jegens derden strikte geheimhouding te betrachten met betrekking tot de informatie en documentatie die BR in het kader van de uitvoering van de Overeenkomst aan Levvel heeft verstrekt;
X. verbieden om in het kader van de realisatie van het Contractdeel als onderdeel van het Project gebruik te maken van de informatie en documentatie die BR in het kader van de uitvoering van de Overeenkomst heeft verstrekt aan Levvel, totdat de onderaannemingsovereenkomst met BR tot stand is gekomen of de Overeenkomst op de voet van artikel 9 van de Overeenkomst anderszins is uitgewerkt of Levvel de Overeenkomst rechtsgeldig heeft ontbonden;
XI. gebieden om met onmiddellijke ingang de inbreuk op de intellectuele eigendomsrechten van BR te staken en gestaakt te houden, mede inhoudende een verbod om
het Contractdeel, zoals opgenomen in de inschrijving, tot uitvoering te brengen, zulks behoudens de voorafgaande schriftelijke goedkeuring door BR, totdat de onderaannemingsovereenkomst met BR tot stand is gekomen of de Overeenkomst op de voet van artikel 9 van de Overeenkomst anderszins is uitgewerkt of Levvel de Overeenkomst rechtsgeldig heeft ontbonden;
XII veroordelen om ter controle van de nakoming van de verboden zoals hiervoor onder X en XI bedoeld, alsmede ter nakoming van de contractuele verplichting om volledige transparantie te betrachten, aan BR een kopie te verstrekken van de Inschrijving door Levvel, zowel voor wat betreft het kwalitatieve als het kwantitatieve deel, alsmede om aan BR maandelijks toegang te verschaffen op de bouwplaats van het Project ter controle van de nakoming van de verboden bij de daadwerkelijke fysieke uitvoering van het Project;
XIII. gebieden eventuele reeds met derden gesloten overeenkomsten met betrekking tot het Contractdeel onmiddellijk op te zeggen;
een en ander met veroordeling van Levvel in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
Daartoe voert BR - samengevat - het volgende aan.
BR is al haar verplichtingen uit de Overeenkomst nagekomen. Levvel heeft de uit hoofde daarvan door BR opgestelde documenten ook gebruikt bij haar inschrijving op het Project. Gelet hierop en nu Levvel de aanbesteding (definitief) heeft gewonnen, is zij op grond van de Overeenkomst gehouden om met BR een onderaannemingsovereenkomst te sluiten. Dat weigert Levvel echter op onjuiste gronden. In dat verband beroept zij zich onder andere op de omstandigheid dat partijen niet tot overeenstemming zijn gekomen over de prijs van het Contractdeel. Die overeenstemming is echter geen vereiste. Ingevolge de Overeenkomst was het enkel aan BR om de prijs te bepalen, mits daarbij een optimale verhouding tot de kwaliteit in acht zou worden genomen, waaraan BR zich heeft gehouden. Afgesproken was immers dat de aanbieding van BR ongewijzigd en integraal zou worden opgenomen in de inschrijving van Levvel. Overigens heeft BR zich uiteindelijk bereid verklaard om het Contractdeel uit te voeren voor een prijs van € 27 miljoen, van welk bedrag Levvel bij haar inschrijving is uitgegaan. Daar komt bij dat geen sprake is van één van de in artikel 16.1 van de Overeenkomst limitatief opgenomen gronden voor de beëindiging van de Overeenkomst. Anders dan Levvel beweert biedt het bepaalde in artikel 10.3 van de Overeenkomst geen deugdelijke grondslag voor de eenzijdige beëindiging van de Overeenkomst door Levvel. De Overeenkomst is dus nog steeds van kracht.
Op grond van het voorgaande is Levvel verplicht om met BR een onderaannemingsovereenkomst te sluiten op basis van de aanbieding van BR van 8 en 19 december 2017, dan wel op basis van de aanbieding van 12 februari 2018. Voor het geval anders mocht worden geoordeeld, brengen de specifieke omstandigheden van het geval mee dat Levvel gehouden is om met BR door te onderhandelen op basis van die aanbiedingen, eventueel onder de verplichting aan beide partijen om een prijs van € 27 miljoen mogelijk te maken. BR mocht er ook gerechtvaardigd op vertrouwen dat partijen zouden dooronderhandelen.
