ECLI:NL:RBDHA:2018:7757

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 juni 2018
Publicatiedatum
28 juni 2018
Zaaknummer
C/09/552524 / JE RK 18-915
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek naar de ondertoezichtstelling van minderjarigen na traumatische ervaringen in oorlogssituaties

Op 11 juni 2018 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling van drie minderjarigen, [minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3]. Het verzoek tot ondertoezichtstelling is ingediend door de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Haaglanden, naar aanleiding van zorgen over de ontwikkeling en het welzijn van de kinderen, die in een oorlogsgebied zijn opgegroeid en recentelijk naar Nederland zijn gekomen. De kinderrechter heeft kennisgenomen van de ingediende stukken, waaronder het verzoekschrift en het verweerschrift van de moeder, en heeft de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. De ouders zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag, maar er zijn aanzienlijke communicatieproblemen en conflicten tussen hen, wat de stabiliteit van de kinderen in gevaar brengt.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de kinderen, die trauma's hebben opgelopen door hun ervaringen in Syrië en tijdens hun vlucht, momenteel niet de benodigde hulp ontvangen. De Raad heeft geconstateerd dat de vader het vermeende misbruik van [minderjarige 3] door [minderjarige 1] niet gelooft, wat zorgwekkend is. De kinderrechter oordeelt dat de ouders bereid zijn om hulp te accepteren, maar dat er ambivalentie bestaat over de hulpverlening. De kinderrechter heeft besloten om de kinderen onder toezicht te stellen van Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering voor de duur van één jaar, om ervoor te zorgen dat zij de noodzakelijke ondersteuning en begeleiding krijgen.

De kinderrechter heeft in zijn beslissing benadrukt dat het van belang is dat er een jeugdbeschermer wordt aangesteld die de regie houdt over de hulpverlening en de belangen van de kinderen behartigt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd & Bopz
Zaaksgegevens: C/09/552524 / JE RK 18-915
Datum uitspraak: 11 juni 2018

Beschikking van de kinderrechter

Ondertoezichtstelling

in de zaak naar aanleiding van het op 1 mei 2018 ingekomen verzoekschrift van:
de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Haaglanden(hierna te noemen: de Raad),
betreffende:

[minderjarige 1], geboren op [geboortedag 1] 2003 te [geboorteplaats 1]

hierna te noemen: [minderjarige 1] ;
[minderjarige 2], geboren op [geboortedag 2] 2005 te [geboorteplaats 2] ,
hierna te noemen: [minderjarige 2] ;
[minderjarige 3] ,geboren op [geboortedag 3] 2008 te [geboorteplaats 3] ,
hierna te noemen: [minderjarige 3] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de man]

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. S. Bhulai, te Wassenaar;

[de vrouw] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats 2]
advocaat: mr. D. Vurdelja, te Den Haag;

[belanghebbende] ,

hierna te noemen: de stiefvader,
wonende te [woonplaats 3] .

Het procesverloop

De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift met bijlage;
- het verweerschrift d.d. 8 juni 2018 van de advocaat van de moeder.
Op 11 juni 2018 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
- mevrouw [A] , namens de Raad;
- mevrouw [B] , namens Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering (hierna te noemen: de gecertificeerde instelling);
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de stiefvader;
- de heer Al Othman en mevrouw Al Sabti, beiden tolk in de Arabische taal.
[minderjarige 2] is op 11 juni 2018 in raadkamer gehoord. [minderjarige 1] heeft per brief gereageerd op het verzoek.

Feiten

– Het huwelijk van de vader en de moeder is door echtscheiding ontbonden.
– De vader en de moeder zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag.
– [minderjarige 1] verblijft bij de vader. [minderjarige 2] en [minderjarige 3] verblijven bij de moeder.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt tot ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] voor de periode van één jaar. De Raad heeft het verzoek, blijkens de stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht, als volgt gemotiveerd. [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] zijn in mei 2017 met hun vader vanuit Syrië via Turkije naar Nederland gekomen en herenigd met hun moeder, die sinds 2014 in Nederland woont. De kinderen hebben waarschijnlijk traumatische gebeurtenissen meegemaakt in de oorlog en tijdens hun reis naar Nederland, zoals de scheiding van hun moeder, hun vertrek uit hun land van herkomst en de ziekte van hun vader. Hier hebben de kinderen mogelijk psychisch last van en ontvangen hiervoor nog geen hulp. [minderjarige 3] heeft uitgesproken dat zij in Turkije seksueel misbruikt is door [minderjarige 1] .
De Raad vindt het zorgelijk dat de vader het vermeende misbruik niet gelooft en dat er geen hulpverlening is ingezet voor [minderjarige 3] . Bij [minderjarige 2] en [minderjarige 1] is er sprake van veel schoolverzuim en komen zij moeilijk mee in de klas. [minderjarige 2] laat op school naar andere kinderen en thuis bij vader verbale en fysieke boosheid zien. [minderjarige 2] geeft aan de gebeurtenissen tijdens de oorlog en het vluchten te zijn vergeten en geen hulp nodig te hebben, wat de Raad zorgelijk vindt. [minderjarige 1] heeft tijdens de oorlog, de reis naar Nederland en nu in Nederland verantwoordelijkheden die niet bij zijn leeftijd passen. Hij heeft zorg gedragen voor het gezin en zorgt nu voor zijn vader. Het is van belang dat [minderjarige 1] hulp krijgt zodat hij zijn trauma’s kan verwerken en meer toe kan komen aan zijn eigen ontwikkeltaken. Daarnaast moet aandacht worden besteed aan zijn seksuele ontwikkeling, ook gericht op de melding van [minderjarige 3] . Het is lastig om hulpverlening in het gezin in te zetten, omdat de communicatieproblemen tussen de ouders de boventoon voeren. De ouders maken ruzie waar de kinderen bij zijn en gemaakte afspraken rondom de omgang en woonplek veranderen, waardoor de kinderen geen stabiliteit ervaren. Ook zijn de ouders ambivalent richting de hulpverlening. Ze willen wel hulp, maar willen aan de andere kant nergens over praten en vinden dat de kinderen alles moeten vergeten. Voorts maakt de Raad zich zorgen over de vader als opvoeder, omdat hij vanwege zijn fysieke gesteldheid minder goed in staat is om voor de kinderen te zorgen en toezicht op hen te houden.
Namens de moeder heeft haar advocaat verweer gevoerd tegen het verzochte. Het is de ouders wel gelukt om met behulp van hulpverlening afspraken te maken over de kinderen. Nu de vader ook in [woonplaats 1] woont, kunnen de kinderen makkelijker van de ene naar de andere ouder en hoeven de ouders elkaar minder te zien. De moeder is van mening dat de ouders afwijkende afspraken moeten kunnen maken over de omgang, wat laat zien dat de communicatie tussen de ouders is verbeterd en zij in staat zijn om zelf afspraken te maken over de kinderen. Voorts heeft de moeder hulp geregeld voor [minderjarige 1] . De moeder is heel betrokken bij de hulpverleningsinstanties. Daarnaast werkt ze zelf, zorgt ze voor de kinderen, spreekt ze goed Nederlands, heeft ze een nieuwe partner en heeft ze haar leven op de rit. Ook heeft ze laten zien dat ze hulp accepteert. Over het traject Ouderschap Blijft heeft de moeder gezegd dat ze er nog even over na wilde denken, dit is niet meteen een afwijzing geweest. De moeder is bereid mee te werken met de hulpverlening en vindt een kinderbeschermingsmaatregel te ver gaan. De advocaat pleit er dus voor om het verzoek af te wijzen.
Namens en door de vader is ingestemd met het verzochte. In eerste instantie was de vader het niet eens met een ondertoezichtstelling, maar wegens de gedragingen van de kinderen de laatste tijd staat de vader open voor hulpverlening en voor alles wat goed is voor de ontwikkeling van de kinderen.
De stiefvader heeft ook ingestemd met het verzochte. De stiefvader hoopt dat de kinderen een nieuwe toekomst kunnen krijgen, hoop krijgen in hun leven en zich veilig voelen. De stiefvader beschouwt hen als zijn eigen kinderen en doet alles voor hen.

Beoordeling

De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter terechtzitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor ondertoezichtstelling aanwezig zijn.
Daarbij overweegt de kinderrechter dat er veel is gebeurd in de nog jonge levens van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] . Zo hebben zij in een oorlogsgebied verbleven, hebben zij de reis naar Nederland gemaakt waarbij ze lange tijd van een ouder gescheiden zijn geweest. Ook nu ze allen in Nederland verblijven, wonen ze niet met het hele gezin bij elkaar. Er is bij de ouders sprake van scheidingsproblematiek, waarbij de kinderen last hebben van de onderlinge communicatieproblemen. Over [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] zijn er per kind verschillende zorgen die hun ontwikkeling in de weg staan, waarvoor zij hulpverlening moeten krijgen.
De ouders geven aan bereid te zijn hulpverlening te accepteren, echter blijkt uit de stukken dat zij hierin ambivalent zijn (geweest), waardoor de noodzakelijke hulp niet altijd van de grond komt. Hierbij geven de ouders enerzijds aan mee te willen werken aan wat in het belang van de kinderen is, maar anderzijds dat ze het verleden achter zich willen laten en niet willen dat de kinderen eraan herinnerd worden. De kinderrechter acht het van belang dat er een jeugdbeschermer het komende jaar de regie houdt over de in te zetten hulpverlening en monitort dat deze ook doorgang vindt, en de belangen van de kinderen voor ogen kan houden en deze kan behartigen.
Derhalve zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
stelt [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] van 11 juni 2018 tot 11 juni 2019 onder toezicht van Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering;
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.C. Koekman, kinderrechter, in tegenwoordigheid van R. van Warners als griffier en in het openbaar uitgesproken op 11 juni 2018.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.