ECLI:NL:RBDHA:2018:7574

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 juni 2018
Publicatiedatum
25 juni 2018
Zaaknummer
09/777130-16 ea
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van bromfietsen, verduistering in dienstbetrekking en poging tot straatroof door minderjarige verdachte

Op 25 juni 2018 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2000, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten. De verdachte heeft samen met een ander twee bromfietsen gestolen, waarbij één van de sloten is verbroken. Daarnaast heeft hij geld gestolen uit de fooienpot van zijn werkgever tijdens zijn stage en heeft hij tweemaal contactloos betaald met een gestolen bankpas. Tevens heeft de verdachte geprobeerd een tas weg te nemen van een 12-jarige jongen, wat heeft geleid tot gevoelens van angst en onveiligheid bij het slachtoffer.

De rechtbank heeft de zaak behandeld in een meervoudige kamer voor jeugdstrafzaken. Tijdens de zitting op 11 juni 2018 zijn de verklaringen van de verdachte en de vordering van de officier van justitie besproken. De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt vrijgesproken van de verduistering, maar dat de overige feiten bewezen worden verklaard. De verdediging heeft vrijspraak bepleit voor de verduistering, maar erkende dat de diefstal van het geld wel bewezen kon worden.

De rechtbank heeft op basis van de bewijsmiddelen, waaronder bekennende verklaringen van de verdachte, vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van de bromfietsen, de verduistering en de poging tot straatroof. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot 40 dagen jeugddetentie, waarvan 36 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder deelname aan het ITB Harde Kern-traject. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het feit dat hij sinds december 2016 geen strafbare feiten meer heeft gepleegd.

Uitspraak

Rechtbank Den Haag

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer 09/777130-16; 09/122993-16 (t.t.g.); 09/154665-16 (t.t.g.)
Datum uitspraak: 25 juni 2018
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank Den Haag, rechtdoende in jeugdstrafzaken, heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de - deels door de kinderrechter naar de meervoudige kamer verwezen - zaken van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2000,
[adres 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting met gesloten deuren van 11 juni 2018.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A. Baas en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. I. Aardoom-Fuchs, advocaat te Gouda, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdachte wordt - kort gezegd - verweten dat hij zich in de zaak met parketnummer 09/777130-16 (dagvaarding I) samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan diefstal van twee brom/snorfietsen met braak, subsidiair wordt hem het medeplegen van de heling van deze brom- /snorfietsen verweten.
Tevens wordt hem in de zaak met parketnummner 09/122993-16 (dagvaarding II) - na wijziging van de dagvaarding - verweten dat hij zich primair schuldig heeft gemaakt aan verduistering in dienstbetrekking en subsidiair aan diefstal van een geldbedrag. In de zaak met parketnummer 09/154665-16 (dagvaarding III) wordt de verdachte verweten dat hij een portemonnee met daarin diverse pasjes, waaronder een bankpas op naam van [benadeelde 1] heeft geheeld (feit 1) en dat hij vervolgens met deze bankpas contactloos heeft betaald bij Albert Heijn en New York Pizza (feit 2) alsook dat hij al dan niet samen met een ander heeft geprobeerd een straatroof te plegen (feit 3).
De volledige tekst van de gewijzigde tenlastelegging is opgenomen in bijlage I van dit vonnis en maakt daarvan deel uit.