Verder is van belang dat partijen zijn overeengekomen dat op exclusieve basis zou worden samengewerkt en dat Levvel heeft gegarandeerd voor wat betreft het Contractdeel geen prijsaanbieding te vragen bij derden. Levvel heeft zich daaraan niet gehouden. Voorts maakt BR zich grote zorgen over schending door Levvel van de in de Overeenkomst neergelegde verplichting tot geheimhouding. Hoe kunnen één of meer derden anders binnen enkele dagen een prijsindicatie verstrekken van € 20 - € 22 miljoen?
Bovendien heeft BR bij haar aanbieding gebruik gemaakt van technische oplossingen waarop octrooirechten rusten, wat BR ook kenbaar heeft gemaakt op haar tekeningen en schema's. Levvel heeft bij haar inschrijving op het project gebruik gemaakt van die tekeningen en schema's. Gelet hierop heeft BR haar toestemming voor dat gebruik opgeschort.
Tot slot heeft BR er - gelet op het bovenstaande en de overeengekomen transparantie - belang bij en recht op dat zij in de gelegenheid wordt gesteld om te kunnen controleren of Levvel zich houdt aan de gevorderde verboden.
3.3.
Levvel voert gemotiveerd verweer, dat - voor zover nodig - hierna zal worden besproken.

4.De beoordeling van het geschil

Vooraf
4.1.
Kern van het onderhavige geschil betreft de vraag of Levvel - nu zij de aanbesteding van het Project heeft gewonnen - gehouden is met BR een onderaannemingsovereenkomst te sluiten op basis van de aanbiedingen van BR, dan wel op basis daarvan verplicht is met haar door te onderhandelen over de totstandkoming van een onderaannemingsovereenkomst.
De vorderingen sub I
4.2.
De vordering sub I van BR strekt ertoe Levvel te veroordelen om een onderaannemingsovereenkomst te sluiten overeenkomstig de aanbieding van BR van 8 en 19 december 2017 voor een prijs van € 37.318.461,--. Levvel bestrijdt die vordering gemotiveerd. Volgens haar zou zij daartoe slechts kunnen worden verplicht indien tussen partijen overeenstemming is bereikt over die aanbieding en indien BR aan al haar verplichtingen heeft voldaan, wat volgens haar niet het geval is. In dat verband heeft zij onder meer aangevoerd dat partijen het niet eens zijn geworden over de prijs. Daartegenover heeft BR aangevoerd dat partijen daarover geen overeenstemming behoefden te bereiken, omdat zij als volwaardig partner deze eenzijdig kan vaststellen en het ontbreken van consensus geen gegronde reden voor beëindiging van de Overeenkomst vormt.
4.3.
Voor de beoordeling van dat geschilpunt is allereerst de strekking en het doel van de Overeenkomst van belang. Partijen hebben een zogenoemde
Prebid-overeenkomst gesloten. Dit wijst er op dat partijen in de Overeenkomst hun rechtsverhouding hebben willen vastleggen vóór de inschrijving van Levvel op het Project. Ook uit de inhoud van de Overeenkomst volgt dat. In de 'overwegingen' is expliciet opgenomen dat partijen zullen samenwerken bij de voorbereiding en het uitbrengen van de inschrijving van Levvel en dat de verdere uitgangspunten voor de samenwerking in een volgende fase van de aanbesteding nader zullen worden uitgewerkt. Voorts is in artikel 1.1 vastgelegd dat de aanbieding van BR bestaat uit de documenten in Bijlage A. Deze bijlage diende (tijdig) vóór de inschrijving te zijn ingediend bij Levvel, aangezien het de bedoeling was dat deze daarvan onderdeel zou gaan uitmaken. Volgens BR heeft zij daaraan feitelijk voldaan door middel van haar aanbiedingen van 8 en 19 december 2017.
4.4.
In geschil is of BR op grond van de Overeenkomst eenzijdig de aan haar aanbieding verbonden prijs kon vaststellen of dat partijen daarover overeenstemming dienden te bereiken. BR stelt zich op het standpunt dat in de Overeenkomst slechts is vastgelegd dat zij een optimale prijs-kwaliteitverhouding diende te realiseren bij haar prijsbepaling, zij op dat punt autonoom was en verschil van mening over de prijs dus niet kan leiden tot eenzijdige beëindiging van de Overeenkomst door Levvel en evenmin tot weigering een onderaannemingsovereenkomst te sluiten. Levvel heeft een en ander gemotiveerd betwist.
4.5.
