In de zaak tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. A. Dijcks, en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft de Rechtbank Den Haag op 2 juli 2018 uitspraak gedaan. Eiseres had beroep ingesteld tegen het besluit van de Staatssecretaris, waarin werd vastgesteld dat zij geen rechtmatig verblijf had als gemeenschapsonderdaan. Dit besluit was eerder ongegrond verklaard door de Staatssecretaris. Tijdens de zitting op 13 juni 2018 was eiseres aanwezig, bijgestaan door haar gemachtigde, en was er een tolk aanwezig.
Op 29 mei 2018 heeft de Staatssecretaris de bestreden beschikking ingetrokken, wat betekent dat er een nieuw besluit zal worden genomen. Eiseres heeft aangegeven het beroep te willen handhaven en heeft verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft geoordeeld dat, nu de bestreden beschikking is ingetrokken, er geen inhoudelijke beoordeling van het geschil meer plaatsvindt. De rechtbank heeft echter wel de proceskosten van eiseres toegewezen, omdat niet kan worden geconcludeerd dat het beroep ten onrechte is ingesteld.
De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 1.002,- en heeft bepaald dat de Staatssecretaris het griffierecht van € 170,- aan eiseres moet vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing. Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.