ECLI:NL:RBDHA:2018:7822

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 juli 2018
Publicatiedatum
2 juli 2018
Zaaknummer
AWB - 18 _ 429
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van de bestreden beschikking en proceskostenvergoeding in vreemdelingenrechtelijke zaak

In de zaak tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. A. Dijcks, en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft de Rechtbank Den Haag op 2 juli 2018 uitspraak gedaan. Eiseres had beroep ingesteld tegen het besluit van de Staatssecretaris, waarin werd vastgesteld dat zij geen rechtmatig verblijf had als gemeenschapsonderdaan. Dit besluit was eerder ongegrond verklaard door de Staatssecretaris. Tijdens de zitting op 13 juni 2018 was eiseres aanwezig, bijgestaan door haar gemachtigde, en was er een tolk aanwezig.

Op 29 mei 2018 heeft de Staatssecretaris de bestreden beschikking ingetrokken, wat betekent dat er een nieuw besluit zal worden genomen. Eiseres heeft aangegeven het beroep te willen handhaven en heeft verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft geoordeeld dat, nu de bestreden beschikking is ingetrokken, er geen inhoudelijke beoordeling van het geschil meer plaatsvindt. De rechtbank heeft echter wel de proceskosten van eiseres toegewezen, omdat niet kan worden geconcludeerd dat het beroep ten onrechte is ingesteld.

De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 1.002,- en heeft bepaald dat de Staatssecretaris het griffierecht van € 170,- aan eiseres moet vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing. Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 18/429

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 juli 2018 in de zaak tussen

[eiseres], eiseres, V-nummer [V-nummer 1], mede namens

[eiser], eiser, V-nummer [V-nummer 2]
(gemachtigde: mr. H. van der Heide-Boertien),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A. Dijcks).

Procesverloop

Bij besluit van 18 augustus 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder vastgesteld dat eiseres geen rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan heeft gehad op grond van artikel 8.12 van het Vreemdelingenbesluit (Vb).
Bij besluit van 22 december 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 juni 2018. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen D.V. Dimitrova.

Overwegingen

1. Op 29 mei 2018 heeft verweerder de bestreden beschikking ingetrokken. Er zal een nieuw besluit worden genomen. Eiseres heeft te kennen gegeven het beroep te willen handhaven en heeft daarnaast om een vergoeding van de proceskosten verzocht. De rechtbank overweegt dat nu de bestreden beschikking is ingetrokken, zij niet meer toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van het geschil. Wel zal de rechtbank toetsen of eiseres in aanmerking komt voor een vergoeding van de proceskosten.
2. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt. Nu het bestreden besluit is ingetrokken, heeft de rechtbank zich geen inhoudelijk oordeel over de rechtmatigheid van het besluit kunnen vormen. Er zal nog een nieuw besluit worden genomen. Op voorhand kan echter niet de conclusie worden getrokken dat ten onrechte beroep is ingesteld. De rechtbank veroordeelt verweerder daarom in de door eiseres gemaakt proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.002,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 501,- en wegingsfactor 1).
Nu eiseres het griffierecht heeft voldaan dient verweerder eveneens aan eiseres het griffierecht te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • draagt verweerder op het griffierecht van € 170,- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.002,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Ghrib, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Kroon, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 juli 2018
.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.