De Overeenkomst lijkt tekstueel niet eenduidig. Over de prijs is in artikel 4.2 vermeld dat BR haar ervaring en deskundigheid bij de voorbereiding van de aanbieding zal inzetten “om een optimale verhouding van prijs en kwaliteit” te bereiken, maar tevens wordt in artikel 2.2 gesproken over “samenwerken” en “volledige transparantie” die vereist is voor het indienen van een “optimale Aanbieding”. Artikel 16 betreffende de duur van de overeenkomst bepaalt dat de Overeenkomst eindigt (i) na de ondertekening door partijen van een onderaannemingsovereenkomst, dan wel (ii) indien het Project niet aan Levvel wordt gegund, dan wel (iii) indien het faillissement of de surseance van betaling van BR wordt of dreigt te worden aangevraagd of wordt uitgesproken, of BR haar bedrijfsuitoefening staakt. Geen van deze situaties doet zich hier voor. Aan de andere kant is in artikel 10.3 echter wel degelijk ook de mogelijkheid opengelaten dat tussen partijen geen onderaannemingsovereenkomst tot stand komt, (ongeacht of het Project aan Levvel wordt gegund), in welk geval BR een compensatie van gewerkte uren toekomt.
4.6.
Derhalve dient te worden nagegaan hoe de Overeenkomst tot stand is gekomen en wat partijen over en weer op grond daarvan van elkaar mochten verwachten. Duidelijk is geworden - in het bijzonder op grond van de door Levvel in het geding gebrachte producties 10 tot en met 17 - dat partijen voorafgaand aan de totstandkoming van de Overeenkomst uitdrukkelijk en herhaaldelijk hebben gesproken over de mogelijkheid dat partijen niet tot overeenstemming komen over de aanbieding van BR en dat alsdan geen onderaannemingsovereenkomst tot stand komt. In dat kader is weliswaar het oorspronkelijke artikel 16.1, waarin een dergelijke situatie expliciet was vastgelegd, geschrapt, maar daarbij heeft Levvel uitdrukkelijk aangegeven dat zowel die bepaling als artikel 10.3 dienden te worden gezien als een
juridisch valnetvoor het geval partijen het niet eens zouden worden over de aanbieding van BR, terwijl zij bij de daarbij behorende (aangepaste) conceptovereenkomst aangeeft dat er allerlei redenen kunnen zijn waarom partijen niet tot een vergelijk komen en dat de mogelijkheid dat partijen er onderling niet uitkomen niet kan worden uitgesloten. Daarmee gaf Levvel duidelijk aan dat - ondanks de schrapping van het oorspronkelijke artikel 16.1 - er wat haar betreft een mogelijkheid moest blijven bestaan dat partijen hun samenwerking zouden beëindigen indien zij niet tot overeenstemming zouden komen over de aanbieding van BR en dat in dat geval het bepaalde in - het wel gehandhaafde - artikel 10.3 daarvoor de grondslag zou vormen. BR heeft dat ook in redelijkheid, mede in het licht van de term juridisch valnet, moeten (kunnen) begrijpen, te meer daar van de zijde van Levvel steeds is benadrukt dat zij te allen tijde wilde kunnen beoordelen of de aanbieding van BR marktconform was. Dat BR zich daarvan ook ter dege bewust is geweest blijkt uit haar interne besprekingsverslag van 2 november 2016 waarin zij zelf de mogelijkheid dat voorafgaand aan de inschrijving geen overeenstemming wordt bereikt ook vermeldt.
4.7.
In het verdere vervolg van de besprekingen/onderhandelingen tussen partijen is die beëindigingsmogelijkheid in stand gebleven, terwijl niet gebleken is dat BR daartegen op zichzelf bezwaar heeft gemaakt. Integendeel, in haar e-mailbericht van 24 november 2016 geeft BR slechts aan dat zij aanspraak maakt op een gemaximeerde vergoeding als Levvel het project niet gegund krijgt of er geen onderaannemingsovereenkomst tot stand komt. Vervolgens heeft BR op 26 mei 2017 in dat verband opnieuw aangegeven dat zij haar inspanning gecompenseerd wil hebben wanneer Levvel de aanbesteding wint maar partijen desondanks niet tot zaken komen, waarmee Levvel akkoord is gegaan.
4.8.