3. Bewijsoverwegingen
3.1
Inleiding
De rechtbank moet de vraag beantwoorden of de verdachte zich aan de hierboven genoemde feiten schuldig heeft gemaakt.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank de verdachte zal vrijspreken van de verduistering (gewijzigde dagvaarding II, primair) en dat de rechtbank de overige feiten (dagvaarding I primair, II subsidiair en III) wettig en overtuigend bewezen zal verklaren. Wat de in dagvaarding I onder b. vermelde Tomos betreft, komt de officier van justitie tot de conclusie dat er geen sprake is van braak.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van dagvaarding I betoogd dat het primair ten laste gelegde overeenkomstig de eis van de officier van justitie bewezen kan worden verklaard. Ten aanzien van de gewijzigde dagvaarding II heeft de raadsvrouw vrijspraak van het primair ten laste gelegde bepleit, nu er vraagtekens bij kunnen worden gezet of het werken in het kader van een onbetaalde stage kan worden gezien als werken in dienstbetrekking. De ten laste gelegde diefstal van een geldbedrag kan, aldus de raadsvrouw, wel bewezen worden verklaard. De bij dagvaarding III onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten kunnen eveneens bewezen worden verklaard.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging
Ten aanzien van dagvaarding I. [1]
De rechtbank is van oordeel dat met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering kan worden volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend. Voorts heeft de verdachte nadien niet anders verklaard en heeft de raadsvrouw van de verdachte geen vrijspraak bepleit.
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen:
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor minderjarige verdachte
d.d. 20 december 2016, inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte (p. 87-90) en een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor minderjarige verdachte d.d. 21 december 2016, inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte (p. 91-93). De verdachte heeft ter terechtzitting van 11 juni 2018 desgevraagd verklaard bij deze verklaring te blijven;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 19 december 2016,
inhoudende de verklaring van [aangever 1] , met bijlage (p. 31-33);
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 21 december 2016,
inhoudende de verklaring van [aangever 2] , met bijlagen (p. 34-37).
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij dagvaarding I primair ten laste gelegde feit heeft begaan, op de in bijlage II, zijnde de bewezenverklaring, beschreven wijze.
Ten aanzien van dagvaarding II. [2]
De rechtbank is van oordeel dat met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering kan worden volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend. Voorts heeft de verdachte nadien niet anders verklaard en heeft de raadsvrouw van de verdachte geen vrijspraak bepleit.
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring, door de verdachte afgelegd ter terechtzitting van
11 juni 2018;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d.18 mei 2016,
inhoudende de verklaring van [aangever 3] , met bijlagen (p. 3-8).
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij dagvaarding II subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan, op de in bijlage II, zijnde de bewezenverklaring, beschreven wijze.
De rechtbank zal de verdachte dan ook van het bij dagvaarding II primair ten laste gelegde feit vrijspreken, omdat de fooienpot kennelijk in een dichte kast in de kantine stond en niet is gebleken dat de verdachte deze in verband met zijn werkzaamheden als stagiaire onder zich had, in die zin dat hij over de inhoud ervan kon beschikken.
Ten aanzien van dagvaarding III. [3]
Feiten 1 en 2
De rechtbank is van oordeel dat met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering kan worden volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend. Voorts heeft de verdachte nadien niet anders verklaard en heeft de raadsvrouw van de verdachte geen vrijspraak bepleit.
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen:
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor minderjarige verdachte
d.d. 25 juni 2016, inhoudende de bekennende verklaring van [verdachte] (p. 56-66), alsook
een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor minderjarige verdachte
d.d. 26 juni 2016, inhoudende de bekennende verklaring van [verdachte] (p. 76-81),
welke verklaring de verdachte ter terechtzitting van 11 juni 2018 heeft gehandhaafd;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 24 juni 2016,
inhoudende de verklaring van [benadeelde 1] (p. 42-43).
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bij dagvaarding III onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, op de in bijlage II, zijnde de bewezenverklaring, beschreven wijze.
Feit 3
De rechtbank is van oordeel dat met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering kan worden volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend. Voorts heeft de verdachte nadien niet anders verklaard en heeft de raadsvrouw van de verdachte geen vrijspraak bepleit.
