ECLI:NL:RBDHA:2018:7900

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 juli 2018
Publicatiedatum
3 juli 2018
Zaaknummer
09/797092-17
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Botsing tussen vrachtwagen en stilstaande personenauto op de vluchtstrook met zwaar lichamelijk letsel als gevolg

Op 2 juli 2018 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 18 juli 2016 met zijn vrachtwagen op de Rijksweg A20 in botsing kwam met een stilstaande personenauto op de vluchtstrook. De inzittenden van de personenauto, die daar vanwege een ruzie waren gestopt, liepen zwaar lichamelijk letsel op. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit, namelijk het veroorzaken van een verkeersongeval door roekeloos rijgedrag, omdat niet kon worden vastgesteld dat zijn gedrag aanmerkelijke schuld opleverde. De rechtbank oordeelde dat de verdachte onvoldoende aandacht had gehouden voor de verkeerssituatie door tijdens het rijden naar zijn medicijnen te zoeken, wat leidde tot de aanrijding. Dit gedrag werd gekwalificeerd als een overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994. De rechtbank legde een geldboete op van € 500,- en bepaalde dat bij gebreke van betaling hechtenis voor 10 dagen zou worden opgelegd. De rechtbank hield rekening met de ernst van de gevolgen voor de slachtoffers, maar benadrukte dat de strafbaarheid van de verdachte niet kon worden vastgesteld op basis van de gevolgen van het ongeval.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/797092-17
Datum uitspraak: 2 juli 2018
Verstek
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1976 te [gedaagde] (Servië),
thans zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.

1.Het onderzoek ter terechtzitting.

Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen van 1 maart 2018 (
regie) en 18 juni 2018 (
inhoudelijk).
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie, mr. M.A. Fikenscher.

2.De tenlastelegging.

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 18 juli 2016 te [plaats] , als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto (trekker) met een aanhangwagen (oplegger)), daarmede rijdende over de weg, de Rijksweg A20, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, als volgt te handelen:
hij, verdachte, heeft/is:
- onvoldoende aandacht gehouden voor de verkeerssituatie en/of de verkeersveiligheid ter plaatse, immers heeft hij een auto (die stilstond op de vluchtstrook) niet (tijdig) gezien en/of (vervolgens/daarbij)
- ( tijdens het rijden) gezocht naar zijn medicijnen en/of (daarbij) heeft hij, verdachte, (meermalen) het zicht op de weg verloren en/of (vervolgens/daarbij)
- met het door hem bestuurde motorrijtuig tegen die stilstaande auto gebotst,
waardoor de inzittende(n) van die auto (genaamd [1] [slachtoffer 1] en/of [2] [slachtoffer 2] en/of [3] [slachtoffer 3] en/of [4] [slachtoffer 4] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten [1] (twee) gebroken nekwervel(s) en/of (een) hemato(o)m(en) in de hersenen en/of [2] een gebroken nekwervel en/of een gebroken tand en/of een verschoven heup en/of [3] een hersenschudding en/of een gebroken sleutelbeen en/of [4] een hechtwond aan elleboog en/of een hersenschudding en/of een schaafwond en/of een kneuzing aan rug,
of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 18 juli 2016 te [plaats] , als bestuurder van een voertuig (bedrijfsauto (trekker) met een aanhangwagen (oplegger)), daarmede rijdende op de weg, de Rijksweg A20, als volgt heeft gehandeld:
hij, verdachte, heeft/is:
- onvoldoende aandacht gehouden voor de verkeerssituatie en/of de verkeersveiligheid ter plaatse, immers heeft hij een auto (die stilstond op de vluchtstrook) niet (tijdig) gezien en/of (vervolgens/daarbij)
- ( tijdens het rijden) gezocht naar zijn medicijnen en/of (daarbij) heeft hij, verdachte, (meermalen) het zicht op de weg verloren en/of (vervolgens/daarbij)
- met het door hem bestuurde voertuig tegen die stilstaande auto gebotst,
waardoor de inzittende(n) van die auto (genaamd [1] [slachtoffer 1] en/of [2] [slachtoffer 2] en/of [3] [slachtoffer 3] en/of [4] [slachtoffer 4] ) zwaar lichamelijk letsel hebben/heeft bekomen en/of door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

3.Bewijsoverwegingen.

