ECLI:NL:RBDHA:2018:7628

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 juni 2018
Publicatiedatum
26 juni 2018
Zaaknummer
C/09/541661 / HA RK 17-521
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • S.J. Hoekstra - van Vliet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking inzake verzoek tot verkoop van aandelen en opschorting van executie

In deze beschikking van 7 juni 2018 heeft de Rechtbank Den Haag geoordeeld over een verzoek tot verkoop van aandelen in de besloten vennootschap Jemnice B.V. door de verzoekers, Société Immobilière des Cimes en [verzoeker 1]. De zaak betreft een geschil dat voortvloeit uit eerdere juridische procedures in Frankrijk, waarin de verzoekers vorderingen hebben ingesteld tegen [verweerder 2], die de betaling van een bedrag van € 1.500.000,- aan schadevergoeding en een bedrag van € 180.000,- aan [verzoeker 1] betreft. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoekers bevoegd zijn om tot tenuitvoerlegging van de Franse uitspraak over te gaan, en dat er geen reden is voor opschorting van de executie. De rechtbank heeft de verzoekers toestemming gegeven om de in beslag genomen aandelen openbaar te verkopen binnen een termijn van een jaar, en heeft bepaald dat de verkoop onder leiding van de deurwaarder kan plaatsvinden. Tevens is [verweerder 2] verplicht om zijn medewerking te verlenen aan de verkoop van de aandelen en relevante gegevens te verstrekken aan de deurwaarder. De rechtbank heeft [verweerder 2] in de proceskosten veroordeeld, die tot op heden zijn begroot op € 1.686,-. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK DEN HAAG

Team Handel
zaak- / rekestnummer: C/09/541661 / HA RK 17-521
Beschikking van 7 juni 2018
in de zaak van

1.[verzoeker 1] , wonende te [woonplaats 1] (Libanon),

2. de onderneming naar Libanees recht
SOCIETÉ IMMOBILIÈRE DES CIMES, gevestigd te Beiroet Achrafieh (Libanon),
verzoekers,
advocaten mrs. A.J. Dunki Jacobs en J.G. Kuitert te Amsterdam,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
JEMNICE B.V., statutair gevestigd te Den Haag en kantoorhoudende te Amsterdam,
[verweerder 2], volgens het verzoekschrift wonende te [woonplaats 2] (Frankrijk),
verweerders,
advocaten mrs. L.W. Kasteleijn en M.B. Kasteleijn te Amsterdam.
Verzoekers zullen hierna ieder afzonderlijk worden aangeduid als ‘ [verzoeker 1] ’ en ‘Des Cimes’ en zij zullen hierna tezamen worden aangeduid als ‘ [verzoekers] ’. Verweerders zullen hierna ieder afzonderlijk worden aangeduid als ‘Jemnice’ en ‘ [verweerder 2] ’ en zij zullen hierna tezamen worden aangeduid als ‘ [verweerders] ’.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft kennis genomen van:
  • het verzoekschrift van [verzoekers] , met de daarbij overgelegde producties;
  • het verweerschrift van [verweerders] , met de daarbij overgelegde producties.
1.2.
Op 17 mei 2018 is de zaak ter zitting behandeld. Daarbij zijn verschenen [verzoeker 1] in persoon, mede namens Des Cimes en bijgestaan door mr. Kuitert en mr. M.W. Schüller. Namens [verweerders] zijn verschenen mrs. L.W. en M.B. Kasteleijn. Tevens is verschenen de heer R.P. Veenendaal, gerechtsdeurwaarder bij Groot & Evers Gerechtsdeurwaarders en Incassobureau, namens zijn kantoorgenoot de heer A. Pothof (hierna: de deurwaarder).

