ECLI:NL:RBDHA:2018:7915

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 mei 2018
Publicatiedatum
4 juli 2018
Zaaknummer
AWB 17/3958
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Egyptische koptisch christen met ongeloofwaardig asielrelaas

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 31 mei 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Egyptische koptisch christen. Eiseres, die met haar minderjarige kinderen naar Nederland was gekomen, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had deze aanvraag afgewezen, omdat het asielrelaas van eiseres als ongeloofwaardig werd beschouwd. Eiseres had onder andere verklaard dat zij gedwongen was om zich te bekeren tot de islam, ontvoerd was en verkracht door een groep islamitische studenten. De rechtbank oordeelde echter dat de staatssecretaris ten onrechte de door eiseres overgelegde bewijsstukken, waaronder aangiftes bij de politie en medische rapporten, niet had betrokken in de beoordeling van de geloofwaardigheid van haar relaas. De rechtbank benadrukte dat documenten ter staving van het asielrelaas op grond van internationaal en nationaal recht in de beoordeling moeten worden betrokken. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg de staatssecretaris op om binnen tien weken een nieuw besluit te nemen, waarbij alle ingebrachte bewijsstukken in de beoordeling moeten worden meegenomen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 17/3958
[persoonsnummers]
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 31 mei 2018 in de zaak tussen

[de persoon] ,

geboren op [geboortedatum 1] 1984, van Egyptische nationaliteit, eiseres,
mede namens haar minderjarige kinderen;
[kind 1],
geboren op [geboortedatum 2] 2005, van Egyptische nationaliteit,
[kind 2],
geboren op [geboortedatum 3] 2008, van Egyptische nationaliteit,
(gemachtigde: mr. S.N. Ali),
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. K. van der Heijden).

Procesverloop

Bij besluit van 16 februari 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eisers van 19 oktober 2016 tot verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen. Op 20 februari 2017 heeft de rechtbank het beroepschrift van eisers ontvangen. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 april 2018. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn voornoemde gemachtigde. Ook was ter zitting aanwezig mevrouw A.H. Al Saadoun, tolk in de Arabische taal. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

Asielrelaas
1.1
Eiseres heeft het volgende relaas aan haar aanvraag ten grondslag gelegd. Eiseres is van Egyptische nationaliteit en koptisch christen. In haar afstudeerjaar is zij door een groep islamitische studenten gedwongen om zich te bekeren tot de islam. In [datum] is eiseres door deze groepering ontvoerd. Tijdens deze ontvoering is zij verkracht door een vrouw. Toen eiseres van haar ontvoerders heeft kunnen ontsnappen, heeft zij aangifte gedaan van de ontvoering. Na de ontvoering is eiseres door de groepering mondeling en telefonisch bedreigd. Hiervan heeft de echtgenoot van eiseres aangifte gedaan. In [datum] heeft de groepering geprobeerd om de dochter van eiseres te ontvoeren. Eiseres liep met haar dochter op straat waar een auto stopte, een man uitstapte en haar dochter van haar probeerde af te pakken. Dit is de ontvoerder niet gelukt. Hierna heeft eiseres met haar twee minderjarige kinderen Egypte verlaten op een visum voor Nederland dat de in Nederland woonachtige zus van eiseres voor eiseres heeft aangevraagd.
1.2
In de correcties en aanvullingen heeft eiseres haar relaas op onder meer de volgende punten gecorrigeerd. Eiseres is tijdens de ontvoering niet door een vrouw verkracht maar door een man. Eiseres vult hierbij aan dat zij tijdens het nader gehoor het verhaal en de details van de verkrachting niet heeft kunnen vertellen en het gehoor op dit punt niet heeft kunnen voortzetten. Verder heeft eiseres over de poging tot ontvoering van haar dochter verklaard dat gepoogd werd haar dochter een auto in te trekken. De ontvoerder is dus niet uit de auto gestapt.
