ECLI:NL:RBDHA:2018:7708

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 april 2018
Publicatiedatum
27 juni 2018
Zaaknummer
C/09/540863 / FA RK 17-7689
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek tot inschrijving van een buitenlandse geboorteakte van een kind geboren uit een draagmoederconstructie

In deze zaak verzoekt de man de rechtbank om de ambtenaar te gelasten de geboorteakte van zijn minderjarige kind in te schrijven in het register. De ambtenaar heeft deze inschrijving geweigerd op basis van de draagmoederconstructie, waarbij de vraag aan de orde is of de openbare orde zich verzet tegen de erkenning van de buitenlandse geboorteakte. De rechtbank oordeelt dat toetsing van hoogtechnologisch draagmoederschap in het kader van de openbare orde voorbehouden is aan de rechter, gezien de complexiteit en het maatschappelijk belang van dergelijke zaken. De rechtbank stelt vast dat het draagmoederschapstraject voldoende waarborgen biedt en dat de belangen van de draagmoeder en het kind voorop staan. De rechtbank gelast de inschrijving van de buitenlandse geboorteakte en wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af. De beslissing is genomen op 10 april 2018, waarbij de rechtbank zich baseert op relevante artikelen uit het Burgerlijk Wetboek en de internationale verdragen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 17-7689
Zaaknummer: C/09/540863
Datum beschikking: 10 april 2018

Verzoek ex artikel 1:27 BW

Beschikking op het op 6 oktober 2017 ingekomen verzoekschrift van:

[verzoeker] ,

de man,
wonende te [woonplaats verzoeker] ,
advocaat: mr. W.J. Eusman te Amsterdam.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente ’s-Gravenhage,

zetelend te ’s-Gravenhage,
hierna te noemen: de ambtenaar.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift;
- het verweerschrift;
- de reactie op het verweerschrift, ingekomen bij de griffie op 21 december 2017;
- de brief van 22 februari 2018, met bijlagen, van de zijde van de ambtenaar.
Op 27 februari 2018 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de man en zijn advocaat en namens de ambtenaar mevrouw [naam ambtenaar] en de
heer [naam ambtenaar] . Van de zijde van de man zijn pleitnotities overgelegd.

Verzoek

Het verzoekschrift strekt ertoe dat de rechtbank de ambtenaar zal gelasten om de geboorteakte van [minderjarige] Cassius-Quint Maria(met latere vermelding van ontkenning en vaststelling vaderschap) in te schrijven in het daarvoor bestemde register, met veroordeling van de ambtenaar in de kosten van deze procedure, een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

Feiten

  • Op [geboortedatum mj] te [geboorteplaats minderjarige] ,Verenigde Staten van Amerika (VS), is geboren [minderjarige] (hierna: [minderjarige] ). [minderjarige] is geboren uit [naam draagmoeder] (hierna te noemen: de draagmoeder).
  • [minderjarige] is verwekt via een hoogtechnologisch draagmoederschap, te weten uit een zaadcel van de man en een eicel van een eiceldonatrice.
  • Bij uitspraak van het [het gerecht in de VS] , VS, van [geboortedatum mj] , is vastgesteld dat de man de biologische en de juridische vader is van [minderjarige] (gerechtelijke vaststelling vaderschap) en dat de echtgenoot van de draagmoeder ( [naam echtg. draagmoeder] niet beschouwd wordt als de juridische vader van [minderjarige] (ontkenning vaderschap).
  • Op de Amerikaanse geboorteakte van [minderjarige] , geregistreerd op [geboortedatum mj] staat de draagmoeder als moeder vermeld en de man als vader.
  • De man heeft de Nederlandse nationaliteit en [minderjarige] heeft zowel de Amerikaanse als de Nederlandse nationaliteit.
  • [minderjarige] is op 3 januari 2017 ingeschreven in de basisregistratie personen (Brp) van de gemeente [woonplaats verzoeker] .
  • Bij beschikking van 7 juli 2017 van de rechtbank Rotterdam is de man belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .

Beoordeling

Ontvankelijkheid
De man heeft zijn verzoek zes weken na het besluit van de ambtenaar van 25 augustus 2017 en derhalve tijdig ingediend. De man kan worden ontvangen in zijn verzoek.
Rechtsmacht
Nu de man en [minderjarige] in Nederland verblijven en zij de Nederlandse nationaliteit hebben, acht de rechtbank zich op grond van artikel 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bevoegd om van het verzoek kennis te nemen.
Inhoudelijke beoordeling
De man stelt zich - kort samengevat - op het standpunt dat de ambtenaar onterecht heeft geweigerd de Amerikaanse geboorteakte van [minderjarige] in te schrijven in het geboorteregister van de gemeente ’s-Gravenhage. De ambtenaar dient zich volgens de man te beperken tot de formele toetsingscriteria van de wet, zoals deze staan omschreven in de artikelen 1:25, 10:100 en 10:101 het Burgerlijk Wetboek (BW). De weigering van de ambtenaar deze geboorteakte in te schrijven omdat er sprake is geweest van een zogenoemde draagmoederschapsconstructie, vindt de man niet op de wet gegrond. De geboorteakte is voor inschrijving vatbaar - zoals de ambtenaar ook reeds heeft geoordeeld - zodat de inschrijving door de ambtenaar niet kan worden geweigerd.
De ambtenaar heeft de inschrijving van de geboorteakte geweigerd, omdat er sprake is van een draagmoederschapsconstructie. In Nederland is er geen wetgeving die het erkennen van een buitenlands draagmoederschap mogelijk maakt. Volgens de ambtenaar is inschrijving van de geboorteakte zonder rechterlijke tussenkomst niet mogelijk. Overigens is de overgelegde buitenlandse geboorteakte - los van de vraag of deze wel of niet in strijd is met de Nederlandse openbare orde, waarover de rechtbank een oordeel dient te geven – volgens de ambtenaar wel vatbaar voor inschrijving in het register van de burgerlijke stand, aangezien deze akte is voorzien van een apostillestempel en de gegevens hierop, met opname van een latere vermelding of een kanttekening, de afstamming van [minderjarige] vanaf het moment van zijn geboorte weergeven.
Artikel 1:
25 BW
Ingevolge dit wetsartikel wordt - voor zover hier van belang - een buiten Nederland overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie opgemaakte akte van geboorte op verzoek van een belanghebbende in het geboorteregister ingeschreven, indien deze akte een persoon betreft die op het ogenblik van verzoek Nederlander is.
De ambtenaar kan weigeren over te gaan tot het opmaken van een akte indien de ambtenaar de bescheiden ongenoegzaam acht of indien hij van oordeel is dat de Nederlandse openbare orde zich hiertegen verzet (artikel 1:18c BW).
Artikel 10:101 juncto 10:100 BW
Ingevolge artikel 10:101 lid 1 juncto artikel 10:100 leden 1, onder b en c, 2 en 3 BW wordt een buitenslands tot stand gekomen rechtsfeit of rechtshandeling, waarbij familierechtelijke betrekkingen zijn vastgesteld of gewijzigd, welke zijn neergelegd in een door een bevoegde instantie overeenkomstig de plaatselijke voorschriften opgemaakte akte erkend, tenzij:
- aan de rechtshandeling geen behoorlijk onderzoek of behoorlijke rechtspleging is
voorafgegaan, of
- de erkenning van de rechtshandeling onverenigbaar is met de openbare orde.
Niet in geschil is dat sprake is van een door een bevoegde instantie overeenkomstig de plaatselijke voorschriften opgemaakte geboorteakte. Tevens is niet in geschil dat sprake is geweest van behoorlijke rechtspleging. In casu gaat het om de vraag of de openbare orde zich verzet tegen erkenning van de in het buitenland opgemaakte geboorteakte van [minderjarige] .
De ambtenaar weigert de inschrijving van de geboorteakte, omdat de ambtenaar meent dat de draagmoederschapsconstructie eerst getoetst dient te worden. Nu er geen wettelijk toetsingskader is, dient een dergelijke toetsing volgens de ambtenaar te worden gedaan door de rechtbank en niet door de ambtenaar.
De man vraagt zich af op basis van welke wettelijke bepaling de ambtenaar dit standpunt inneemt. De ambtenaar dient volgens de man geen onderscheid te maken tussen kinderen die in het buitenland geboren worden uit een draagmoeder en kinderen die in het buitenland geboren worden uit een niet-draagmoeder. Dit is volgens de man een ongerechtvaardigd onderscheid en valt bovendien buiten het toetsingskader van de ambtenaar, welk kader zich volgens de man slechts beperkt tot de formele erkenning van buitenlandse rechterlijke beslissingen.
De ambtenaar betwist deze stelling van de man en stelt zich op het standpunt dat de beoordeling van de draagmoederschapsconstructie onderdeel uitmaakt van de beoordeling van de erkenning van de buitenlandse documenten, namelijk of deze in strijd zijn met de Nederlandse openbare orde. Het formuleren van een sluitend oordeel hierover, vanwege het feit dat een wettelijk toetsingskader ontbreekt daar waar het gaat om erkenning van buiten Nederland tot stand gekomen draagmoederschapsconstructies, gaat de ambtelijke bevoegdheid van de ambtenaar te boven en is voorbehouden aan de rechter, aldus de ambtenaar.
De rechtbank stelt vast dat door de Nederlandse rechter nog geen toetsing van het hoogtechnologisch draagmoederschap in deze zaak heeft plaatsgevonden. De rechtbank Rotterdam heeft bij beschikking van 7 juli 2017 de man weliswaar belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] , maar heeft zich daarbij niet expliciet uitgelaten over het draagmoederschap en over de vraag of dat draagmoederschap - of beter gezegd de daaruit ontstane en vastgelegde familierechtelijke betrekking - al dan niet in strijd is met de Nederlandse openbare orde. De rechtbank volgt de ambtenaar in zijn standpunt dat toetsing van een hoogtechnologisch draagmoederschap in het kader van de openbare orde – zeker gelet op de complexiteit van deze zaken en het maatschappelijk belang bij een dergelijke toetsing – voorbehouden dient te zijn aan de rechter. Immers, het gaat om het erkennen van een rechtsverhouding die naar Nederlands recht thans niet mogelijk is, althans niet wettelijk geregeld is.
Voor zover de man heeft willen betogen dat de ambtenaar willekeurig en in strijd met de rechtszekerheid heeft gehandeld omdat in de Brp reeds is opgenomen dat de man de juridische vader is van [minderjarige] , zal de rechtbank aan dat standpunt voorbijgaan. Een registratie in de Brp brengt immers geen rechtsgevolgen met zich mee (noch voor de afstammingsrelatie noch voor de nationaliteit) en is naar zijn aard niet gelijk te stellen met een opname van de geboorteakte in de registers van de burgerlijke stand. De ambtenaar heeft een eigen bevoegdheid en verantwoordelijkheid bij het beoordelen van een inschrijving in laatstgenoemd register en is daarbij niet gebonden aan een eerdere inschrijving in de Brp.
De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is dan ook of de geboorteakte voor erkenning in aanmerking komt of dat erkenning van deze akte kennelijk onverenigbaar is met de openbare orde.
Naar Nederlands recht, artikel 1:199 BW, is vader van een kind -voor zover hier van belang- de man van wie het vaderschap gerechtelijk is vastgesteld. Niet in geschil is dat in de Amerikaanse geboorteakte de gegevens van de man als zijnde de vader van [minderjarige] zijn opgenomen en dat de Amerikaanse rechterlijke beslissing waarbij het vaderschap van de man is vastgesteld (en het vaderschap van de echtgenoot van de draagmoeder is ontkend), kan worden erkend. De rechtbank is van oordeel dat die rechterlijke beslissing voldoet aan de vereisten van artikel 10:100 BW.
Naar Nederlands recht, artikel 1:198 BW, is de moeder van een kind de vrouw uit wie het kind is geboren of die het heeft geadopteerd. Naar het oordeel van de rechtbank geeft deze regel een beginsel weer van juridische en sociale aard dat in de Nederlandse samenleving als fundamenteel wordt beschouwd. Gelezen in samenhang met artikel 7 IVRK (een kind heeft recht om, voor zover mogelijk, zijn of haar ouders te kennen) en artikel 8 IVRK (eerbiediging van het recht van het kind zijn identiteit te behouden) acht de rechtbank dit beginsel, dat blijkens de wetsgeschiedenis onverkort van toepassing is indien het genetisch materiaal niet afkomstig is van de vrouw die het kind heeft gebaard, van openbare orde. Een kind moet, indien mogelijk, aan de hand van de geboorteakte in staat worden gesteld zijn afstamming te kennen.