2.De feiten

2.1.
[verzoekers] en [verweerder 2] hebben in het verleden zakelijke betrekkingen met elkaar onderhouden. Op enig moment is tussen hen een geschil ontstaan over geldvorderingen die [verzoekers] stelden te hebben op [verweerder 2] , maar die door hem werden betwist. Partijen hebben daarover geprocedeerd in Frankrijk.
2.2.
In de Franse procedure hebben [verzoekers] gevorderd dat [verweerder 2] hen een bedrag van € 180.000,- diende te betalen op grond van een door hen gesloten overeenkomst, alsmede een bedrag van € 3.500.000,- aan schadevergoeding. Het Tribunal de Commerce heeft bij uitspraak van 9 oktober 2015 (hierna: ‘de Franse uitspraak in eerste aanleg’) het eerstgenoemde bedrag toegewezen aan [verzoeker 1] , vermeerderd met rente zoals in die uitspraak nader geconcretiseerd, en de vordering voor het overige afgewezen, welke uitspraak uitvoerbaar bij voorraad is verklaard. In het hoger beroep tegen dit vonnis heeft het Cour d’Appel de Paris in een uitspraak van 12 januari 2017 (hierna: ‘de Franse uitspraak in hoger beroep’) de veroordeling ter zake de betaling van het bedrag van € 180.000,-, te vermeerderen met rente, in stand gelaten, de Franse uitspraak in eerste aanleg voor het overige vernietigd en [verweerder 2] veroordeeld om een bedrag van € 1.500.000,- aan schadevergoeding aan Des Cimes te betalen, alsmede een bedrag aan proceskosten, een en ander met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
2.3.
[verweerder 2] heeft inmiddels het genoemde bedrag van € 180.000,- aan [verzoeker 1] betaald. Aan de veroordeling tot betaling van rente en tot betaling van een bedrag van € 1.500.000,- aan Des Cimes heeft [verweerder 2] niet voldaan.
2.4.
In Frankrijk heeft zich verder onder meer, voor zover thans relevant, het volgende voorgedaan.
  • [verweerder 2] heeft een strafrechtelijke aanklacht ingediend tegen [verzoeker 1] wegens misleiding van de rechter. Inmiddels is besloten om niet tot strafrechtelijke vervolging over te gaan.
  • [verweerder 2] heeft cassatieberoep ingesteld tegen de Franse uitspraak in hoger beroep. Dat cassatieberoep is op verzoek van [verzoekers] op 9 november 2017 doorgehaald. Dat is in Frankrijk in beginsel mogelijk indien door een in hoger beroep veroordeelde nog geen uitvoering is gegeven aan een – uitvoerbaar bij voorraad verklaard – arrest, zoals hier het geval was. Bij deze beslissing is voorbij gegaan aan het verweer van [verweerder 2] inhoudende dat, kort gezegd, nakoming voor hem onmogelijk en/of onredelijk bezwarend is. [verweerder 2] kan binnen twee jaar opnieuw in cassatie gaan, mits hij alsnog voldoet aan de Franse uitspraak in hoger beroep;
  • [verweerder 2] heeft daarna aan de Franse executierechter verzocht om, verkort weergegeven, ontneming van de uitvoerbaarheid bij voorraad aan de Franse uitspraak in hoger beroep. In dit verzoek is hij op 23 februari 2018 niet ontvankelijk verklaard. [verweerder 2] heeft hoger beroep ingesteld tegen die beslissing. Op dat hoger beroep is nog niet beslist.
  • Aan [verzoekers] zijn door het Court d’Appel certificaten afgegeven op grond van artikel 53 van de Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (herschikking), hierna te noemen: ‘de herschikte EEX-verordening’.
2.5.
In Nederland speelt het volgende.
  • [verzoekers] hebben op 22 september 2017 executoriaal beslag laten leggen op alle aandelen van [verweerder 2] in de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Jemnice B.V. (hierna: ‘de aandelen’ en ‘het beslag’).
  • [verweerder 2] heeft kort daarna een verzoek bij deze rechtbank ingediend tot, kort gezegd, weigering dan wel opschorting van de tenuitvoerlegging van de Franse uitspraak in hoger beroep op grond van artikel 46 van de herschikte EEX-verordening. In die procedure (hierna ook: ‘de EEX-weigeringsprocedure’) heeft ook een mondelinge behandeling plaatsgevonden op 17 mei 2018, voorafgaand aan de mondelinge behandeling in dit geding. Op dat verzoek zal tevens vandaag worden beslist.
  • [verzoekers] zijn op 20 oktober 2017 de onderhavige procedure gestart (hierna: ‘de 474g-procedure’);
  • [verweerder 2] is eind 2017 een kort geding gestart bij de rechtbank Den Haag waarin hij, kort gezegd, de schorsing van de tenuitvoerlegging van het beslag heeft gevorderd. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter ontbrak echter aan de zijde van [verweerder 2] een rechtens te respecteren belang daarbij. Dat was volgens de voorzieningenrechter het geval omdat verkoop van de aandelen eerst kan plaatsvinden nadat de rechtbank het verzoek in de 474g-procedure heeft toegewezen en de rechter in die procedure ook de rol van executierechter kan vervullen en derhalve kan oordelen over de door [verweerder 2] in het kort geding aangevoerde gronden om tot schorsing van de tenuitvoerlegging van de Franse uitspraak in hoger beroep te komen. De vordering in kort geding is daarom bij vonnis van 22 januari 2018 afgewezen. [verweerder 2] heeft hoger beroep aangetekend tegen dat vonnis. Daarop is nog niet beslist.