Documenten ter onderbouwing van het relaas
2.1
Eiseres heeft documenten overgelegd om haar relaas te onderbouwen. Het gaat om de volgende documenten:
- paspoort eiseres;
- paspoorten van de kinderen van eiseres;
- identiteitskaart eiseres;
- geboorteaktes van eiseres en haar kinderen;
- huwelijksakte;
- aangifte bij de politie van 8 februari 2016 door de echtgenoot eiseres*;
- aangifte bij de politie van 10 februari 2016 door eiseres*;
- verklaring van de politie*;
- recept voor medicatie afkomstig van arts in Egypte*;
- uitdraai compleet patiënt-dossier;
- verslag 1e consult GGZ;
- certificaat Bachelor of Law*;
- universiteitspasje*.
Ter zitting heeft eiseres desgevraagd toegelicht dat van alle documenten originelen voorhanden zijn. Op grond van het verslag van het eerste gehoor, de toelichting van eiseres ter zitting en de verklaringen van verweerder ter zitting stelt de rechtbank vast dat tijdens het eerste gehoor eiseres de originele documenten heeft meegenomen en dat daarvan toen kopieën gemaakt zijn. Verweerder heeft desgevraagd ter zitting meegedeeld dat er geen onderzoek is verricht naar de authenticiteit en de inhoud van de documenten die eiseres heeft overgelegd ter onderbouwing van haar vluchtverhaal (de documenten gemarkeerd met een sterretje). Desgevraagd heeft verweerder ter zitting ook meegedeeld dat de identiteitsdocumenten van eiseres wel zijn ingenomen bij het eerste gehoor maar dat niet duidelijk is of daar wel authenticiteitsonderzoek naar is gedaan. Nu de identiteit en nationaliteit van eiseres echter geloofwaardig zijn bevonden is de vraag of op die documenten wel onderzoek heeft plaatsgevonden echter niet (meer) relevant, aldus verweerders toelichting op de zitting.
2.2
Verder heeft eiseres zowel bij de zienswijze als in beroep een aantal krantenartikelen en onderdelen uit rapporten van verschillende NGO’s overgelegd over de positie van koptische christenen in Egypte en over geweld jegens koptisch christelijke vrouwen in Egypte.
IMMO onderzoek
2.3.1
Op 26 juli 2017 heeft het Instituut voor Mensenrechten en Medisch onderzoek (IMMO) eiseres onderzocht. De resultaten van dit forensisch medisch onderzoek zijn vastgelegd in de rapportage van 2 oktober 2017. Eiseres heeft deze rapportage ingebracht als steunbewijs voor haar relaas, met name de ontvoering, gevangenhouding en verkrachting. Daarnaast wil eiseres met het IMMO-rapport onderbouwen dat haar psychische toestand belemmerend werkte tijdens de gehoren.
2.3.2
Uit het rapport van IMMO blijkt onder meer dat er duidelijke aanwijzingen zijn voor ernstige psychische problematiek in de vorm van een posttraumatische stressstoornis, een depressieve stoornis en paniekaanvallen. De bevindingen duiden volgens het rapport op ernstige psychiatrische problematiek, alsmede op beperkingen ten aanzien van de concentratie en het denken. Uit het onderzoek worden de volgende conclusies getrokken. Ten eerste zijn de bevindingen naar aard en inhoud typerend voor het relaas van het ondergaan van psychische en fysieke intimidatie, vervolging, ontvoering, mishandeling en verkrachting. Ten tweede is gebleken dat er beperkingen zijn die zeker interfereren met het vermogen om compleet, coherent en consistent te vertellen over het asielrelaas.
Standpunt verweerder
3.1
Verweerder heeft de volgende relevante elementen in het asielrelaas van eiseres onderscheiden:
a. identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres;
b. de religie van eiseres;
c. de gedwongen bekering op de universiteit;
d. ontvoering in februari 2016;
e. dreigementen eiseres en haar echtgenoot na ontvoering;
f. poging tot ontvoeren dochter eiseres.