3.1
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde.
3.2
De beoordeling van de tenlastelegging [1] .
Op 18 juli 2016 om 17:04 uur heeft op de A20 een verkeersongeval plaatsgevonden, waarbij een vrachtwagen (met kenteken [kenteken] ) in botsing is gekomen met een personenauto. De personenauto (met kenteken [kenteken] ) met vier inzittenden stond ter hoogte van hectometerpaal 15,9 stil op de vluchtstrook. De vrachtwagen – een trekker met oplegger – is met zijn rechterflank op de vluchtstrook terecht gekomen, waardoor hij op de stilstaande auto is gebotst. Door de botsing is de auto tegen de vangrail gereden en vervolgens weer op de vluchtstrook verder gereden. Drie van de vier inzittenden hebben door de klap zwaar lichamelijk letsel opgelopen. [2]
De Verkeersongevallenanalyse (hierna: VOA) heeft uitgewezen dat het ongeval heeft plaatsgevonden op de Rijksweg A20 Rechts ter hoogte van hectometerpaal 15,9. Dit gedeelte van de A20 bevindt zich in [plaats] . De auto stond ten tijde van het ongeval met de linkerkant ongeveer 50 centimeter rechts naast de kantlijn op de vluchtstrook. De vrachtwagen heeft zich met de rechterkant ongeveer 1,17 meter over de kantlijn op de vluchtstrook bevonden. Nabij hectometerpaal 15,9 is de rechter voorkant van de vrachtwagen vervolgens in botsing gekomen met de linker achterkant van de auto. De auto is met de linker achterkant op het wegdruk gedrukt om vervolgens naar rechts weggeslagen te worden in de richting van de vangrail. Vanuit de vangrail is de roterende auto vervolgens gebotst met de rechterkant van de inmiddels passerende vrachtwagen. De auto is na 44 meter tot stilstand gekomen op de vluchtstrook. [3]
De politie is ter plaatse gekomen en heeft de chauffeur van de vrachtwagen aangehouden. De chauffeur bleek te zijn genaamd [verdachte] (hierna: verdachte). Verdachte heeft verklaard dat hij met ongeveer 80 à 83 km/uur over de snelweg reed. Verdachte had last van zijn maag en wilde naar een parkeerplaats rijden om zijn medicijnen te pakken. Hij bedacht zich echter en deed dit onder het rijden. Hij zocht naar zijn medicijnen die op de plek van de asbak lagen. Dat is in het midden van het dashboard. Verdachte kon de medicijnen niet meteen vinden en moest wat zoeken omdat de medicijnen tussen wat andere spulletjes lagen. Verdachte deed dit onder het rijden en keek wisselend naar de weg en dan weer naar zijn medicijnen. Verdachte heeft verklaard dat toen hij weer voor zich keek daar ineens een auto stond. Het ging erg snel, binnen een paar seconden. Verdachte kwam over de witte lijn en raakte de auto. Hij heeft nog geprobeerd om de auto te ontwijken en heeft geremd maar kon een aanrijding niet meer voorkomen. Verdachte raakte met de rechter voorkant van de vrachtwagen de linker achterkant van de auto. Verdachte is direct op de vluchtstrook gestopt om nog meer aanrijdingen te voorkomen en om eerste hulp te verlenen. De vrachtwagen was technisch in orde en was een week daarvoor nog gekeurd in Polen. [4]
Getuige [getuige] , die ten tijde van het ongeval achter de vrachtwagen van verdachte reed, heeft verklaard dat zij zag dat de vrachtwagen een stuurbeweging naar rechts maakte, waarna deze tegen een op de vluchtstrook stilstaande auto reed. Zij heeft daaraan toegevoegd dat het niet zo was dat de vrachtwagen in de bocht rechtdoor reed, maar dat deze echt naar rechts reed over de vluchtstrook. Als gevolg van het ongeval moest de getuige met haar auto om de groene auto heen rijden en heeft zij hevig geremd. [5]
In de auto zaten vier personen. De bestuurder, [slachtoffer 1] , heeft verklaard dat hij de auto op de vluchtstrook tot stilstand had gebracht vanwege een ruzie met een medepassagier en dat zij plotseling van achteren werden aangereden. [slachtoffer 1] heeft twee nekwervels gebroken waaraan hij is geopereerd. Zijn nek en rug zijn vastgezet met schroeven en platen. Ook had [slachtoffer 1] een hematoom in zijn hersenen, tintelingen in zijn handen, een doof gevoel in zijn armen en is zijn zicht minder geworden. Hij ziet vaak dubbel of wazig. Dit is een gevolg van het hematoom in de hersenen. [6]
[slachtoffer 2] zat links achterin de auto, achter [slachtoffer 1] . Hij had ruzie met [slachtoffer 1] , die de auto stil had gezet op de vluchtstrook. Ook [slachtoffer 2] heeft een gebroken nekwervel waarbij een metalen plaat en schroeven zijn geplaatst. Hij heeft daarnaast geen gevoel in zijn benen en armen. Aan zijn rechterhand heeft hij last van spastische bewegingen; de hand blijft gesloten als een vuist en kan niet openen. Misschien moet hij hier nog aan geopereerd worden. Ook heeft [slachtoffer 2] een verschoven heup. Het is niet bekend of hij volledig zal herstellen. [7]
Naast [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] zaten ook [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] in de auto. [slachtoffer 3] zat als passagier rechts voorin de auto en zij heeft verklaard dat zij op de betreffende dag over de A20 richting Rotterdam naar huis reden. Nadat [slachtoffer 1] de auto op de vluchtstrook had geparkeerd vanwege de ruzie, voelde zij dat zij werden aangereden. Daarna kan zij zich niets meer herinneren en is zij wakker geworden in het ziekenhuis. [slachtoffer 3] heeft een hersenschudding opgelopen bij het ongeval. De eerste maand na het ongeluk kon zij zich niet bewegen en heeft zij slecht geslapen. Ook had zij een gebroken sleutelbeen, waaraan zij is geopereerd. Daarnaast heeft zij sinds het ongeluk problemen met haar evenwichtsorgaan, zij wordt dan duizelig. Sinds de aanrijding heeft zij ook veel last van pijn aan haar linkerschouder en linkerarm. [8] [slachtoffer 4] heeft aan de aanrijding een wond aan de rechter ellenboog en een schaafwond aan de linkerknie overgehouden. [9]
De rechtbank concludeert op basis van het bovenstaande dat verdachte in zijn vrachtwagen over de A20 reed en tijdens het rijden naar zijn medicijnen heeft gezocht. De vrachtwagen heeft een beweging naar rechts gemaakt waardoor deze met de rechterzijde op de vluchtstrook terechtkwam en is vervolgens tegen de op de vluchtstrook stilstaande auto, die verdachte niet (tijdig) had gezien, aan gebotst. [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] hebben daarbij zwaar lichamelijk letsel opgelopen.
Feit 1 primair – Artikel 6 WVW 1994
Voor een bewezenverklaring van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 is vereist dat vast komt te staan dat een verdachte zich zodanig heeft gedragen in het verkeer dat een aan zijn schuld te wijten ongeval heeft plaatsgevonden. Of er sprake is van schuld hangt af van het geheel van gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag kan worden afgeleid dat sprake is van schuld. Ook een tijdelijke onoplettendheid in het verkeer hoeft nog geen schuld op te leveren. Concreet betekent dit, dat hoe erg de gevolgen van een ongeluk ook zijn, daaruit niet automatisch volgt dat de bestuurder strafrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Van schuld in de zin van artikel 6 is pas sprake in het geval van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Om een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid vast te stellen, dient de rechtbank te kijken naar alle vaststaande feiten en omstandigheden van het geval, binnen de grenzen van de tenlastelegging.
De rechtbank merkt op dat de tenlastelegging niet vermeldt dat de vrachtwagen van verdachte een (stuur)beweging naar rechts heeft gemaakt, waardoor deze op de vluchtstrook terecht is gekomen, zodat dit niet kan worden betrokken bij de vraag of sprake is van schuld aan het ongeval in de zin van artikel 6 WVW. Binnen de grenzen van de tenlastelegging kan de rechtbank slechts vaststellen dat verdachte onvoldoende aandacht heeft gehouden voor de verkeerssituatie, immers heeft hij een auto die stilstond op de vluchtstrook niet tijdig gezien, dat hij heeft gezocht naar zijn medicijnen en daarbij het zicht op de weg heeft verloren en dat hij vervolgens in botsing is gekomen met de auto op de vluchtstrook. Dit kan niet tot een bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde leiden. Niet alleen levert de bewezenverklaarde gedraging niet meer op dan een tijdelijke onoplettendheid, die op zichzelf beschouwd onvoldoende is om een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid aan te moeten te nemen, bovendien valt uit het dossier af te leiden dat het niet zozeer de tijdelijke onoplettendheid van verdachte, maar juist de - niet ten laste gelegde - (stuur)beweging naar rechts is geweest, waardoor het ongeval feitelijk is veroorzaakt. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het primair ten laste gelegde feit.
Feit 1 subsidiair – Artikel 5 WVW 1994
De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich wel schuldig heeft gemaakt aan overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet. Verdachte heeft immers, terwijl hij reed, gezocht naar zijn medicijnen, waardoor hij zijn ogen niet op de weg had gericht en daarmee onvoldoende aandacht heeft gehouden voor de verkeerssituatie. Verdachte is vervolgens tegen een op de vluchtstrook stilstaande personenauto gebotst. Uit de genoemde bewijsmiddelen valt op te maken dat daardoor gevaar op de weg is veroorzaakt en het verkeer op de weg is gehinderd. De rechtbank acht het subsidiair ten laste gelegde feit dan ook wettig en overtuigend bewezen.
3.3
De bewezenverklaring.
De rechtbank verklaart bewezen dat:
hij op 18 juli 2016 te [plaats] , als bestuurder van een voertuig, te weten een bedrijfsauto (trekker) met een aanhangwagen (oplegger), daarmede rijdende op de weg, de Rijksweg A20, als volgt heeft gehandeld:
hij, verdachte:
- heeft onvoldoende aandacht gehouden voor de verkeerssituatie en de verkeersveiligheid ter plaatse, immers heeft hij een auto die stilstond op de vluchtstrook niet tijdig gezien en heeft daarbij
- tijdens het rijden gezocht naar zijn medicijnen en daarbij heeft hij, verdachte, meermalen het zicht op de weg verloren en is vervolgens
- met het door hem bestuurde voertuig tegen die stilstaande auto gebotst,
waardoor de inzittenden van die auto, genaamd [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] (zwaar) lichamelijk letsel hebben bekomen en door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt en het verkeer op die weg werd gehinderd.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde.

