Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 mei 2018 in de zaak tussen
[eiser] , eiser
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
ProcesverloopBij besluit van 21 februari 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als ongegrond.
Overwegingen
In het zesde lid van dit artikel is bepaald dat het onderzoek wordt hervat op het punt waarop het is afgebroken.
Bij brief van 24 januari 2018 aan verweerder heeft de gemachtigde van eiser gesteld dat de termijn voor het uitreiken van een besluit in de AA-procedure inmiddels is verstreken, en heeft zij verweerder verzocht de aanvraag van eiser verder in de VA-procedure te behandelen.
Eiser stelt verder dat, nadat hij uit Cuba was vertrokken de voorzitter van het CDR bij zijn moeder langs is geweest om te vragen waarom haar zoon de bonnen uit het boekje, voor het verkrijgen van voedsel, niet heeft gebruikt. Dit boekje staat op naam en is gekoppeld aan een ID-nummer. Zijn moeder heeft aan het CDR verteld dat hij naar Nederland is vertrokken. Er is dus voldoende reden om aan te nemen dat het CDR dat ook zal weten wanneer hij zal terugkeren naar Cuba.
Eiser heeft verder een brief van het CDR overgelegd waarin staat dat hij of zijn partner moet vertrekken uit de wijk omdat andere wijkbewoners dat willen. Hierdoor kan eiser niet zijn leven leiden zoals hij dat wil, te weten samenwonen met een partner van hetzelfde geslacht. Met regelmaat werden er stenen naar de woning gegooid, uitwerpselen aan de muren gesmeerd of in de tuin gegooid.
Eiser stelt te zijn gearresteerd voor het hand in hand lopen met zijn partner en heeft vervolgens een boete gekregen.
Door de cumulatie van gebeurtenissen die volgens eiser jarenlang gedurende bijna zijn hele leven zijn voorgevallen, heeft hij besloten Cuba te verlaten.
Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat niet is gebleken dat eiser vanwege zijn geaardheid onderwijs, huisvesting, werk of gezondheidszorg is ontzegd. Verder heeft verweerder er terecht op gewezen dat uit de verklaringen van eiser volgt dat hij zich al vanaf zijn elfde bewust was van zijn geaardheid en dat hij zes homoseksuele relaties heeft gehad, dat hij zijn hele leven in Cuba heeft doorgebracht, dat hij een groot deel van zijn leven in de ouderlijke woning heeft kunnen verblijven, dat hij met zijn broer heeft gewoond en dat hij daarna in een kamer boven een cafetaria heeft gewoond. Voorts heeft eiser verklaard dat hij de middelbare school heeft afgerond en een vervolgcursus gastronomie heeft kunnen volgen. Ook heeft hij in zijn onderhoud kunnen voorzien door te werken. Ook heeft hij geld gekregen van zijn familie.
De stelling van eiser dat het voor hem onmogelijk was om bij de overheid te werken vanwege zijn geaardheid, nog daargelaten dat hij niet onderbouwd heeft gesteld dat hij om die reden voor een baan bij de overheid is afgewezen, biedt geen grond voor de conclusie dat de situatie voor hem in Cuba onhoudbaar was, omdat hij wel steeds op een andere manier heeft kunnen werken en in zijn onderhoud heeft kunnen voorzien. Verweerder heeft terecht aan eiser tegengeworpen dat hij niet heeft onderbouwd dat hij geen werk (meer) heeft omdat hij homoseksueel is.
Eiser heeft voor het eerst ter zitting gesteld dat hij ook is gearresteerd vanwege het hand in hand lopen met zijn partner en vervolgens twee dagen gedetineerd is geweest. Omdat eiser daarover niet eerder in de bestuurlijke fase tegenover verweerder heeft verklaard en hij ook geen uitleg heeft kunnen geven waarom hij daarover niet eerder heeft verklaard, heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat hij die aanvullende verklaring van eiser niet geloofwaardig acht. De stelling van eiser dat zijn ex-partner daarover wel heeft verklaard, maakt dat niet anders.
De beroepsgrond slaagt niet.