3.2
Verweerder acht de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres (element a) en de religie van eiseres (element b) geloofwaardig. Eiseres wordt door verweerder niet gevolgd in haar verklaringen dat zij door een islamitische groepering op de universiteit is gedwongen zich te bekeren tot de islam (element c) omdat verweerder het niet aannemelijk acht dat eiseres geen hulp heeft gezocht bij haar christelijke medestudenten of de schoolleiding. De stelling van eiseres dat zij dit niet durfde, wordt niet aannemelijk geacht aangezien eiseres heeft verklaard dat zij wel een beveiliger op de universiteit heeft benaderd met betrekking tot haar problemen. De stelling van eiseres dat zij zich niet tot de schoolleiding heeft gewend omdat studenten de schoolleiding niet mogen spreken, wordt door verweerder niet aannemelijk geacht omdat zij deze stelling niet nader heeft onderbouwd of toegelicht. Daarnaast acht verweerder het opmerkelijk dat eiseres niet inzichtelijk heeft kunnen maken waarom juist zij door deze groepering zou zijn gedwongen om zich te bekeren. De verklaringen van eiseres omtrent haar ontvoering en het seksueel misbruik (element d) zijn door verweerder ongeloofwaardig geacht omdat deze tegenstrijdig zijn. Zo heeft eiseres onder meer tegenstrijdig verklaard over het geslacht van haar verkrachter. Daarnaast acht verweerder het niet overtuigend waarom haar ontvoerders haar tussen juni/juli 2015 en februari 2016 met rust hebben gelaten. Ten slotte stelt verweerder zich op het standpunt dat de overgelegde aangiftes geen ander licht op de zaak werpen, omdat de stukken in kopie zijn overgelegd waardoor onderzoek naar de authenticiteitswaarde op voorhand niet zinvol is.
De verklaringen van eiseres over de dreigementen na haar ontvoering (element e) zijn door verweerder niet geloofwaardig geacht omdat eiseres niet heeft kunnen concretiseren waarom haar belagers hun bedreigingen nooit hebben omgezet in effectieve daden terwijl zij hiervoor wel de mogelijkheid hadden. De stelling van eiseres dat de bedreigingen wel degelijk zijn omgezet in daden acht verweerder niet afdoende, omdat dit niet verklaart waarom er eerst lange tijd niets is gebeurd. De verklaringen van eiseres over de poging tot ontvoering van haar dochter (element f) zijn door verweerder ongeloofwaardig geacht wegens onaannemelijkheid van de eenvoudige wijze waarop eiseres de belagers heeft kunnen afwenden en tegenstrijdigheden in de verklaringen hierover.
Standpunt eiseres
4.1
Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat zij tijdens het eerste gehoor veel bewijs heeft ingebracht ter staving van haar relaas. Deze stukken zijn niet onderzocht. Eiseres stelt zich op het standpunt dat de stukken op authenticiteit onderzocht hadden moeten worden en dat verweerder in de beoordeling naar dit bewijs had moeten kijken. Zowel de stukken die betrekking hebben op de aangifte van eiseres en haar echtgenoot bij de politie, als de ingebrachte medische stukken zijn volgens eiseres ten onrechte niet in de beoordeling meegenomen. In dit kader stelt eiseres zich verder op het standpunt dat verweerder ten onrechte het ingebrachte IMMO-rapport niet in de beoordeling heeft meegenomen. Ten slotte had verweerder volgens eiseres de ingebrachte landeninformatie in zijn beoordeling moeten meenemen.
4.2
Daarnaast heeft eiseres aangevoerd dat haar psychische toestand tijdens het nader gehoor van invloed is geweest op haar vermogen om te kunnen verklaren. Daardoor is zij tijdens haar nader gehoor niet in staat geweest om haar hele relaas op coherente en adequate wijze naar voren te brengen. Ter onderbouwing wijst eiseres op het ingebrachte IMMO-rapport waarin is geconcludeerd dat er beperkingen zijn die zeker interfereren met het vermogen om compleet, coherent en consistent te vertellen over het asielrelaas. Daarnaast wijst eiseres op het feit dat haar nader gehoor onderbroken is geweest omdat zij dusdanig emotioneel was dat zij niet in staat was om het gehoor ononderbroken voort te zetten. Omdat eiseres tijdens het gehoor niet adequaat heeft kunnen verklaren is het verslag van het gehoor niet helemaal juist. Dit heeft eiseres in haar correcties en aanvullingen geprobeerd te corrigeren. Eiseres stelt zich daarom op het standpunt dat niet kan worden gesproken van tegenstrijdigheden.
4.3
Op grond van al het bewijs, de landeninformatie en het IMMO-rapport dient het relaas van eiseres geloofwaardig te worden geacht. Eiseres heeft bij terugkeer naar Egypte gegronde vrees voor vervolging wegens haar religie en loopt het reële risico dat zij bij terugkeer naar Egypte opnieuw wordt blootgesteld aan een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM.