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen:
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor minderjarige verdachte
d.d. 25 juni 2016, inhoudende de bekennende verklaring van [verdachte] (p. 56-66), alsook
een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor minderjarige verdachte
d.d. 26 juni 2016, inhoudende de bekennende verklaring van [verdachte] (p. 76-81), welke
verklaringen de verdachte ter terechtzitting van 11 juni 2018 heeft gehandhaafd;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 25 juni 2016,
inhoudende de verklaring van [aangever 4] (p. 13-16);
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 25 juni 2016,
inhoudende verklaring van [getuige] (p.17-18).
Hoewel de verdachte ter terechtzitting heeft verklaard zich niet meer te kunnen herinneren of hij bedreigende woorden heeft geuit, heeft niet alleen de aangever, maar ook de [getuige] verklaard dat deze bedreigende woorden wel zijn gezegd. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat er wel degelijk bedreigende woorden, zoals die in de tenlastelegging onder feit 3 zijn weergegeven, zijn geuit.
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij dagvaarding III onder 3 ten laste gelegde feit heeft begaan, op de in bijlage II, zijnde de bewezenverklaring, beschreven wijze.
3.5
De bewezenverklaring
Door de inhoud van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen heeft de rechtbank de overtuiging gekregen dat de verdachte de feiten heeft gepleegd, zoals omschreven in bijlage II.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van de feiten

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De straf/maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 60 dagen, met aftrek van de tijd in verzekering doorgebracht, waarvan
56 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarden
begeleiding door de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering in het kader van de meldplicht en het meewerken aan ITB Harde Kern, waar Lara Zorg als dagbesteding onderdeel van uitmaakt.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw kan zich in principe vinden in de eis van de officier van justitie, maar acht gelet op de omstandigheid dat het oude feiten betreft, de verdachte al gedurende een lange periode strakke begeleiding heeft en zich in deze periode positief heeft ontwikkeld, een proeftijd van 1 jaar aangewezen. Daarbij heeft zij aangegeven dat mede in aanmerking dient te worden genomen dat de verdachte inmiddels bijna 18 jaar oud is.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft samen met een ander twee bromfietsen gestolen. Bij de diefstal van één van deze bromfietsen is het slot verbroken. De verdachte heeft voorts geld gestolen uit de fooienpot bij de werkgever waar hij stage liep en tweemaal contactloos betaald met een bankpas waarvan hij wist dat deze was gestolen. De verdachte heeft door het stelen van de bromfietsen en het gebruiken van de gestolen bankpas geen respect getoond voor de eigendommen van een ander en de schade die zij hebben geleden. De verdachte heeft voorts het vertrouwen van zijn werkgever, die voor de eerste keer een stagiair had aangenomen, ernstig beschaamd door geld uit de fooienpot te stelen.
Ten slotte heeft de verdachte zich ook samen met een ander schuldig gemaakt aan een poging een tas weg te nemen van een jongen van 12 jaar. Als gevolg hiervan kan het jonge slachtoffer zich nog gedurende langere tijd angstig en onveilig voelen, terwijl ook de gevoelens van angst en onveiligheid in maatschappij in het algemeen kunnen toenemen.
De persoon van de verdachte
De verdachte is nog niet eerder veroordeeld voor strafbare feiten.
De rechtbank heeft acht geslagen op diverse voorlichtingsrapporten van de Raad voor de Kinderbescherming (verder: de Raad) en de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (verder: de WSJ) waaronder het meest recente rapport d.d. 30 mei 2018, met als bijlage een plan van aanpak van de WSJ d.d. 15 mei 2018.
Blijkens dit rapport ziet de Raad aanleiding om het eerder gegeven strafadvies van 24 mei 2017 te wijzigen. De rapporteur heeft aangegeven dat de verdachte sinds december 2016 in schorsende voorwaarden loopt en sinds die tijd geen strafbare feiten heeft gepleegd. Tijdens zijn schorsing heeft er een onderzoek naar een gedragsbeïnvloedende maatregel plaatsgevonden. Het resultaat van dat onderzoek was dat de verdachte baat zou hebben bij de gedragsbeïnvloedende maatregel ter voorkoming van herhaling en men adviseerde onder andere het inzetten van FAST (de Waag), PMT en ITB Criem. Ook het vinden van een dagbesteding voor de verdachte was belangrijk. In afwachting van de strafzitting is de hulpverlener al begonnen met dit advies. De verdachte heeft meegewerkt aan FAST en heeft dit traject positief afgerond. Daarnaast heeft de verdachte tot twee keer toe meegewerkt aan het intensieve traject van ITB Criem. Ook dit is positief verlopen. PMT is niet ingezet.
De verdachte heeft op dit moment 1 op 1 begeleiding bij Lara Zorg vanuit WMO en hier werkt de verdachte aan mee. De verdachte heeft nu dus een verplichte dagbesteding, loopt stage en werkt op zaterdag. Eigenlijk kun je zeggen dat de verdachte het met de intensieve begeleiding goed doet.
De Raad maakt zich, net als de jeugdbeschermer, echter wel zorgen wanneer deze intensieve begeleiding wegvalt. De Raad vindt het belangrijk dat de verdachte niet in herhaling valt en om dit te voorkomen blijft hij een strak en intensief en voorspelbaar kader nodig houden. In dat kader is de Raad voorstander van ITB Harde Kern. Het opleggen van de GBM vindt de Raad in verband met de huidige situatie van de verdachte een te zware sanctie.
Dit omdat de verdachte al anderhalf jaar goed meewerkt en ook al een paar behandeldoelen (dagbesteding, vrijetijdsbesteding, meewerken aan FAST) heeft behaald. Het ITB Harde Kern-traject biedt voldoende structuur en duidelijkheid voor de verdachte. Het is belangrijk dat de begeleiding van de verdachte ook na zijn 18e jaar doorloopt.
Geadviseerd wordt dan ook aan de verdachte een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen met een proeftijd van 2 jaar onder de algemene voorwaarden en onder de bijzondere voorwaarden dat de verdachte meewerkt met de WSJ aan het ITB Harde Kern-traject, dat hij zich houdt aan een meldplicht bij de WSJ en dat hij luistert naar zijn moeder.
De rechtbank heeft tevens acht geslagen op de ITB Harde Kern overeenkomst, waarvan de dagbesteding bij Lara Zorg onderdeel uitmaakt.
Van de zijde van de Raad is ter terechtzitting het advies gehandhaafd. De verdachte is op de goede weg, maar het deelnemen aan ITB Harde Kern is nog noodzakelijk omdat een gedragsverandering bij de verdachte veel tijd nodig heeft. Het volgen van ITB Harde Kern kan hem helpen de positieve ontwikkeling vast te houden.
De op te leggen straf
Met de officier van justitie en de verdediging betreurt de rechtbank het dat de strafprocedure met betrekking tot de thans bewezenverklaarde feiten niet eerder tot een afronding is gekomen. Juist in strafzaken van jeugdigen wordt ernaar gestreefd om de zaken op korte termijn af te ronden vanwege het pedagogische effect op de jeugdige.
De rechtbank komt, alles afwegend, tot de volgende straf. Zij houdt daarbij rekening met de ernst van de feiten, de oriëntatiepunten die gelden voor jeugdigen in soortgelijke gevallen en het advies van de Raad.
De rechtbank is van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te melden duur een passende reactie vormt. Nu er sinds het laatste strafbare feit bijna anderhalf jaar is verstreken en de verdachte zich al die tijd aan zeer strenge voorwaarden heeft moeten houden, is de rechtbank echter van oordeel dat de verdachte niet (terug) hoeft naar de gevangenis. Omdat het wel belangrijk is dat de verdachte niet opnieuw strafbare feiten pleegt en dat de begeleiding en de dagbesteding zoals die nu is geregeld doorgaat, ziet de rechtbank aanleiding het grootste deel van de straf voorwaardelijk op te leggen met als bijzondere voorwaarde het volgen van het ITB Harde Kern-traject, waar Lara Zorg als dagbesteding onderdeel van uitmaakt en een meldplicht bij de WSJ. Omdat de verdachte tot nu toe goed heeft meegewerkt aan de (als schorsende voorwaarden) opgelegde hulpverlening zal de rechtbank een lagere voorwaardelijke straf opleggen dan de officier van justitie heeft geëist.
