ECLI:NL:RBDHA:2018:7826

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 juli 2018
Publicatiedatum
2 juli 2018
Zaaknummer
AWB - 18 _ 756
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd door EU-burger zonder geldige mvv

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 juli 2018 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een Oekraïense eiseres en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiseres had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met als doel 'verblijf bij echtgenoot'. Deze aanvraag werd door de Staatssecretaris afgewezen omdat de eiseres niet beschikte over een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) en niet voldeed aan de vereisten voor vrijstelling van het mvv-vereiste. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiseres niet in aanmerking kwam voor vrijstelling, omdat de uitzetting niet in strijd was met het recht op familieleven zoals bedoeld in artikel 8 van het EVRM. De rechtbank oordeelde dat de eiseres niet had aangetoond dat er bijzondere omstandigheden waren die een vrijstelling van het mvv-vereiste rechtvaardigden. De rechtbank heeft het beroep van de eiseres ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 18/756

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 juli 2018 in de zaak tussen

[eiseres], eiseres, V-nummer [V-nummer]

(gemachtigde: mr. H. van der Heide-Boertien),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A. Dijcks).

Procesverloop

Bij besluit van 9 november 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met als doel ‘verblijf bij echtgenoot’ afgewezen en een terugkeerbesluit opgelegd.
Bij besluit van 9 januari 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 juni 2018. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres is geboren op [geboortedatum] 1967 en is Burger van Oekraïne. Op 5 april 2017 heeft zij een aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met als doel ‘verblijf bij echtgenoot’ ingediend. Deze aanvraag is in eerste instantie door verweerder aangemerkt als een aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv), en bij besluit van 13 juli 2017 afgewezen. Op 20 september 2017 heeft verweerder de beslissing van 13 juli 2017 ingetrokken. Vervolgens is op 9 november 2017 een nieuw besluit genomen. Het bezwaar tegen dit besluit is om 9 januari 2018 ongegrond verklaard.
2. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen omdat eiseres niet beschikt over een geldige mvv. Verweerder stelt dat eiseres niet voldoet aan de vereisten voor vrijstelling, omdat de uitzetting van eiseres niet in strijd is met het recht op familieleven als bedoeld in artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna:EVRM). Verweerder meent voorts dat geen sprake is van uitzonderlijke omstandigheden waardoor eiseres een beroep op de hardheidsclausule zou kunnen doen. Verweerder heeft in de bestreden beschikking nog aanvullend overwogen dat eiseres voorts niet aan de overige voorwaarden voor verkrijging van een mvv voldoet, zoals het middelenvereiste en het behalen van het inburgeringsexamen.
3. Eiseres kan zich met deze beslissing niet verenigen en meent allereerst dat zij in de bezwaarprocedure gehoord had moeten worden. De uitzetting van eiseres naar Oekraïne is in strijd met artikel 8 van het EVRM, en daarom had vrijstelling van het mvv-vereiste moeten worden verleend. Daarbij meent eiseres dat in het bestreden besluit niet is meegewogen dat burgers van Oekraïne niet visumplichtig zijn, maar wel het mvv-vereiste krijgen tegengeworpen. Nu eiseres de zorg voor de zoon van referent voor haar rekening neemt, vormt het tegenwerpen van het mvv-vereiste een onbillijkheid van overwegende aard.
Wettelijk kader
4. Op grond van artikel 14 van de Vreemdelingenwet (hierna: Vw) is de Staatssecretaris bevoegd om de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd in te willigen, af te wijzen of niet in behandeling te nemen. Een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 van de Vw wordt niet afgewezen wegens het ontbreken van een geldige machtiging tot voorlopig verblijf, indien het betreft:
(…)
g. de vreemdeling die behoort tot een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen categorie;
5. Op grond van artikel 3.71 lid 2, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (hierna: Vb) is een vreemdeling, op grond van artikel 17, eerste lid, onder g, van de Wet, vrijgesteld van het vereiste van een geldige machtiging tot verblijf:
(…)
l. van wie uitzetting in strijd met artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden zou zijn;
Oordeel van de rechtbank
5. De rechtbank overweegt dat het feit dat burgers uit Oekraïne geen visum nodig hebben voor bezoek aan Nederland, in onderhavig geval niet van belang is. Het doel van het afschaffen van de visumplicht heeft niets van doen met het verkrijgen van rechtmatig langdurig verblijf in Nederland. Voor dit laatste geldt het mvv-vereiste en het daaraan verbonden wettelijk toetsingskader. Burgers uit niet-visumplichtige landen kunnen slechts 90 dagen visumvrij in Nederland verblijven, terwijl aanvragers van een mvv langdurig en vaak ook bestendig verblijf in Nederland beogen. Dat eiseres in haar vrije termijn een aanvraag voor een mvv heeft ingediend, maakt niet dat zij na ommekomst van de vrije termijn nog rechtmatig verblijf zou hebben. Voor het verkrijgen van langdurig verblijf is een aanvraag voor een mvv immers noodzakelijk.
6. Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres niet in het bezit is van een mvv. De rechtbank moet beoordelen of verweerder op goede gronden heeft gesteld dat eiseres niet in aanmerking komt voor vrijstelling van het mvv-vereiste op grond van artikel 3.70 lid 2, onder l van het Vb. De rechtbank overweegt dat verweerder bij zijn beoordeling heeft kunnen betrekken dat eiseres weliswaar gesteld maar niet onderbouwd heeft dat zij mantelzorger is voor de zoon van referent. Daarnaast is gesteld noch gebleken dat de zoon van referent voor zijn zorg exclusief en enkel afhankelijk is van eiseres en dat er niemand anders beschikbaar is om de zorg op zich te nemen. Voorts overweegt de rechtbank dat eiseres banden heeft met Oekraïne, nu haar eigen zoon daar nog altijd woont. Referent en zijn zoon staan niet aan een terugkeer naar Oekraïne om daar een aanvraag voor een mvv in te dienen, in de weg.
7. Voorts overweegt de rechtbank dat verweerder niet ten onrechte heeft gesteld dat geen sprake is van bijzondere omstandigheden die tot vrijstelling van het mvv vereiste nopen. Eiseres mag weliswaar op basis van haar nationaliteit maximaal 90 dagen visumvrij in Nederland verblijven, maar zij heeft deze termijn overschreden om vervolgens onrechtmatig in Nederland te verblijven. Eiseres wist of had behoren te weten dat zij geen rechtmatig verblijf in Nederland had. Dat eiseres desondanks familieleven is aangegaan, behoort voor haar eigen rekening en risico te blijven. Het beroep op artikel 8 van het EVRM kan niet slagen.
8. De stelling dat eiseres aan alle voorwaarden voldoet en verweerder onnodig formalistisch handelt door het mvv vereiste tegen te werpen, kan niet worden gevolgd. Ook in de beslissing, waar de aanvraag is aangemerkt als mvv, is getoetst aan de voorwaarden voor het verlenen van een verblijfsvergunning. Nog afgezien van het mvv vereiste is niet voldaan aan het inburgeringsvereiste, noch aan het middelenvereiste. Dat eiseres betoogd heeft dat wel degelijk voldaan is aan het middelenvereiste, leidt niet tot een ander oordeel. Deze stelling is immers niet onderbouwd.
9. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Ghrib, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Kroon, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 juli 2018.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.