Beoordeling door de rechtbank
5.1
De rechtbank is van oordeel dat verweerder de verklaringen van eiseres dat zij door een islamitische groepering op de universiteit is gedwongen zich te bekeren tot de islam (element c), dat zij is ontvoerd en verkracht (element d) en dat zij na de ontvoering is bedreigd (element e) niet ongeloofwaardig heeft mogen achten zonder de ter staving van deze elementen door eiseres overgelegde documenten in de beoordeling te betrekken. Documenten ter staving van het asielrelaas dienen op grond van internationaal en nationaal recht te worden betrokken bij de beoordeling van de (geloofwaardigheid van de) elementen van een asielverzoek. Dit volgt uit jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM), bijvoorbeeld het arrest inzake Singh en anderen tegen België van 2 oktober 2012 (nummer 33210/11), en ook uit artikel 4, tweede lid, van de EU Kwalificatierichtlijn (Richtlijn 2011/95/EU) en artikel 10, derde lid, van de EU Procedurerichtlijn (Richtlijn 2013/32/EU) en de corresponderende omzettingsbepalingen in het Voorschrift Vreemdelingen 2000. Ook in verweerders werkinstructie 2014/10 over de integrale geloofwaardigheidsbeoordeling is onder 3.2 opgenomen dat
“allereerst dient te worden beoordeeld of sprake is van relevante elementen die voldoende zijn onderbouwd en daarmee zonder meer als geloofwaardig zijn aan te merken. Het gaat hierbij om elementen die met objectieve bewijsstukken zijn onderbouwd, zoals documenten die authentiek zijn en bevestigen wat de vreemdeling heeft verklaard en/of objectieve openbare bronnen die de verklaringen van de vreemdeling bevestigen.”
En onder het kopje 3.2.1.2, externe geloofwaardigheidsindicatoren, staat bij ‘documenten’ het volgende:
“Indien de vreemdeling documenten heeft overgelegd ter staving van zijn verklaringen, dan zullen deze in beginsel (voor zover mogelijk) worden onderzocht op echtheid. Met documenten wordt hierbij gedoeld op alle relevante gegevensdragers in de breedste zin van het woord (…).”
In het licht van al deze bepalingen en normen, in onderling verband en samenhang bezien, ziet de rechtbank niet in waarom verweerder geen onderzoek naar de echtheid van de door eiseres ter staving van haar relaas overgelegde documenten heeft laten uitvoeren. Eiseres heeft bij het eerste gehoor verklaard, en ter zitting bevestigd, dat zij in het bezit is van alle originele documenten. De gemachtigde heeft in de verschillende stadia van de procedure ook aangedrongen op onderzoek naar de documenten. Ter zitting bij de rechtbank is door eiseres verklaard, en door verweerder niet weersproken, dat er bij het eerste gehoor kopieën zijn gemaakt van de voorhanden zijnde originele documenten. De stelling van verweerder in het bestreden besluit dat eiseres alleen kopieën heeft overgelegd, die niet op echtheid kunnen worden onderzocht, mist dan ook feitelijke grondslag en vormt daarom geen goede reden om af te zien van onderzoek naar alle door eiseres ingebrachte documenten.
5.2
Ook de door eiseres overgelegde landeninformatie is naar het oordeel van de rechtbank vooralsnog onvoldoende betrokken in de geloofwaardigheidsbeoordeling. Bij de zienswijze en in beroep heeft eiseres informatie overgelegd over de positie van koptische christenen in Egypte van onder meer Human Rights Watch, Amnesty International, UK Home Office, ACCORD, US Department of State, Christian Solidarity Worldwide, Minority Rights Group International, US Commission on International Religious Freedom. Daarnaast heeft eiseres verschillende krantenartikelen overgelegd (onder meer van de krant Christian Today). In beide type bronnen (zowel de NGO landenrapporten als de krantenberichten) wordt melding gemaakt van frequent en fors geweld jegens koptische christenen en ook van ontvoeringen, gijzelingen, gedwongen bekeringen en gedwongen huwelijken van koptisch christelijke meisjes en vrouwen in Egypte. Het relaas van eiseres past in het beeld dat uit deze landeninformatie naar voren komt.