3.Verzoek en verweer

3.1.
[verzoekers] verzoeken de rechtbank om, uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen:
primair:
dat zij binnen een termijn van een jaar te rekenen vanaf de datum van deze beschikking over mogen gaan tot verkoop en overdracht van de aandelen, met inachtneming van de wettelijke en statutaire bepalingen ter zake van vervreemding en overdracht van aandelen, met uitzondering van de statutaire blokkeringsregeling in artikel 14 van de statuten van Jemnice en de wettelijke blokkeringsregeling van artikel 2:195 van het Burgerlijk Wetboek (BW), en met buiten toepassing verklaring van de bedoelde statutaire en wettelijke bepalingen, voor zover handhaving van die bepalingen leidt tot een lagere koopprijs van de aandelen;
dat de deurwaarder de wijze van verkoop kan bepalen teneinde een zo hoog mogelijke opbrengst te verkrijgen, althans dat deze de aandelen onderhands mag verkopen en dat hij, indien dat niet leidt tot een overdracht, mag overgaan tot openbare verkoop;
indien en wanneer [verzoeker 1] of Des Cimes de hoogste bieder op de aandelen mocht zijn, hij/zij de koopsom voor de aandelen – behoudens de executiekosten – kan voldoen door middel van verrekening met zijn/haar vorderingen op [verweerder 2] en dat hij/zij daarvoor – zo nodig in afwijking van de veilingvoorwaarden – de koopsom niet eerst in handen van de deurwaarder behoeft te stellen;
subsidiair:
in goede justitie binnen welke termijn, op welke wijze en onder welke voorwaarden verkoop en overdracht van de aandelen dient plaats te vinden;
primair en subsidiair:
4. dat [verweerder 2] zijn medewerking moet verlenen aan de verkoop van de aandelen;
5. dat [verweerder 2] en Jemnice op eerste verzoek van de deurwaarder binnen veertien dagen aan hem ter beschikking dienen te stellen alle naar het oordeel van de deurwaarder voor de waardering en verkoop van de aandelen relevante gegevens betreffende Jemnice, onder meer maar niet beperkt tot haar (indirecte) deelnemingen;
met veroordeling van [verweerder 2] in de kosten van dit geding.
3.2.
Jemnice en [verweerder 2] hebben een verweerschrift ingediend. Zij verzoeken tot uitstel van enige vervolgstap in de verzochte executie van de aandelen totdat de door hen beschreven Franse procedures alsmede de EEX-weigeringsprocedure in kracht van gewijsde zijn gegaan, dan wel om, indien de executie wordt voortgezet, rekening te houden met hetgeen [verweerders] naar voren hebben gebracht over de wijze van verkoop van de aandelen.