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van verdachte.

Verdachte is eveneens strafbaar omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging.

6.1
De vordering van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 80 (tachtig) dagen, alsmede een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen (OBM) voor de duur van 1 (één) jaar.
6.2
Het oordeel van de rechtbank.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Verdachte heeft, toen hij als bestuurder van een vrachtwagen met oplegger op de snelweg reed, gezocht naar zijn medicijnen. Hierdoor had hij zijn ogen niet op de weg gericht en heeft hij onvoldoende aandacht gehouden voor de verkeerssituatie. Verdachte is vervolgens tegen een op de vluchtstrook stilstaande personenauto gebotst. Verdachte heeft met zijn handelen gevaar op de weg veroorzaakt en het verkeer gehinderd. Dit betreft een ernstige verkeersovertreding.
De rechtbank is zich uiteraard bewust van het feit dat het ongeval ingrijpende gevolgen heeft gehad voor de slachtoffers, die aan het ongeval (ernstig) letsel hebben overgehouden. Gelet echter op de aard van het bewezenverklaarde feit, dat ziet op gevaarzetting (een overtreding) en niet op strafbare schuld aan het desbetreffende ongeval (een misdrijf), moeten deze gevolgen bij de bepaling van de op te leggen straf buiten beschouwing worden gelaten.
De rechtbank houdt rekening met het feit dat verdachte blijkens een uittreksel Justitiële Documentatie van 6 februari 2018 - in Nederland - niet eerder met justitie in aanraking is gekomen.
De rechtbank zal aan verdachte, gelet op de vrijspraak van het primair ten laste gelegde, een aanzienlijk lagere straf opleggen dan door de officier van justitie geëist en zal aan verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf en ontzegging van de rijbevoegdheid opleggen. De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmodaliteit en de hoogte van de straf aansluiting gezocht bij straffen die in soortgelijke gevallen worden opgelegd voor overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet. De rechtbank zal aan verdachte een geldboete opleggen.

7.De toepasselijke wetsartikelen.

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 23 en 24c van het Wetboek van Strafrecht;
- 5 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing.

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het bij dagvaarding subsidiair tenlastegelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.3 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994
verklaart het bewezenverklaarde en verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte tot:
een geldboete van
€ 500,-- (VIJFHONDERD EURO);
bepaalt dat de geldboete bij gebreke van betaling en verhaal zal worden vervangen
door hechtenis voor de tijd van 10 (TIEN) dagen;
indien verdachte hoger beroep instelt tegen dit vonnis, is het verlofstelsel als bedoeld in artikel 410a van het Wetboek van Strafvordering van toepassing.
Dit vonnis is gewezen door
mr. K.C.J. Vriend, voorzitter,
mr. M.A.J. van de Kar, rechter,
mr. Y.C. Bours, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.C. Bruins en mr. A.P Hendriks, griffiers,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 2 juli 2018.
mr. K.C.J. Vriend is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2016200820, van de politie eenheid Den Haag, Dienst Regionale Operationele Samenwerking, met bijlagen (doorgenummerd p. 1 t/m 77).
2.Proces-verbaal aanrijding misdrijf, p. 1.
3.Proces-verbaal VOA, p. 9 – 11.
4.Proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] , p. 36.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 72.
6.Proces-verbaal verhoor betrokkene [slachtoffer 1] , p. 43.
7.Proces-verbaal verhoor betrokkene [slachtoffer 2] , p. 47 en een geschrift, te weten een Medische verklaring betreffende [slachtoffer 2] d.d. 8 februari 2017, opgesteld door [naam] , SEH-arts, p. 51.
8.Proces-verbaal verhoor betrokkene [slachtoffer 3] , p. 54 en een geschrift, te weten een Aanvraagformulier medische informatie, d.d. 20 januari 2017, p. 57.
9.Proces-verbaal verhoor betrokkene [slachtoffer 4] , p. 62.