ECLI:NL:RBDHA:2018:7899

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 juli 2018
Publicatiedatum
3 juli 2018
Zaaknummer
09/807063-16
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meerdere woninginbraken en pogingen daartoe met strafoplegging

Op 2 juli 2018 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere (pogingen tot) woninginbraken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan zeven woninginbraken en één poging daartoe, waarbij hij in vereniging met anderen handelde. De feiten vonden plaats in de periode van 2011 tot 2016 in Den Haag. De verdachte werd op heterdaad betrapt toen hij over een hek sprong en schroevendraaiers weggooide, die later in verband werden gebracht met een woninginbraak. Tijdens de rechtszittingen zijn verschillende getuigen gehoord, waaronder slachtoffers van de inbraken, en zijn er tapgesprekken gepresenteerd die de betrokkenheid van de verdachte bij de inbraken aantonen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, door het verstrekken van gereedschap aan mededaders en het op de uitkijk staan, medeplichtig was aan de gepleegde inbraken. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uur. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, waarbij de rechtbank de vorderingen van sommige slachtoffers gedeeltelijk heeft toegewezen en andere heeft afgewezen. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en zijn eerdere strafblad.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 09/807063-16
Datum uitspraak: 2 juli 2018
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1991 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres verdachte] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting.

Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen van 22 februari 2018
(pro forma)en 18 juni 2018
(inhoudelijk).
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie, mr. M.A. Fikenscher, en van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. A.B.M. Nohl, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging.

Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting - ten laste gelegd dat:
1. Zaak 2.1.)
hij op
één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 07 januari 2016 tot en met 09 januari 2016te ’s-Gravenhage tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning ( [adres] ) weg te nemen goederen en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen en/of geld onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, doordat hij en/of zijn mededaders een voorwerp tussen de sluitna(a)d(en) van het/de ra(a)m(en) heeft/hebben gestoken en/of het/de ra(a)m(en) heeft/hebben geopend, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
één of meer onbekend gebleven personen op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 07 januari 2016 tot en met 09 januari 2016 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen ter uitvoering van het voor hem/hen voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning gelegen aan [adres] , goederen en/of geld weg te nemen in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan die één of meer onbekende gebleven personen, en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen en/of geld onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, doordat die één of meer onbekend gebleven personen een voorwerp tussen de sluitna(a)d(en) van het/de ra(a)m(en) heeft/hebben gestoken en/of het/de ra(a)m(en) heeft/hebben geopend, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 januari 2016 tot en met 09 januari 2016 te Wateringen en/of ’s Gravenhage, althans in Nederland, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door één of meer schroevendraaiers aan te schaffen en/of die schroevendraaiers ter beschikking te stellen aan die één of meer onbekend gebleven personen en/of welke schroevendraaiers door die één of meer onbekende gebleven personen is/zijn gebruikt bij het plegen van vorengenoemde poging woninginbraak en/of welke schroevendraaiers verdachte, na vorengenoemde poging woninginbraak, op een afgesproken locatie heeft opgehaald;
2. ( Zaak 2.2.)
hij op of omstreeks 27 februari 2016 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen uit een woning ( [adres] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), zulks na zich de toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen een bril en/of sieraden en/of contante geldbedragen en/of een paspoort en/of parfum onder zijn/hun bereik te hebben gebracht door braak, verbreking en/of inklimming, te weten door een raam te verbreken/forceren;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of één of meer onbekend gebleven personen op of omstreeks 27 februari 2016 te 's-Gravenhage met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning gelegen aan [adres] , heeft/hebben weggenomen: sieraden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of één of meer onbekende gebleven personen zulks na zich de toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen een bril en/of sieraden en/of contante geldbedragen en/of een paspoort en/of parfum onder zijn/hun bereik te hebben gebracht door braak, verbreking en/of inklimming, te weten door een raam te verbreken/forceren, tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 27 februari 2016 te ’s Gravenhage opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door ten behoeve van die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of één of meer onbekend gebleven personen op de uitkijk te staan in de buurt van voornoemde woning;
3. ( Zaak 2.5.)
hij op een tijdstip in of omstreeks de periode van 20 juli 2016 tot en met 9 augustus 2016 te ’s-Gravenhage tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning ( [adres] ) weg te nemen goederen en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen en/of geld onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, doordat hij en/of zijn mededaders heeft/hebben geprobeerd het cilinderslot te verwijderen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
één of meer onbekend gebleven personen op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 20 juli 2016 tot en met 09 augustus 2016 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen ter uitvoering van het voor hem/hen voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning gelegen aan [adres] , goederen en/of geld weg te nemen in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] , in
elk geval aan een ander of anderen dan aan die één of meer onbekende gebleven personen, en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen en/of geld onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, doordat die één of meer onbekend gebleven personen hebben geprobeerd het cilinderslot te verwijderen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 20 juli 2016 tot en met 09 augustus 2016 te ’s Gravenhage, althans in Nederland, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door die één of meer onbekend gebleven personen naar voornoemde woning te brengen;
4. ( Zaak 2.7.)
hij op of omstreeks 03 mei 2011 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning ( [adres] ) heeft weggenomen sieraden
en/of televisie en/of een videocamcorder en/of een geldbedrag en/of een sleutel en/of een horloges en/of een telefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik te hebben gebracht door braak, verbreking en/of inklimming, te weten door de schuifpui te verbreken en/of forceren;
5. ( Zaak 2.8.)