In de beschikking heeft verweerder over de door eiseres ingeroepen landeninformatie alleen overwogen dat er voor Egypte geen landgebonden asielbeleid is en dat het daarom aan eiseres is om haar vrees individualiseerbaar te onderbouwen. In het verweerschrift is niet ingegaan op de door eiseres in beroep overgelegde landeninformatie over de positie van (vrouwelijke) koptische christenen in Egypte. In het licht van de bovengenoemde bepalingen, jurisprudentie en verweerders werkinstructie 2014/10, waarin in onderdeel 3.2 staat dat de geloofwaardigheidsbeoordeling transparant moet worden uitgevoerd en dat gebruik gemaakt moet worden van objectiveerbare bronnen en kenbaar gemotiveerd moet worden waarbij inzicht wordt gegeven in de weging, acht de rechtbank de reactie van verweerder op de door eiseres ingebrachte landeninformatie onvoldoende gemotiveerd. Uit deze reactie wordt immers niet duidelijk of, en zo ja hoe, de overgelegde landeninformatie een rol heeft gespeeld bij de geloofwaardigheidsbeoordeling.
5.3
De rechtbank volgt verweerder niet in het op de zitting naar voren gebrachte standpunt dat aan de overgelegde aangiftes uit Egypte geen enkele waarde kan worden gehecht omdat de bron van de aangiftes eiseres is en de aangiftes dus niet als steunbewijs kunnen dienen voor de verklaringen van eiseres. Eiseres heeft niet alleen een door haarzelf gedane aangifte bij de politie overgelegd maar ook een aangifte van haar echtgenoot waarin staat dat de echtgenoot eiseres als vermist meldt bij de politie, aldus de toelichting van eiseres bij deze aangifte ter zitting. Daarnaast heeft eiseres nog een verklaring van de politie overgelegd. Deze stukken zijn opgemaakt en afgegeven door de Egyptische politie. Niet valt in te zien waarom aan deze stukken geen waarde gehecht zou kunnen worden wanneer vastgesteld wordt dat deze authentiek zijn. De twee aangiftes zijn blijkens de daarop vermelde data een paar dagen na elkaar gedaan. Eerst heeft de echtgenoot eiseres als vermist opgegeven bij de politie en een paar dagen later doet eiseres zelf aangifte bij de politie van ontvoering en mishandeling. Het is dus niet alleen eiseres zelf die als bron van het bewijs fungeert maar ook nog de echtgenoot van eiseres die al eerder, ten tijde van de gestelde ontvoering en gevangenhouding van eiseres, de politie inschakelt omdat eiseres niet thuis was gekomen en hij haar daarom als vermist opgaf. Gelet op de vrije bewijsleer in het bestuurs(proces)recht en de jurisprudentie van het EHRM (bijvoorbeeld de zaak Hilal tegen het VK uit 2001, nummer 45276/99, overweging 66) kan niet worden volgehouden dat aan verklaringen van familieleden geen bewijskracht kan toekomen omdat familieleden geen objectieve derden zijn.
5.4
De rechtbank oordeelt in het verlengde van het voorgaande dat verweerder ten onrechte de overgelegde medische stukken, waaronder het stuk uit Egypte van een arts die medicatie voorschreef in verband met psychische klachten, de informatie uit het patiënt-dossier en van de GGZ, en het IMMO-rapport, niet in de geloofwaardigheidsbeoordeling heeft betrokken. De rechtbank verwijst hiervoor allereerst opnieuw naar de bepalingen en de jurisprudentie genoemd in overweging 5.1. Ook verwijst de rechtbank naar het arrest van het EHRM in de zaak R.C. tegen Zweden (2010, nr. 41827/07) waarin het EHRM grote waarde heeft toegekend aan medische rapporten ingebracht ter onderbouwing van het asielrelaas. De genoemde medische documenten heeft eiseres ingebracht met als doel aannemelijk te maken dat zij psychische klachten heeft ontwikkeld als gevolg van hetgeen zij in Egypte stelt te hebben meegemaakt en daarmee als steunbewijs voor haar relaas. Anders dan verweerder is de rechtbank van oordeel dat het overgelegde IMMO-rapport in de beoordeling dient te worden meegenomen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) overweegt in de uitspraak van 15 september 2015 [1] als volgt:
“…dat aan het IMMO-rapport slechts waarde kan toekomen indien dat rapport betrekking heeft op een geloofwaardig geacht deel van het asielrelaas, dan wel op een deel van dat relaas dat de vreemdeling overigens heeft gestaafd…”.