De man heeft onweersproken gesteld dat het traject van draagmoederschap in [geboorteplaats minderjarige] is begeleid door Circle Surrogacy, een Amerikaanse organisatie op het gebied van draagmoederschap en eiceldonatie. Er is volgens de man sprake van een intensief en complex traject, waarbij psychologische en medische ondersteuning heeft plaatsgevonden. Het ziekenhuis dat de man en de draagmoeder heeft begeleid is in het bezit van de uitslag van het DNA-onderzoek, dat volgens de man heeft aangetoond dat hij inderdaad de biologische vader is van [minderjarige] . De man is in het bezit van alle noodzakelijke gegevens van de eiceldonatrice en hij heeft in zijn testament laten opnemen dat zijn ouders deze gegevens aan [minderjarige] overhandigen ingeval de man iets overkomt. Ook kan [minderjarige] bij het bereiken van zijn 18e levensjaar zelf deze gegevens in Amerika opvragen.
Het bovenstaande brengt de rechtbank tot het oordeel dat erkenning (en inschrijving) van de Amerikaanse geboorteakte van [minderjarige] niet in strijd is met de Nederlandse openbare orde, nu deze voldoet aan de vereisten van artikel 10:101 BW. Immers, het door de man doorlopen traject lijkt met voldoende waarborgen te zijn omkleed, die grotendeels overeenkomen met de aanbevelingen van de Nederlandse Staatscommissie herijking ouderschap van december 2016. De rechtbank acht het daarbij vooral van belang dat de belangen van de draagmoeder en het kind voorop staan, in die zin dat de draagmoeder goed voorbereid en begeleid wordt en het kind in staat zal zijn te achterhalen van wij hij afstamt. Uit de geboorteakte (met latere vermelding) blijken de afstammingsgegevens van [minderjarige] . Nu deze gegevens niet overeenkomstig de biologische werkelijkheid zijn – in dit geval is de geboortemoeder niet de genetische moeder van de minderjarige – , dient de afstamming van de minderjarige door hem of haar te achterhalen zijn. De rechtbank stelt vast dat voldoende is gebleken dat [minderjarige] in staat zal zijn te kunnen achterhalen uit wie hij is geboren, van wie hij genetisch afstamt en onder welke omstandigheden dit is gebeurd. De rechtbank zal derhalve het verzoek tot inschrijving van de Amerikaanse geboorteakte toewijzen.
Volledigheidshalve merkt de rechtbank op dat de ambtenaar in aanmerking dient te nemen dat het vaderschap van de juridische vader, [naam echtg. draagmoeder] , bij uitspraak van 7 november 2016 van het [het gerecht in de VS] , VS, is ontkend en vervolgens het vaderschap van de biologische vader, de man, gerechtelijk is vastgesteld. Daarvan zal een latere vermelding dan wel een kanttekening aan de in te schrijven geboorteakte moeten worden toegevoegd. Het is aan de ambtenaar te bepalen welke wijze van registreren hier de voorkeur geniet.
De aard van de zaak verzet zich tegen het bij voorraad uitvoerbaar verklaren van de beschikking, zodat het daartoe strekkende verzoek zal worden afgewezen.
Proceskosten
Nu in hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen, is komen vast te staan dat de ambtenaar de verzochte inschrijving van de geboorteakte op goede gronden heeft geweigerd en ter beoordeling heeft voorgelegd aan de rechtbank, zal het verzoek tot een proceskostenveroordeling worden afgewezen.

Beslissing

De rechtbank:
gelast de inschrijving van de akte van geboorte van [minderjarige] geboren op [geboortedatum mj] te [geboorteplaats minderjarige] , Verenigde Staten van Amerika, opgemaakt door het [geboorteplaats minderjarige] State Department of Health, onder nummer [nr.] (waarvan een fotokopie aan deze beschikking wordt gehecht), in het register van geboorten van de gemeente ’s-Gravenhage;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. O.F. Bouwman, H. Wien en J.C. Sluymer, bijgestaan door mr. K.M. Heins als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 april 2018.