4.De beoordeling

Executiegeschil
4.1.
Als eerste ligt ter beoordeling voor het standpunt van [verweerders] dat er reden is voor opschorting van de executie. Als uitgangspunt heeft te gelden dat [verzoekers] bevoegd zijn om tot tenuitvoerlegging van de – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – Franse uitspraak in hoger beroep over te gaan, gelet ook op de certificaten die zijn afgegeven op grond van artikel 53 herschikte EEX-Verordening. Daarbij is voorts van belang dat het verzoek tot weigering dan wel opschorting van de tenuitvoerlegging in de door [verweerder 2] gestarte EEX-weigeringsprocedure bij beschikking van heden is afgewezen. Op voormeld uitgangspunt is een uitzondering mogelijk, namelijk in het geval er sprake is van misbruik van bevoegdheid. De diverse door [verweerders] naar voren gebrachte omstandigheden rechtvaardigen echter niet het oordeel dat daarvan in dit geval sprake is.
4.2.
Voor zover [verweerders] wijzen op de procedure die nog loopt in Frankrijk en op de procedures die [verweerder 2] daar nog kan starten, die er (uiteindelijk) mogelijk toe zouden kunnen leiden dat de Franse uitspraak in hoger beroep alsnog gewijzigd wordt dan wel wordt “geneutraliseerd” (zoals [verweerder 2] stelt ten aanzien van de mogelijk door hem te starten civiele procedure) heeft te gelden dat zij die omstandigheden ook ten grondslag hebben gelegd aan hun verzoek in de EEX-weigeringsprocedure. In die procedure is geoordeeld dat die omstandigheden niet kunnen leiden tot het oordeel dat tenuitvoerlegging kennelijk strijdig is met de Nederlandse openbare orde. Daartoe was, kort gezegd, redengevend dat aan geen van die procedures opschortende werking is toegekend, zodat de Franse uitspraak in hoger beroep voor tenuitvoerlegging vatbaar is en blijft, ook als [verweerder 2] de genoemde procedures zou gaan voeren. Van bijzondere omstandigheden die dit anders zouden moeten maken en zouden nopen tot uitstel van de executie is de rechtbank niet gebleken. Daarbij heeft de rechtbank in de betreffende beschikking overwogen dat het niet aan de rechtbank is om te oordelen over de juistheid van de in Frankrijk genomen beslissingen en om de kans van slagen van een hoger beroep of cassatie in te schatten. Om diezelfde redenen kunnen deze omstandigheden ook niet leiden tot het oordeel dat van misbruik van bevoegdheid sprake is.
4.3.
De stelling van [verweerders] (als vermeld onder 18 in het verweerschrift) dat de tenuitvoerlegging geschorst moet worden, totdat de rechtbank in de EEX-weigeringsprocedure heeft geoordeeld omtrent het volgen van de verkeerde tenuitvoerleggingsprocedure, behoeft geen bespreking. Dat oordeel heeft de rechtbank immers bij beschikking van heden gegeven. Dat houdt in dat de stellingen van [verweerders] daaromtrent niet kunnen leiden tot de conclusie dat sprake is van kennelijke strijdigheid met de Nederlandse openbare orde en wel om redenen als in die beschikking vermeld.
4.4.
[verweerders] hebben ten slotte gewezen op de eventuele onherstelbare schade die het gevolg zal zijn van de verkoop van de aandelen in Jemnice en op de onbegrijpelijke keuze voor dit beslag in plaats van voor andere verhaalsmogelijkheden. Ook die stellingen kunnen echter niet leiden tot het oordeel dat sprake is van misbruik van bevoegdheid. Anders dan in de uitspraak van de rechtbank Zwolle van 31 maart 2014, waarnaar [verweerder 2] verwijst, waarin de behandeling van het verzoek bij wijze van uitzondering wordt aangehouden in afwachting van het wijzen van een uitspraak in hoger beroep, is die uitspraak in hoger beroep hier al gewezen. Van een op korte termijn te verwachten uitspraak in cassatie is bovendien geen sprake. Integendeel, de cassatieprocedure is momenteel niet aanhangig. Verder staat het [verzoekers] in beginsel vrij alle tot haar beschikking staande executiemaatregelen te treffen. Dit zou anders kunnen zijn indien [verweerder 2] andere verhaalsmogelijkheden aanwijst, die voor hem minder ingrijpende gevolgen hebben, maar dat heeft hij niet gedaan. Hij heeft volstaan met het refereren aan de aanwezigheid van “afdoende vermogensbestanddelen”, maar hij heeft geen enkel concreet inzicht hierin gegeven. Dat geldt ook voor zijn stellingen omtrent de aanwezigheid van liquide middelen. Alhoewel [verweerder 2] in zijn verweerschrift refereert aan banktegoeden, heeft hij ter zitting gesteld dat zijn liquide middelen beperkt zijn. Anderzijds heeft hij wel als optie genoemd om zelf mee te bieden op de aandelen. Op de vraag hoe dat kan zonder liquide middelen heeft hij geantwoord dat dat “morgen weer anders kan zijn”. Ten slotte is gebleken dat met het beslag op de huisraad van [verzoeker 1] , waarnaar [verweerder 2] nog heeft verwezen, de vordering van Des Cimes zeker niet zal kunnen worden voldaan.
4.5.
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat er geen aanleiding is voor opschorting van de executie.