hij op of omstreeks 18 januari 2013 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning ( [adres] ) heeft weggenomen sieraden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik te hebben gebracht door braak, verbreking en/of inklimming, te weten door het penslot te verwijderen
en/of door tegen de deur te trappen/schoppen waardoor de deur is opengebroken;
6. ( Zaak 2.9.)
hij op of omstreeks 27 oktober 2013 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit uit een woning ( [adres] ) heeft weggenomen sieraden en/of tassen en/of een geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 6] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik te hebben gebracht door braak, verbreking en/of inklimming, te weten door een raam te forceren en/of verbreken;
7. ( Zaak 2.10)
hij in of omstreeks 11 maart 2014 tot en met 12 maart 2014 te ’s-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning ( [adres] ) heeft weggenomen een pc en/of een fototoestel en/of een videocamera en/of sieraden en/of een geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 7] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik te hebben gebracht door braak, verbreking en/of inklimming, te weten door een steen door een ruit te gooien;
8. ( Zaak 2.11)
hij op of omstreeks 02 november 2013 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning ( [adres] ) heeft weggenomen sieraden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 8] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik te hebben gebracht door braak, verbreking en/of inklimming, te weten door de balkondeur te forceren;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
één of meer onbekend gebleven personen op of omstreeks 2 november 2013 te 's-Gravenhage met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning gelegen aan [adres] , heeft/hebben weggenomen: sieraden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 8] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan die één of meer onbekende gebleven personen zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik te hebben gebracht door braak, verbreking en/of inklimming, te weten door de balkondeur te forceren, tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 2 november 2013 te ’s Gravenhage opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door ten behoeve van die één of meer onbekend gebleven personen op de uitkijk te staan in de buurt van voornoemde woning en/of hen te waarschuwen als de politie zou komen

3.Bewijsoverwegingen.

3.1
Inleiding.
[verdachte] (hierna: verdachte) is bij de politie in beeld gekomen toen verbalisanten hem over een hek zagen springen en hij, toen hij werd gecontroleerd, op de vlucht sloeg, waarbij het leek alsof hij tijdens de vlucht iets weg gooide. Dit bleken later twee schroevendraaiers te zijn, die in verband konden worden gebracht met een woninginbraak aan [adres] te Den Haag (feit 1). Tijdens zijn verhoor heeft verdachte aangegeven schoon schip te willen maken, waarna hij met een van de verbalisanten een rondje door de buurt is gaan rijden om aan te wijzen in welke woningen hij had ingebroken.
Verdachte wordt nu kort gezegd verweten dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan zes woninginbraken (feit 2, 4, 5, 6, 7 en 8), alsmede twee pogingen daartoe (feit 1 en 3). De betrokkenheid van verdachte is voor de feiten 4, 5, 6, en 7 ten laste gelegd als medeplegen en voor feit 1, 2, 3, en 8 primair als medeplegen en subsidiair als medeplichtigheid hieraan.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de volgende feiten:
  • feit 1 subsidiair: medeplichtigheid;
  • feit 2 primair: medeplegen;
  • feit 3 primair: medeplegen;
  • feit 4: medeplegen;
  • feit 5: medeplegen;
  • feit 6: medeplegen;
  • feit 7: medeplegen;
  • feit 8 subsidiair: medeplichtigheid.
3.3
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouw heeft zich, zoals verwoord in haar pleitnota, ten aanzien van de feiten 1, 2, 3 en 8 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met dien verstande dat zij heeft bepleit dat daarbij steeds slechts sprake is geweest van medeplichtigheid. Met betrekking tot feit 4 heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat medeplegen bewezen kan worden, maar dat niet bewezen kan worden dat verdachte (behalve de sieraden en de tv) ook andere goederen heeft weggenomen. Ten aanzien van de feiten 5, 6 en 7 heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
Vrijspraak feit 3 – [adres]
De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring van het onder feit 3 ten laste gelegde te komen.
Verdachte heeft ten aanzien van dit feit verklaard dat hij het benodigde gereedschap heeft geleverd aan de daders van de inbraak en dat hij ook heeft gekeken of dit gereedschap paste, waarna hij vervolgens op de uitkijk heeft gestaan. Naar het oordeel van de rechtbank kan op grond van deze handelingen niet worden geconcludeerd dat verdachte op een dusdanig nauwe en bewuste wijze heeft samengewerkt met de daders van de inbraak dat sprake is geweest van medeplegen. Niet is gebleken van andere handelingen die tot een ander oordeel zouden moeten leiden. Ten aanzien van de subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid is de rechtbank van oordeel dat op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet kan worden bewezen dat verdachte ‘één of meer onbekend gebleven personen naar de woning heeft gebracht’. Nu geen andere uitvoeringshandelingen zijn opgenomen in de tenlastelegging, ook niet de hiervoor vermelde door verdachte genoemde handelingen, zal de rechtbank verdachte ook voor het subsidiair ten laste gelegde vrijspreken.
Feit 1 – [adres]
[slachtoffer 1] heeft aangifte gedaan van inbraak in zijn woning aan [adres] te Den Haag. Op 7 januari 2016 rond 14:00 uur heeft aangever zijn woning verlaten. Op 10 januari 2016 kwam aangever thuis en constateerde dat zijn keukenraam openstond en de afwas op de grond lag. Het keukenraam was middels twee raambomen vergrendeld geweest. [2] Er zijn geen goederen uit de woning weggenomen. [3]
Verdachte heeft verklaard dat hij schroevendraaiers heeft gekocht en deze aan twee of drie anderen heeft gegeven, waarbij verdachte wist dat ze ergens zouden gaan inbreken. Die anderen hebben vervolgens met behulp van deze schroevendraaiers geprobeerd in te breken in de woning aan [adres] in Den Haag. [4] Verdachte heeft voorts verklaard vooraf afgesproken te hebben waar hij de schroevendraaiers die dag weer zou ophalen. Hij heeft de schroevendraaiers op 9 januari 2016 in de binnentuin tussen de flats aan de [locatie] en [locatie] opgehaald. [5] Verdachte is op 9 januari 2016 door de politie gesignaleerd toen hij over een hek sprong en vervolgens bij een controle wegrende. Tijdens het wegrennen zag de politie verdachte een weggooibeweging maken ter hoogte van de [locatie] . Dit komt overeen met de verklaring van de bewoner van [locatie] , die heeft verklaard dat hij op 9 januari 2016 om 19:45 uur een harde klap tegen zijn achterdeur hoorde. Toen hij ging kijken vond hij twee schroevendraaiers. [6] Sporenonderzoek heeft uitgewezen dat de betreffende schroevendraaiers zijn gebruikt bij de inbraak in de woning aan [adres] te Den Haag. [7]
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte door het aanschaffen van de schroevendraaiers, deze vervolgens ter beschikking te stellen aan personen waarvan hij wist dat ze zouden gaan inbreken, en het vervolgens weer op een afgesproken locatie ophalen van de schroevendraaiers, de poging woninginbraak heeft bevorderd en vergemakkelijkt. Deze bijdrage door verdachte is te kwalificeren als medeplichtigheid. De rechtbank acht het subsidiair ten laste gelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2 – [adres]
[slachtoffer 2] heeft aangifte gedaan van een inbraak in de woning aan de [adres] . Op 27 februari 2016 rond 19:15 uur heeft aangeefster haar woning verlaten en deze deugdelijk afgesloten middels het nachtslot. Aangeefster werd gebeld door haar buurvrouw dat er in haar woning was ingebroken. Bij binnenkomst constateerde aangeefster dat het raam op een van de slaapkamers op de eerste etage aan de achterzijde open stond en dat dit raam geforceerd was. Aangeefster zag dat de slaapkamers op de eerste etage en op de zolder overhoop waren gehaald en dat met name de kasten, de lades en de sieradendoosjes waren doorzocht. [8] Uit de woning zijn sieraden, een bril, een paspoort, parfum en contant geld meegenomen. [9]
Verdachte heeft verklaard dat er een tip was gekomen dat in de woning aan de [adres] een kluis met contant geld zou zijn en dat ze met zijn drieën richting de woning zijn gelopen. Verdachte bleef op de uitkijk staan in een steeg nabij de woning en hij heeft de mededaders een aantal keer gewaarschuwd door middel van een schreeuw. [10] Verdachte had die avond zijn auto bij zich. [11]
Er bevinden zich tapgesprekken in het dossier. [12] Uit deze tapgesprekken is gebleken dat verdachte op 27 februari 2016 vanaf ongeveer 18.00 uur veelvuldig telefonisch contact heeft gehad. [13] Zo heeft verdachte om 18:02 uur een telefoongesprek gevoerd met [naam 1] , waarin hij hem vraagt of hij “de stokken” bij zich heeft. [14] Verdachte heeft ter zitting verklaard dat “stokkies” gereedschap betekent. [15] Om 19:52 uur heeft verdachte een telefoongesprek gevoerd met [naam 2] , waarin hij vraagt of die ander “dat blauwe ding” kan regelen. [16] Op dezelfde datum om 21:21 uur heeft verdachte een telefoongesprek gevoerd met een persoon waarin hij zegt dat hij even snel “een pakkie” (fonetisch) gaat zetten. [17]
De rechtbank stelt vast dat uit het voorgaande blijkt dat verdachte een actieve en ook regisserende rol heeft gehad bij deze inbraak. Zo is hij volgens zijn eigen verklaring betrokken geweest bij de selectie van het pand aan de [adres] vanwege de tip van het contante geld aldaar. Uit de tapgesprekken van de avond van de inbraak blijkt dat verdachte een sturende rol heeft gehad ten aanzien van de voorbereiding. Vervolgens is hij met de andere personen richting de woning gelopen en op korte afstand blijven staan. Hij heeft een aantal keer gewaarschuwd en stond klaar met de vluchtauto. De rechtbank is van oordeel dat de rol van verdachte bij deze inbraak van dusdanig wezenlijk belang is geweest dat er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn mededaders, en aldus van medeplegen. Daarbij acht de rechtbank op grond van de genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat de goederen zoals ten laste gelegd bij deze inbraak zijn weggenomen. Het voorgaande leidt ertoe dat de rechtbank het primair ten laste gelegde bewezen zal verklaren.
Feit 4 – [adres]
[slachtoffer 4] heeft aangifte gedaan van inbraak in haar woning aan de [adres] . Op 3 mei 2011 rond 12:00 uur heeft aangeefster haar woning verlaten en deze deugdelijk afgesloten. Om 18:00 uur diezelfde dag kwam aangeefster thuis. Zij kreeg haar voordeur niet open. De voordeur was kennelijk (de rechtbank begrijpt: door iemand anders dan de bewoonster) via de achterzijde van de voordeur door middel van de knip op slot gedaan. Toen de politie ter plaatse kwam, bleek dat de schuifpui aan de achterzijde van de woning was opengebroken. Aangeefster zag later dat de schuifpui vermoedelijk met een schroevendraaier of een breekijzer was opengebroken. [18] Drie slaapkamers van de woning waren overhoop gehaald en met name de computertafel met opbergruimte, een nachtkastje en de kasten waren doorzocht. [19] Er zijn sieraden, horloges, een tv, een videocamrecorder, een reservesleutel van een bestelbus, een telefoon en contant geld gestolen. [20]
Verdachte heeft het huis aan de [adres] aangewezen als een van de locaties waar hij een woninginbraak heeft gepleegd. Verdachte heeft verklaard dat hij de inbraak met een of meer anderen heeft gepleegd en dat hij zelf met grof geweld, waarschijnlijk met behulp van een koevoet, de schuifdeur heeft geopend en zich daardoor toegang tot de woning heeft verschaft, waarna hij de andere personen heeft geroepen. Verdachte heeft voorts verklaard sieraden en een tv uit de woning te hebben meegenomen. [21]
Door de verdediging is aangevoerd dat partiële vrijspraak dient te volgen voor het wegnemen van de horloges, de videocamrecorder, het contante geldbedrag, de sleutel en de telefoon omdat uit het dossier niet zou blijken dat er meer is weggenomen dan door verdachte is verklaard. De rechtbank verwerpt dit verweer, nu zij in hetgeen de verdediging heeft aangevoerd onvoldoende aanleiding ziet om twijfelen aan de inhoud van de aangifte.
Gelet op het bovengenoemde, in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de goederen zoals ten laste gelegd heeft weg genomen uit de woning aan de [adres] en dat verdachte de woning is binnengekomen door middel van het forceren van de schuifpui. De rechtbank acht, gelet op de verklaring van verdachte, eveneens wettig en overtuigend bewezen dat sprake is van medeplegen.
Feit 5 – [adres]
[slachtoffer 9] heeft aangifte gedaan van een inbraak in zijn woning aan de [adres] te Den Haag. Op 18 januari 2013 rond 12:00 uur heeft aangever zijn woning verlaten en deze deugdelijk afgesloten door middel van een nachtslot en een penslot. Diezelfde dag rond 17:00 uur kwam aangever thuis en constateerde dat er was ingebroken. De voordeur van de woning was opengebroken. Hij zag dat de woonkamer en de slaapkamer overhoop waren gehaald. Uit een nachtkastje zijn sieraden weggenomen. [22]
De politie heeft de woning onderzocht. Daarbij is geconstateerd dat op de voordeur aan de bovenzijde een houten plank bevestigd was en dat het houtwerk daaronder ontbrak. Dit was ter hoogte van het penslot. Het houtwerk lag in de woning op de vloer en het penslot zat niet meer in de voordeur. [23]
Verdachte heeft verklaard een woninginbraak te hebben gepleegd aan de [adres] . De woning was van een Surinaamse man en verdachte heeft gouden ringen ter waarde van € 1000,-- meegenomen. [24] Verdachte heeft verklaard dat hij de inbraak met een of twee andere personen heeft gepleegd en dat hij aangever buiten had zien lopen en daarom wist dat hij niet thuis was. Verdachte heeft de voordeur ingetrapt. De sieraden heeft hij verkocht aan een juwelier. [25]
Door de verdediging is aangevoerd dat niet kan worden uitgesloten dat verdachte deze woninginbraak niet heeft gepleegd omdat uit het dossier blijkt verdachte een andere woning aan de [adres] zou hebben aangewezen. De rechtbank stelt vast dat verdachte heeft verklaard te hebben ingebroken in een woning aan de [adres] in 2013 en uit zijn verklaringen blijkt dat hij beschikt over specifieke daderkennis, zoals over de persoon van aangever. Zijn verklaring past ook op de overige onderdelen bij de aangifte en de bevindingen in het dossier. Dat er door verdachte tijdens het rondrijden - ook - andere woningen aan de [adres] zouden zijn aangewezen, doet aan dit alles niet af.
Gelet op het bovengenoemde, in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de goederen zoals ten laste gelegd heeft weg genomen uit de woning aan de [adres] en dat sprake is van diefstal met braak nu het penslot is verwijderd en verdachte tegen de deur heeft getrapt. Gelet op de verklaring van verdachte dat hij het feit met nog één of twee andere personen heeft gepleegd acht de rechtbank ook het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
Feit 6 – [adres]
[slachtoffer 6] heeft aangifte gedaan van een inbraak in de woning aan de [adres] te Den Haag. Op 27 oktober 2013 rond 16:30 uur heeft de zoon van aangeefster de woning als laatste verlaten en de woning deugdelijk afgesloten. Op 27 oktober 2013 rond 20:20 uur kwam aangeefster de woning binnen en constateerde dat er was ingebroken. Zij zag dat de slaapkamers op de eerste en tweede verdieping van de woning overhoop waren gehaald en dat met name de kledingkasten en de lades waren doorzocht. [26] Later bleek dat de toegang tot het huis was verschaft via de achterzijde van de woning. [27] Uit de woning zijn onder andere sieraden, tassen en contant geld weggenomen. [28]
Verdachte heeft het huizenblok gelegen aan de [locatie] aangewezen als een van de locaties waar hij een woninginbraak heeft gepleegd. [29] Hij heeft verklaard zich niet veel te herinneren omdat het enige tijd geleden is, maar verdachte wist zich nog wel te herinneren dat de woninginbraak in 2013 heeft plaatsgevonden, dat hij via de achterdeur naar binnen is gegaan en dat hij een geldbedrag en sieraden uit de slaapkamer heeft meegenomen. Verdachte heeft ook verklaard dat er een ander op de uitkijk heeft gestaan en dat deze persoon kort binnen is geweest. [30]
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van verdachte zoals hiervoor weergegeven past bij de aangifte en de overige bevindingen in het dossier en acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de in de tenlastelegging genoemde goederen heeft weggenomen en dat hij dit samen met een ander heeft gedaan. De rechtbank zal verdachte echter vrijspreken van de braak danwel de verbreking, nu niet kan worden bewezen dat sprake is van het forceren en/of verbreken van een raam, zoals ten laste is gelegd.
Feit 7 – woninginbraak [adres]
[slachtoffer 7] heeft aangifte gedaan van een inbraak in zijn woning aan de [adres] in Den Haag. De aangever heeft op 11 maart 2014 rond 18:30 uur de woning verlaten en op 12 maart 2014 rond 02:15 uur kwam aangever weer thuis. Toen hij de woning binnenkwam, constateerde hij dat er was ingebroken. Hij zag dat de hal, de woonkamer en de slaapkamer waren doorzocht en overhoop gehaald. [31] Er was een steen door een raam aan de zijkant van de woning gegooid. [32] Uit de woning zijn onder andere sieraden, een pc, een fototoestel, een videocamera en contant geld weggenomen. [33]
Uit onderzoek van de politie is gebleken dat de toegang tot het huis inderdaad was verschaft via de linkerzijde van de woning middels het ingooien van het draairaam van de woonkamer met een grote baksteen. Deze baksteen is ook in de woning aangetroffen. Door het gat in de ruit zijn de hendels van het raam ontgrendeld, waardoor de inklimming heeft kunnen plaatsvinden. [34]
Verdachte heeft het huis aan de [adres] aangewezen als een van de locaties waar hij heeft ingebroken. [35] Verdachte heeft verklaard dat hij met een steen een ruit in de woonkamer heeft ingegooid. In de woonkamer zag hij een bureautje staan met daarop sieraden waarvan hij een “handje” heeft meegenomen. Verdachte heeft verklaard dat hij de inbraak met nog twee andere personen heeft gepleegd en dat één van deze personen ook in de woning is geweest. [36]
Door de verdediging is aangevoerd dat niet kan worden uitgesloten dat verdachte deze woninginbraak niet heeft gepleegd omdat verdachte heeft ontkend andere goederen uit de woning te hebben weggenomen dan sieraden. Aangever heeft verklaard dat er meer goederen zijn weggenomen, waaronder elektronica en contant geld. Dit doet, aldus de raadsvrouw, twijfelen of het wel gaat om dezelfde woning, althans doet dit afbreuk aan de betrouwbaarheid van aangever.
Verdachte heeft verklaard te hebben ingebroken in de woning aan de [adres] , waarbij hij ook over specifieke daderkennis beschikt. Dat er volgens verdachte minder goederen zijn meegenomen dan uit de aangifte volgt, leidt niet tot een ander oordeel.
Gelet op het bovengenoemde, in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de goederen zoals ten laste gelegd heeft weg genomen uit de woning aan de [adres] en dat verdachte een steen door de ruit heeft gegooid, waardoor hij vervolgens naar binnen kon. Aangezien verdachte heeft verklaard dat hij het feit met nog twee anderen heeft gepleegd en dat één van deze personen ook in de woning is geweest acht de rechtbank ook het tenlastegelegde medeplegen bewezen. Ook in dit geval ziet de rechtbank geen aanleiding te betwijfelen dat de in de aangifte genoemde goederen zijn gestolen.
Feit 8 – [adres]
[slachtoffer 8] heeft aangifte gedaan van een inbraak in de woning aan de [adres] te Den Haag. Op 2 november 2013 rond 17:00 uur heeft de schoonmaakster van aangever de woning verlaten. Rond 21:30 uur kwam aangever de woning binnen en constateerde dat er was ingebroken. Hij zag dat de balkondeur openstond. Van de balkondeur was het plastic gedeelte dat bevestigd is aan de sponning – waar de klink invalt - afgebroken. Hij zag dat zijn hele woning was doorzocht en overhoop was gehaald. De inhoud van de kasten lag verspreid op de grond. [37] Uit de woning zijn onder andere sieraden weggenomen. [38]
Verdachte heeft het huis aan de [adres] aangewezen als een van de huizen waar is ingebroken en waar hij op de uitkijk heeft gestaan. [39] Verdachte heeft verklaard dat een ander de balkondeur aan de achterkant al had opengebroken en daarna naar verdachte was gekomen met de vraag om op de uitkijk te staan. Verdachte heeft verklaard op de uitkijk te hebben gestaan, een seintje te hebben gegeven dat het veilig was en vervolgens weg te zijn gegaan. Verdachte heeft hier ongeveer € 70,-- tot € 80,-- mee verdiend. [40]
De rechtbank is van oordeel dat verdachte, door – tegen vergoeding - op de uitkijk te staan, de woninginbraak heeft bevorderd en heeft vergemakkelijkt, waardoor een onbekend gebleven persoon de goederen zoals ten laste gelegd kon wegnemen uit de woning aan de [adres] . Deze bijdrage door verdachte is te kwalificeren als medeplichtigheid aan de woninginbraak. De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van het primair ten laste gelegde, en de subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid wettig en overtuigend bewezen verklaren.
3.5
De bewezenverklaring.
De rechtbank verklaart bewezen dat:
1. subsidiair. - zaak 2.1
onbekend gebleven personen in de periode van 07 januari 2016 tot en met 09 januari 2016 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door hen voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan [adres] , goederen en/of geld weg te nemen in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan die onbekend gebleven personen, en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak, doordat die onbekend gebleven personen een voorwerp tussen de sluitnaden van het raam hebben gestoken en het raam hebben geopend, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, tot en bij het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 01 januari 2016 tot en met 09 januari 2016 te Wateringen en ’s Gravenhage, opzettelijk middelen heeft verschaft en opzettelijk behulpzaam is geweest door schroevendraaiers aan te schaffen en die schroevendraaiers ter beschikking te stellen aan die onbekend gebleven personen en welke schroevendraaiers door die onbekend gebleven personen zijn gebruikt bij het plegen van vorengenoemde poging woninginbraak en welke schroevendraaiers verdachte, na vorengenoemde poging woninginbraak, op een afgesproken locatie heeft opgehaald.
2 primair. - zaak 2.2
hij op 27 februari 2016 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen uit een woning, [adres] , een bril en sieraden en contante geldbedragen en een paspoort en parfum, toebehorende aan [slachtoffer 2] , zulks na zich de toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft door braak, te weten door een raam te forceren.
4. - zaak 2.7
hij op 03 mei 2011 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning, [adres] , heeft weggenomen sieraden en een televisie en een videocamcorder en een geldbedrag en een sleutel en horloges en een telefoon, toebehorende aan [slachtoffer 4] , zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft door braak, te weten door de schuifpui te forceren.
5. - zaak 2.8
hij op 18 januari 2013 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning, [adres] , heeft weggenomen sieraden, toebehorende aan [slachtoffer 5] , zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft door braak, te weten door het penslot te verwijderen en door tegen de deur te trappen waardoor de deur is opengebroken.
6. - zaak 2.9
hij op 27 oktober 2013 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning, [adres] , heeft weggenomen sieraden en tassen en een geldbedrag, toebehorende aan [slachtoffer 6] .
7. - zaak 2.10
hij omstreeks 11 maart 2014 te ’s-Gravenhage tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning, [adres] , heeft weggenomen een pc en een fototoestel en een videocamera en sieraden en een geldbedrag, toebehorende aan [slachtoffer 7] , zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft door braak, te weten door een steen door een ruit te gooien.
8 subsidiair. - zaak 2.11
één onbekend gebleven persoon op 2 november 2013 te 's-Gravenhage met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning, gelegen aan [adres] , heeft weggenomen: sieraden, toebehorende aan [slachtoffer 8] , zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft door braak, te weten door de balkondeur te forceren, tot en bij het plegen van welk misdrijf verdachte op 2 november 2013 te ’s Gravenhage opzettelijk behulpzaam is geweest door ten behoeve van die onbekend gebleven persoon op de uitkijk te staan in de buurt van voornoemde woning en hem te waarschuwen als de politie zou komen.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde.

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van verdachte.

Verdachte is eveneens strafbaar omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging.

6.1
De vordering van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 (zestien) maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 6 (zes) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouw heeft in het kader van de strafmaat de persoonlijke omstandigheden van verdachte naar voren gebracht. Daarnaast heeft zij aangevoerd dat verdachte openheid van zaken heeft gegeven, waardoor nu meer zaken opgelost zijn. Tot slot heeft de raadsvrouw erop gewezen dat een aantal feiten oude feiten betreffen. De raadsvrouw heeft verzocht aan verdachte een taakstraf op te leggen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank.
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Verdachte heeft zich - al dan niet als (mede)pleger of medeplichtige - schuldig gemaakt aan zeven woninginbraken, waarvan één poging. Woninginbraken zijn feiten die diep ingrijpen in de levens van de slachtoffers, en waarvan de slachtoffers niet alleen financiële schade ondervinden maar waar zij ook emotioneel zwaar onder gebukt kunnen gaan. Dat daarvan in het onderhavige geval ook sprake is, blijkt wel uit de vorderingen van de benadeelde partijen en hun toelichting daarbij. Verdachte heeft met zijn handelen louter oog gehad voor zijn eigen financieel gewin en heeft geen moment gedacht aan de gevolgen die een dergelijke woninginbraak voor de slachtoffers ervan kan hebben. Dit handelen rekent de rechtbank verdachte aan.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op het verdachte betreffende uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 29 januari 2018 waaruit blijkt dat verdachte eerder met politie en justitie in aanraking is geweest en dat verdachte in december 2011 al eens tot een deels voorwaardelijke gevangenisstraf is veroordeeld wegens meerdere soortgelijke delicten. Een aantal van de thans bewezen verklaarde feiten heeft verdachte in de proeftijd van die voorwaardelijke straf gepleegd. Dit weegt de rechtbank ten nadele van verdachte mee.
Omtrent de persoon van verdachte heeft de rechtbank kennis genomen van een reclasseringsadvies d.d. 12 juni 2018, opgesteld en ondertekend door [naam] , reclasseringswerker en medeondertekend door [naam] , leidinggevende. Uit dit rapport komt naar voren dat verdachte thans beschikt over een stabiel inkomen en bezig is schuldenvrij te worden. Daarnaast zoekt hij samen met zijn vaste partner naar een woning waar zij kunnen verblijven met hun tweeling. Verdachte wil weer gaan werken en studeren. Hij gebruikt geen alcohol of drugs en er is geen sprake van psychische en verstandelijke problematiek. Het netwerk van verdachte doet momenteel steunend aan. Het recidiverisico wordt ingeschat als laag. De reclassering adviseert om aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Bij het bepalen van de strafmodaliteit en de hoogte van de straf heeft de rechtbank acht geslagen op het bovengenoemde, en daarnaast aansluiting gezocht bij straffen die in soortgelijke gevallen worden opgelegd. Een dergelijk aantal feiten, waarvan meerdere ook nog zijn gepleegd in de proeftijd van een eerdere voorwaardelijke veroordeling, rechtvaardigt in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
De rechtbank heeft echter ook meegewogen dat verdachte niet alleen heeft verklaard over de feiten waarvan hij op het moment van aanhouding al werd verdacht, maar dat hij ook nieuwe zaken aan het licht heeft gebracht door met de verbalisant een rondje door de buurt te rijden om, zoals verdachte dit noemt, schoon schip te kunnen maken. Die zaken zouden zonder de medewerking van verdachte tot op de dag van vandaag waarschijnlijk onopgelost zijn gebleven. De rechtbank ziet dan ook aanleiding ten aanzien van die laatstgenoemde zaken ten gunste van verdachte af te wijken van de straffen die doorgaans voor dergelijke feiten plegen te worden opgelegd.
Het voorgaande en de door de reclassering genoemde gunstige huidige ontwikkelingen in het leven van verdachte laten onverlet dat het achterwege laten van een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf, zoals door de verdediging bepleit, naar het oordeel van de rechtbank geen recht zou doen aan de aard, ernst en hoeveelheid van de feiten, alsmede de recidive zoals genoemd. Anders dan de raadsvrouw heeft aangevoerd kan verdachte wat dat betreft ook geen rechten ontlenen aan het feit dat hij in aanloop naar de behandeling van deze strafzaak niet in voorlopige hechtenis is gesteld.
De rechtbank zal, alles afwegende, aan verdachte naast een taakstraf van maximale duur een een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur opleggen. Het voorwaardelijk op te leggen strafdeel, met een proeftijd van twee jaar, dient ertoe om recidive te voorkomen.

7.De vordering van de benadeelde partij / de schadevergoedingsmaatregel.

[slachtoffer 10] (feit 4)
[slachtoffer 10] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 8.000,--, bestaande uit immateriële schade.
[slachtoffer 7] (feit 7)
[slachtoffer 7] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 11.010,93, bestaande uit materiële schade (€ 10.425,93) en immateriële schade (€ 585,--).
7.1
Het standpunt van de officier van justitie.
[slachtoffer 10]
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 1.000,--, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 3 mei 2011 tot aan de dag van de algehele voldoening, en tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij in de vordering voor het overige. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 1.000,--, subsidiair 20 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 10] .
[slachtoffer 7]
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke toewijzing van de vordering (alle posten behalve de post ‘Sieraden + taxatiekosten’) van de benadeelde partij tot een bedrag van € 1.850,93, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 11 maart 2014 tot aan de dag van de algehele voldoening, en tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij in de vordering voor het overige. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 1.850,93, subsidiair 28 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 7] .
7.2
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouw heeft bepleit dat de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 7] primair afgewezen dient te worden gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering te worden verklaard omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd. Ten aanzien van de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 10] heeft de raadsvrouw aangevoerd dat het gevorderde bedrag aan immateriële schade buitenproportioneel hoog is en derhalve afgewezen dient te worden. Bovendien is de vordering niet onderbouwd.
7.3
Het oordeel van de rechtbank.
[slachtoffer 10]
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Zonder nader onderzoek, dat de perken van dit strafgeding te buiten zou gaan, valt niet vast te stellen of sprake is van een situatie waarin op grond van artikel 6:106, eerste lid, van het Burgerlijk wetboek (BW) vergoeding van immateriële schade in aanmerking komt. Voorts is niet duidelijk geworden of en zo ja, in hoeverre, de gevorderde immateriële schade is veroorzaakt door de aan verdachte ten laste gelegde woninginbraak dan wel door een eerdere inbraak in de woning van de benadeelde partij. De benadeelde partij kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
[slachtoffer 7]
De vordering is, voor zover deze betrekking heeft op de posten ‘Sony Camcorder’, ‘Sony Fotocamera’, ‘Laptop HP 550’, ‘Contant geld’, en ‘Vitrage’, in totaal belopende € 1.100,93, voldoende onderbouwd door de benadeelde partij. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij in zoverre rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 7 bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal de vordering voor zover deze ziet op de posten ‘Panasonic’, ‘Sieraden + taxatierapport’ en ‘Kledingkast’ afwijzen, aangezien het bestaan van de gestelde schade onvoldoende is onderbouwd en het naar het oordeel van de rechtbank hoogst onwaarschijnlijk is dat de benadeelde partij in een later stadium nog stukken ter onderbouwing zal kunnen verschaffen.
Ter zake van de gevorderde immateriële schade zal de rechtbank de vordering afwijzen, nu onvoldoende is gesteld waaruit kan worden opgemaakt dat sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 6:106, eerste lid, BW, waarin vergoeding van immateriële schade in aanmerking komt.
