In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 27 juni 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen twee ondernemingen die beide de handelsnaam 'Beach Hotel' voeren. Verzoekster, een vennootschap onder firma gevestigd in Zeeland, heeft verweerster, een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid gevestigd in Noordwijk, aangeklaagd op grond van artikel 6 van de Handelsnaamwet. Verzoekster vorderde dat verweerster haar handelsnaam zou wijzigen om verwarring bij het publiek te voorkomen, aangezien beide ondernemingen zich op dezelfde markt bevinden en vergelijkbare diensten aanbieden. De kantonrechter heeft kennisgenomen van de processtukken en de mondelinge behandeling die op 25 januari 2018 heeft plaatsgevonden. Tijdens deze zitting zijn beide partijen vertegenwoordigd door hun gemachtigden.
De feiten van de zaak tonen aan dat verzoekster al sinds 1953 onder de naam 'Beach Hotel' opereert, terwijl verweerster haar onderneming in 1932 heeft opgericht. Verzoekster stelde dat er verwarring kan ontstaan bij het publiek, omdat beide hotels zich in de nabijheid van de kust bevinden. Verweerster daarentegen betwistte de oudste rechten van verzoekster en voerde aan dat de ondernemingen zich in verschillende provincies bevinden en zich richten op een ander publiek. De kantonrechter heeft vervolgens beoordeeld of er daadwerkelijk verwarring te duchten is tussen de handelsnamen van beide partijen.
De kantonrechter concludeerde dat er geen verwarring te duchten is, omdat de ondernemingen zich in verschillende provincies bevinden en verschillende faciliteiten aanbieden. Bovendien is het gebruik van de beschrijvende naam 'Beach Hotel' niet exclusief voor verzoekster, waardoor verweerster het recht heeft om deze naam te gebruiken. De rechter heeft het verzoek van verzoekster afgewezen en haar veroordeeld in de kosten van de procedure, die zijn begroot op € 400,00. Deze beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.