Op grond van het voorgaande moet in het (beperkte) bestek van dit kort geding op grond van de tekst en de wijze van totstandkoming van de Overeenkomst redelijkerwijs worden geconcludeerd dat partijen (in artikel 10.3) zijn overeengekomen dat de Overeenkomst ook eindigt doordat partijen het vóór de inschrijving van Levvel op het Project niet eens worden over de aanbieding van BR. Deze situatie doet zich hier voor. BR had immers een prijs geoffreerd van ruim € 37 miljoen, terwijl Levvel op 4 dan wel 12 en 24 januari 2018 ondubbelzinnig had aangegeven dat veel te veel te vinden en op grond van intern prijsonderzoek niet verder te willen gaan dan € 27 miljoen. Op het verzoek van Levvel aan BR om haar aanbieding aldus aan te passen is BR vóór de indiening door Levvel van het kwantitatieve deel van haar inschrijving op 25 januari 2018, waarvan volgens Levvel de documenten van BR geen deel uitmaakten, niet ingegaan. Daarmee moet voorshands ervan worden uitgegaan dat de Overeenkomst op dat moment eindigde. De voorzieningenrechter tekent nog aan dat vaststaat dat de gunning aan Levvel heeft plaatsgevonden op basis van een klein prijsverschil met de als tweede geëindigde inschrijver. Dat wijst er op dat bij inschrijving door Levvel met inachtneming van het door BR genoemde bedrag van ruim 37 miljoen geen gunning zou hebben plaatsgevonden. Daarmee heeft Levvel zich, ook achteraf bezien, in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat van een optimale prijs-kwaliteit verhouding van het aanbod van BR geen sprake was.
4.9.
Voor zover BR heeft aangevoerd dat de beëindigingsgrond ex artikel 10.3 van de Overeenkomst enkel van toepassing is indien partijen gezamenlijk besluiten om niet met elkaar verder te gaan, kan zij daarin niet worden gevolgd bezien in het licht van hetgeen hiervoor is overwogen. Aangenomen moet worden dat aan een verplichting tot
onderling overleg,voor zover die al zou voortvloeien uit hetgeen is opgenomen in het e-mailbericht van BR van 4 april 2017 is voldaan, nu partijen nadat Levvel te kennen had gegeven het aanbod van BR veel te hoog te vinden nog met elkaar hebben gesproken over aanpassing van de door BR geoffreerde prijs van ruim € 37 miljoen. Dat heeft echter niet tot algehele overeenstemming geleid. Het is in ieder geval niet zo dat Levvel
simpelweg heeft bedanktzonder enig overleg en zonder daarvoor redenen te hebben genoemd.
4.10.
De slotsom is dat de vordering sub I van BR niet voor toewijzing in aanmerking komt.
De vorderingen sub II tot en met V
4.11.
Na de beëindiging van de Overeenkomst hebben partijen (buitencontractueel) nog verder onderhandeld over de totstandkoming van een onderaannemingsovereenkomst. Met het oog op de vorderingen sub II tot en met V van BR zal moeten worden beoordeeld of in dat kader een onderaannemingsovereenkomst tot stand is gekomen voor een prijs van ruim
€ 33 miljoen, of dat de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen dat partijen verder moeten onderhandelen over de totstandkoming van een onderaannemingsovereen-
komst voor een prijs van ruim € 37 miljoen, dan wel ruim € 33 miljoen, dan wel € 27 miljoen.
4.12.
Volgens BR heeft Levvel haar tijdens een overleg op 24 januari 2018 verzocht om vóór 22 februari 2018 aan te geven of zij voor een bedrag van € 27 miljoen
verder wildemet Levvel. Bij de verdere beoordeling van de onderhavige vorderingen zal veronderstellenderwijs ervan worden uitgegaan dat Levvel een dergelijk verzoek heeft gedaan, ook al laat zij die stelling van BR onbesproken; impliciet lijkt ze het door BR gestelde verzoek overigens te betwisten.
4.13.
Op 12 februari 2018 heeft BR Levvel een aanbieding doen toekomen met een opdrachtsom van € 33.414.749,--. Gesteld noch gebleken is dat Levvel met die prijs akkoord ging. Hierop strandt de vordering sub II van BR.
4.14.
Mede bezien in het licht van al hetgeen hiervoor al is overwogen, valt ook niet in te zien dat de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen dat partijen verder moeten onderhandelen over de totstandkoming van een onderaannemingsovereenkomst voor een prijs van ruim € 37 miljoen, dan wel ruim € 33 miljoen. Ook de vorderingen sub III en IV komen dus niet voor toewijzing in aanmerking.
4.15.
Dat betekent dat van de hier aan de orde zijnde vorderingen enkel de vordering sub V, erop neerkomend dat partijen verder moeten onderhandelen over een prijs van € 27 miljoen, resteert. Uit de stellingen van BR in haar pleitnota leidt de voorzieningenrechter overigens af dat BR zich thans onvoorwaardelijk conformeert aan de in de inschrijving van Levvel opgenomen prijs van € 27 miljoen voor het Contractdeel.
4.16.