De rechtbank is van oordeel dat eiseres de hier met name aan de orde zijnde delen van haar relaas, te weten de belaging op de universiteit, de ontvoering, het geweld en de verkrachting, “overigens heeft gestaafd” met andere documenten (het universiteitspasje en certificaat, de aangiftes, de politieverklaring, en het stuk van de Egyptische arts). De rechtbank ziet in de uitspraak van de Afdeling die hierboven is aangehaald en waarnaar verweerder heeft verwezen dan ook ruimte om aan het IMMO-rapport waarde toe te kennen. Verweerders standpunt dat er geen ruimte is om het IMMO-rapport mee te nemen volgt de rechtbank dan ook niet.
Conclusie
6.1
Uit het voorgaande volgt dat het bestreden besluit is genomen in strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht, 4, tweede lid, van de EU Kwalificatierichtlijn (Richtlijn 2011/95/EU), 10, derde lid, van de EU Procedurerichtlijn (Richtlijn 2013/32/EU) en de corresponderende omzettingsbepalingen in het Voorschrift Vreemdelingen 2000, en tot slot in strijd met verweerders werkinstructie 2014/10, onderdeel 3.2.
Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Verweerder zal een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak, waarbij al het door eiseres ingebrachte bewijs mee wordt genomen bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van het relaas. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van tien weken. De rechtbank geeft verweerder ten behoeve van de nadere besluitvorming nog het volgende handvat mee.
6.2
Nu het IMMO-rapport mee zal moeten worden genomen in de beoordeling van de geloofwaardigheid en een van de conclusies van het IMMO is dat er bij eiseres beperkingen zijn die zeker interfereren met het vermogen om compleet, coherent en consistent te vertellen over het asielrelaas, zal verweerder dienen te bezien of het nader gehoor zoals dat nu is afgenomen wel steeds goed is verlopen en of wel daadwerkelijk kan worden gesproken van tegenstrijdigheden tussen nader gehoor en correcties en aanvullingen of dat eerder sprake is van correcties - in de zin van herstel - van onjuistheden die in het verslag van het nader gehoor zijn geslopen. Verweerder zal dit dienen te beoordelen aan de hand van de conclusies uit het IMMO-rapport, de onderbreking tijdens het nader gehoor en de emotionele staat van eiseres die uit het verslag van het nader gehoor blijkt. Uit het verslag volgt dat eiseres bij het spreken over de verkrachting emotioneel werd en dat het gehoor toen is onderbroken. Wellicht kan nog met de gehoorambtenaar scherper worden gereconstrueerd wat zijn of haar waarnemingen waren ten aanzien van de toestand van eiseres tijdens dit gehoor.
De rechtbank merkt hierbij tot slot nog op dat het advies van de Forensisch Medische Maatschappij Utrecht (FMMU) geen beletsel noemt om eiseres te horen, maar dat in het licht van het uitvoerige IMMO-rapport op basis van uitgebreid onderzoek naar de toestand van eiseres de vraag rijst wat de waarde nu nog is van het summiere FMMU-advies.
6.3
De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.002,-- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 501,-- en een wegingsfactor 1). Als aan eiseres een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.
Beslissing
De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen tien weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 1.002,--.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J.M. Baldinger, rechter, in aanwezigheid van mr. N.R. Peters, griffier
.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 31 mei 2018.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (adres: Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC 's-Gravenhage). De termijn voor het instellen van hoger beroep bedraagt vier weken na verzending van een afschrift van deze uitspraak. Naast de vereisten waaraan het beroepschrift moet voldoen op grond van artikel 6:5 van de Awb (zoals het overleggen van een afschrift van deze uitspraak) dient het beroepschrift ingevolge artikel 85, eerste lid, van de Vw 2000 een of meer grieven te bevatten. Artikel 6:6 van de Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing.