Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres] ,
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
ProcesverloopBij besluit van 14 mei 2018 (hierna: bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als ongegrond. Daarnaast heeft verweerder bepaald dat eiseres niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd en dat haar geen uitstel van vertrek wordt verleend op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000.
.
Overwegingen
M.O. t. Zwitserland,van 20 juni 2017 (nr. 41282/16, hierna: arrest M.O.), volgt dat in zulke gevallen van verweerder kan worden verlangd dat hij iedere twijfel over eventuele risico’s bij terugkeer wegneemt (zie punt 75‑79 van het arrest M.O.). Toch benadrukt het EHRM dat deze gedeelde bewijslast niet zo moet worden begrepen dat verweerder in iedere zaak moet bewijzen dat de desbetreffende asielzoeker Eritrea legaal heeft verlaten. Met name wanneer verweerder het relaas van de asielzoeker op belangrijke elementen als ongeloofwaardig heeft beoordeeld (zie punt 79 van het arrest M.O.).