De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van € 1.100,93.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente over genoemd bedrag toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van 11 maart 2014 is ontstaan.
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu verdachte voor het onder 7 bewezenverklaarde strafbare feit zal worden veroordeeld en hij jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door dit feit is toegebracht, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.100,93, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 11 maart 2014 tot aan de dag van de algehele voldoening, ten behoeve van [slachtoffer 7] .

8.De toepasselijke wetsartikelen.

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 45, 47, 48, 49, 57, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing.

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 3 primair, 3 subsidiair en 8 primair tenlastegelegde feit heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 subsidiair, 2 primair, 4, 5, 6, 7, en 8 subsidiair tenlastegelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1 subsidiair:
medeplichtigheid aan een poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
ten aanzien van feit 2 primair:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
ten aanzien van feit 4
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
ten aanzien van feit 5
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
ten aanzien van feit 6
diefstal
ten aanzien van feit 7
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
ten aanzien van feit 8 subsidiair:
medeplichtigheid aan diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
verklaart het bewezenverklaarde en verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
12 (TWAALF) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf,
groot 6 (ZES) MAANDEN, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
veroordeelt verdachte voorts tot:
een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van
240 (TWEEHONDERDVEERTIG) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van
120 (HONDERDTWINTIG) DAGEN;
de vorderingen van de benadeelde partijen;
[slachtoffer 10]
bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering en dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
[slachtoffer 7]
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffer 7] een bedrag van € 1.100,93, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 11 maart 2014 tot aan de dag van de algehele voldoening;
veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij voor het overige af;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 1.100,93, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 11 maart 2014 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 21 dagen;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.A.J. van de Kar, voorzitter,
mr. Y.C. Bours, rechter,
mr. K.C.J. Vriend, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.C. Bruins en mr. A.P. Hendriks, griffiers,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 2 juli 2018.
mr. K.C.J. Vriend is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL 2016010244, van de politie eenheid Den Haag, district Zuid, met bijlagen (doorgenummerd p. 1 t/m 346).
2.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 1] d.d. 10 januari 2016, p. 80 - 83.
3.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 1] d.d. 10 januari 2016, p. 80 - 83.
4.Verklaring van de verdachte ter terechtzitting d.d. 18 juni 2018.
5.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 27 december 2016, p. 29.
6.Proces-verbaal bevindingen d.d. 9 januari 2016, p. 68.
7.Proces-verbaal rapport uitslag sporenonderzoek, met bijlagen, p. 74 - 79
8.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 2] d.d. 27 februari 2016, p. 101 - 117.
9.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 2] d.d. 27 februari 2016, p. 111 - 115.
10.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 27 december 2016, p. 40.
11.Verklaring verdachte ter terechtzitting d.d. 18 juni 2018.
12.Proces-verbaal beschrijving tapgesprekken tbv inbraak [locatie] , p. 125 - 137.
13.Proces-verbaal beschrijving tapgesprekken tbv inbraak [locatie] , p. 125 - 137
14.Proces-verbaal beschrijving tapgesprekken tbv inbraak [locatie] , p. 127.
15.Verklaring van de verdachte er terechtzitting d.d. 18 juni 2018.
16.Proces-verbaal beschrijving tapgesprekken tbv inbraak [locatie] , p. 127.
17.Proces-verbaal beschrijving tapgesprekken tbv inbraak [locatie] , p. 128.
18.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 4] d.d. 3 mei 2011, p. 272.
19.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 4] d.d. 3 mei 2011, p. 271 - 288.
20.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 10] d.d. 4 mei 2011 en Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 10] d.d. 9 mei 2011, p. 291 - 299.
21.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 27 december 2016, p. 28 - 37 en Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 28 december 2016, p. 45.
22.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 9] d.d. 18 januari 2013, p. 219-221.
23.Proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 19 januari 2013, p. 222 - 223.
24.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 27 december 2016, p. 32.
25.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 28 december 2016, p. 46.
26.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 6] d.d. 27 oktober 2013, p. 307 - 320.
27.Proces-verbaal verhoor aangeefster [slachtoffer 6] d.d. 2 december 2013, p. 321.
28.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 6] d.d. 27 oktober 2013, p. 307 - 320 en Proces-verbaal verhoor aangeefster [slachtoffer 6] d.d. 2 december 2013, p. 321.
29.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 27 december 2016, p. 28 - 37 en Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 28 december 2016, p. 38 - 51.
30.proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 28 december 2016, p. 47 - 48.
31.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 7] d.d. 12 maart 2014, p. 326 - 338.
32.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 7] d.d. 12 maart 2014, p. 327.
33.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 7] d.d. 12 maart 2014, p. 326 - 338 en Proces-verbaal verhoor van aangever p. 339 - 342.
34.Proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 12 maart 2014, p. 344.
35.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 27 december 2016, p. 28 - 37 en proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 28 december 2016, p. 38 - 51.
36.proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 28 december 2016, p. 48.
37.Proces-verbaal verhoor aangever [slachtoffer 8] d.d. 2 november 2013, p. 264.
38.Proces-verbaal verhoor aangever [slachtoffer 8] d.d. 2 november 2013, p. 264 - 265 en proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 3 november 2013, p. 266.
39.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 27 december 2016, p. 28 - 37 en proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 28 december 2016, p. 38 - 51.
40.proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 28 december 2016, p. 49.