In deze zaak vorderde de besloten vennootschap NRGI B.V. (hierna: Koppert) een schadevergoeding van de vennootschap onder firma [de VOF] wegens het ontbreken van een inventaris- en goederenverzekering na een brand in haar pand. De brand vond plaats in de nacht van 19 op 20 april 2016, waarbij aanzienlijke schade ontstond, vastgesteld op € 532.782,--. Koppert stelde dat [de VOF], als assurantietussenpersoon, haar zorgplicht had geschonden door niet tijdig te adviseren over het afsluiten van een inventaris- en goederenverzekering.
De rechtbank onderzocht of [de VOF] tekort was geschoten in haar zorgplicht. Het verloop van de procedure toonde aan dat Koppert [de VOF] eind januari 2016 had ingeschakeld, maar dat er geen expliciet verzoek was gedaan voor een inventaris- en goederenverzekering. De rechtbank concludeerde dat [de VOF] niet aansprakelijk kon worden gehouden, omdat er geen bewijs was dat Koppert daadwerkelijk een verzekering had gewild en dat de zorgplicht niet was geschonden. Bovendien was er geen causaal verband tussen het vermeende tekortschieten van [de VOF] en de schade van Koppert, aangezien Koppert zelf had aangegeven dat zij geen brandrisico's wilde dekken.
De rechtbank wees de vordering van Koppert af en veroordeelde haar in de proceskosten, die op € 10.092,-- werden begroot. Dit vonnis werd uitgesproken op 20 juni 2018 door mr. A.M. Voorwinden.