De (wijze van) verkoop van de aandelen
4.6.
Aan de wettelijk voorgeschreven voorwaarden om over te kunnen gaan tot verkoop van de in beslag genomen aandelen is voldaan. Het verzoek van [verzoekers] is dan ook in zoverre toewijsbaar.
4.7.
Tegen de onder 1 gevorderde termijn heeft [verweerder 2] geen verweer gevoerd, zodat dat onderdeel van het verzochte eveneens toewijsbaar is. Met de verder onder 1 verzochte bepalingen ten aanzien van de blokkeringsregeling heeft [verweerder 2] ingestemd. Nu hij enig aandeelhouder is van Jemnice komt aan de genoemde blokkeringsregelingen geen werking toe, zodat er geen reden is om deze buiten toepassing te verklaren.
4.8.
Wat betreft het onder 2 gevorderde is gebleken dat de deurwaarder een openbare verkoop voorstaat, indien partijen het niet eens zijn over onderhandse verkoop. Dat laatste is het geval. Ook [verweerder 2] staat namelijk een openbare verkoop voor. Dit acht de rechtbank ook aangewezen, nu de waarde van de aandelen op geen enkele wijze inzichtelijk is gemaakt. De rechtbank zal daarom bepalen dat tot openbare verkoop mag worden overgegaan.
4.9.
Voor toewijzing van het verzoek van [verweerder 2] om daarbij te bepalen dat het [verzoekers] niet is toegestaan om mee te bieden op de aandelen, ziet de rechtbank geen aanleiding. [verweerder 2] heeft toegelicht dat niemand weet hoeveel Jemnice precies waard is behalve hijzelf en [verzoekers] en dat niet onwaarschijnlijk is dat zich een biedingenstrijd ontspint tussen hen, die de prijs opdrijft. Nu het doel van de openbare verkoop is om een zo hoog mogelijke opbrengst te verkrijgen, valt echter niet in te zien waarom dat moet worden voorkomen. [verweerder 2] heeft dat niet duidelijk weten te maken. De rechtbank vermag overigens ook niet in te zien waarom [verweerder 2] een biedingenstrijd met [verzoeker 1] zou willen aangaan, die er op neerkomt dat hij meer zou willen bieden voor de aandelen dan de hoogte van zijn schuld. Het ligt immers voor de hand dat, als hij daarvoor voldoende middelen heeft, hij die aanwendt om vóór de verkoop van de aandelen zijn schuld te voldoen (zoals [verzoeker 1] overigens ook verwacht dat [verweerder 2] zal doen).
4.10.
[verweerders] stellen verder dat de openbare verkoop dient plaats te vinden onder leiding van een onafhankelijke deurwaarder. Ter zitting hebben zij nader geconcretiseerd dat dit volgens hen een andere deurwaarder dient te zijn dan de deurwaarder die thans met de executie is belast, omdat die door [verzoekers] is aangezocht. Dat enkele feit is echter onvoldoende voor het inschakelen van een andere deurwaarder. Immers de beslagleggende deurwaarder is op grond van de wet tevens met de executie belast. Het enkele feit dat [verzoekers] de opdrachtgevers zijn tot beslaglegging staat aan executie door de beslagleggende deurwaarder dus niet in de weg.
4.11.
Tegen de overig verzochte verkoopbepalingen is geen verweer gevoerd. Deze zullen daarom worden toegewezen op de wijze zoals hierna vermeld.
4.12.
Het verzoek van de deurwaarder om een dwangsom te verbinden aan de bepaling sub 5 betreffende het verstrekken van gegevens is niet toewijsbaar, nu alleen een partij daarom kan verzoeken en dat is hier niet gebeurd.
4.13.
Als in het ongelijk gestelde partij zal [verweerder 2] worden veroordeeld in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van [verzoekers] begroot op € 1.686,-, te weten
€ 618,- aan griffierecht en € 1.068,- aan salaris advocaat.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
bepaalt dat [verzoekers] over mogen gaan tot openbare verkoop en overdracht van de in beslag genomen aandelen in Jemnice en wel binnen een termijn van een jaar te rekenen vanaf de datum van deze beschikking;
5.2.
bepaalt dat, indien [verzoeker 1] of Des Cimes de hoogste bieder op de aandelen is, hij of zij de koopsom voor de aandelen, behoudens de executiekosten, kan voldoen door middel van verrekening met zijn of haar vordering(en) op [verweerder 2] uit hoofde van de Franse uitspraak in hoger beroep en dat hij of zij daarvoor – zo nodig in afwijking van de veilingvoorwaarden – de koopsom niet eerst in handen van de deurwaarder behoeft te stellen;
5.3.
bepaalt dat [verweerder 2] zijn medewerking moet verlenen aan de verkoop van de aandelen;
5.4.
bepaalt dat [verweerder 2] en Jemnice op eerste verzoek van de deurwaarder binnen veertien dagen aan hem ter beschikking dienen te stellen alle naar het oordeel van de deurwaarder voor de waardering en verkoop van de aandelen relevante gegevens betreffende Jemnice, onder meer maar niet beperkt tot diens (indirecte) deelnemingen;
5.5.
veroordeelt [verweerder 2] in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van [verzoekers] begroot op € 1.686,- te weten € 618,- aan griffierecht en € 1.068,- aan salaris advocaat;
5.6.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.7.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.J. Hoekstra - van Vliet op 7 juni 2018.
ts