ECLI:NL:RBDHA:2018:762
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- G. van Zeben-de Vries
- Rechtspraak.nl
Ongeldigverklaring rijbewijs en niet-ontvankelijkheid bezwaarschrift
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 januari 2018 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR). De eiser had zijn rijbewijs ongeldig verklaard gekregen door het CBR op 23 december 2016. Hiertegen heeft hij op 8 februari 2017 een bezwaarschrift ingediend, dat door het CBR op 16 maart 2017 niet-ontvankelijk werd verklaard. De eiser heeft vervolgens beroep ingesteld tegen deze niet-ontvankelijkverklaring.
Tijdens de zitting op 23 november 2017 heeft de eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn standpunt toegelicht. De rechtbank heeft vastgesteld dat het bezwaarschrift buiten de wettelijke termijn van zes weken was ingediend, en dat de eiser geen verschoonbare omstandigheden heeft aangevoerd die deze termijnoverschrijding zouden rechtvaardigen. De eiser had aangevoerd dat hij vanwege een ziekenhuisopname van 11 tot en met 22 december 2016 niet in staat was om tijdig bezwaar te maken. De rechtbank oordeelde echter dat deze omstandigheden niet tot verschoonbaarheid leiden, aangezien het besluit op 23 december 2016 was genomen en de eiser het besluit tijdig had kunnen ontvangen.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat de eiser het risico van de termijnoverschrijding voor zijn rekening moet nemen en dat het CBR het bezwaarschrift terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het beroep van de eiser is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen zes weken.