Op 12 februari 2018 heeft BR aan Levvel bericht mogelijkheden te zien om richting een target van € 27 miljoen te gaan. Een dergelijke mededeling kan echter niet worden aangemerkt als een voldoende concrete aanbieding van BR om het Contractdeel uit te voeren voor € 27 miljoen. Reeds daarom behoefde Levvel daarop niet in te gaan. Vervolgens heeft BR op 19 februari 2018 aangegeven - onder voorwaarden - akkoord te kunnen gaan met een prijs van € 27 miljoen. Niet kan worden aangenomen dat Levvel daarmee heeft ingestemd, dan wel had moeten instemmen. Daarvoor is van belang dat niet duidelijk is geworden onder welke condities BR akkoord zou kunnen gaan met die prijs. Voor zover deze wel bekend zijn - zoals bijvoorbeeld de door BR voorgestelde toepasselijke algemene voorwaarden - is gebleken dat Levvel daarmee niet instemde.
4.17.
Gelet op het vorenstaande en nu gesteld noch gebleken is dat BR ná 19 februari 2018, maar vóór het verstrijken van de deadline op 22 februari 2018 een nadere aanbieding heeft gedaan, kan niet worden aangenomen dat partijen op 22 februari 2018 overeenstemming hebben bereikt over een onderaannemingsovereenkomst.
4.18.
Zoals hiervoor - onder 4.15 al is overwogen, heeft BR op de zitting aangegeven dat zij zich thans onvoorwaardelijk conformeert aan de wens van Levvel om het Contractdeel uit te voeren voor een bedrag van € 27 miljoen. De vraag is of die omstandigheid redelijkerwijs meebrengt dat partijen nog verder moeten onderhandelen over een prijs van
€ 27 miljoen. Deze vraag moet echter ontkennend worden beantwoord. Blijkens haar eigen stellingen was BR reeds op 19 februari 2018 ervan op de hoogte dat Levvel niet meer akkoord ging met een prijs van € 27 miljoen, maar dat zij een prijs van € 20 - € 22 miljoen verlangde. Tijdens de mondelinge behandeling van dit kort geding was de prijs van € 27 miljoen dus al een gepasseerd station. Daar komt bij dat Levvel reeds bij brief van 3 april 2018 de deur definitief heeft dichtgedaan voor BR na de brief van 16 maart 2018 van BR, waarin zij simpelweg vroeg om “formalisering van de onderaannemingsovereenkomst”, terwijl er toen in het geheel geen overeenstemming was over essentialia van de onderaannemingsovereenkomst
4.19.
Tot slot merkt de voorzieningenrechter in het onderhavige verband nog op dat het voorgaande meebrengt dat BR er ook niet gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat partijen nadien nog zouden dooronderhandelen (over welke prijs en/of voorwaarden dan ook).
4.20.
De vordering sub V zal dan ook worden afgewezen.
De vorderingen sub VI tot en met XIII
4.21.
Al het bovenstaande brengt mee dat de vorderingen sub VI tot en met XIII van BR evenmin voor toewijzing in aanmerking komen. Daaruit volgt immers dat de Overeenkomst niet meer van kracht is en dat ook niet kan worden aangenomen dat uit anderen hoofde (buitencontractueel) een onderaannemingsovereenkomst tot stand is gekomen, dan wel alsnog tot stand zal komen. Voor wat betreft de vorderingen sub IX en X, alsmede XI, wordt daaraan nog het volgende toegevoegd. De in de Overeenkomst neergelegde geheimhouding betreft enkel het verbod om van BR verkregen informatie bekend te maken aan derden in verband met de voorbereiding van de aanbieding. Dat is thans niet meer aan de orde, nu de inschrijving van Levvel op het Project inmiddels heeft plaatsgevonden. Bovendien heeft BR op grond van artikel 10.3 van de Overeenkomst aanspraak op compensatie van de door haar gemaakte kosten bij de uitvoering van de Overeenkomst. Voorts kan in het beperkte bestek van deze procedure niet ervan worden uitgegaan dat Levvel bij de inschrijving op het Project inbreuk heeft gemaakt op intellectuele eigendomsrechten van BR, nu Levvel dat gemotiveerd heeft betwist.
Afronding
4.22.
De slotsom is dat alle vorderingen van BR zullen worden afgewezen.
4.23.
BR zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst de vorderingen van BR af;
- veroordeelt BR in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van Levvel begroot op € 1.606,--, waarvan € 980,-- aan salaris advocaat en € 626,-- aan griffierecht.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.J. Hoekstra-van Vliet en in het openbaar uitgesproken op 15 juni 2018.
jvl