De rechtbank acht het vanzelfsprekend dat de verdachte naar zijn moeder luistert en ziet dan ook geen reden dit eveneens als bijzondere voorwaarde op te nemen.
Ondanks dat reeds lange tijd begeleiding van de verdachte heeft plaatsgevonden, is de rechtbank van oordeel dat een proeftijd van twee jaar op zijn plaats is. Het duurt bij de verdachte nu eenmaal langer voordat een gedragsverandering wordt bewerkstelligd. Het is belangrijk dat de jeugdreclassering voldoende tijd krijgt om de verdachte verder te kunnen begeleiden. Mocht daarvoor aanleiding zijn dan kan de intensiteit van de begeleiding geleidelijk worden afgebouwd.
De verdachte heeft het onvoorwaardelijke deel van zijn straf reeds in verzekering doorgebracht.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
45, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 310, 311, 312 en 416 bis van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het hem bij - gewijzigde - dagvaarding II primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de hem bij dagvaarding I primair, bij - gewijzigde - dagvaarding II subsidiair en bij dagvaarding III onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
09/777130-16 (dagvaarding I) primair
diefstal door twee of meer verenigde personen
en
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak
09/122993-16 (dagvaarding II) subsidiair
diefstal
09/154665-16 (dagvaarding III)
feit 1
opzetheling
feit 2
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd
feit 3
poging tot diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg door twee of meer verenigde personen
verklaart het bewezene en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte bij dagvaarding meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot
jeugddetentie voor de duur van 40 DAGEN
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie,
groot 36 DAGEN, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden;
stelt de proeftijd vast op
2 jarenonder de
algemene voorwaardendat de veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het
nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1
Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de (jeugd)reclassering te houden toezicht,
bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht,
de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
en onder de
bijzondere voorwaardendat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd en op door de (jeugd)reclassering te bepalen tijdstippen zal
melden bij de reclassering, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- gedurende de proeftijd of zolang de (jeugd)reclassering dit nodig acht zal meewerken aan
ITB Harde Kern, conform de overgelegde ITB Harde Kern overeenkomst, waarvan
dagbesteding bij Lara Zorg deel uitmaakt;
geeft opdracht aan William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, een gecertificeerde instelling, tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
heft op het opgeschortebevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.J.M. Smid-Verhage, kinderrechter, voorzitter,
mr. J.J. Peters, kinderrechter,
en mr. J.A.H.M. Janssen, kinderrechter-plv.,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. de Witte, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 juni 2018.
Mr. Janssen is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
Bijlagen:
I) de tenlastelegging
II) de bewezenverklaring
Bijlage I. De tenlastelegging
parketnummer 09/777130-16 (dagvaarding I)
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 10 december 2016 tot en met 18 december 2016 te [plaats 1] , tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen:
a. een bromfiets/snorfiets merk Sym en/of
b. een bromfiets/snorfiets merk Tomos, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan:
a. [aangever 5] en/of
b. [aangever 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader, waarbij verdachte en/of zijn mededader voornoemde goed(eren) onder zijn/hun bereik hebben gebracht middels braak, te weten door een of meer sloten van voornoemde snor-/bromfietsen te forceren/verbreken;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 10 december 2016 tot en met 19 december 2016 te [plaats 1] ,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal een of meer goederen, te weten twee bromfietsen/snorfietsen (merk Sym en/of
Tomos) heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen,
terwijl hij en zijn mededader(s) (telkens) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van deze goederen wist(en), althans redelijkerwijs hadden moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
parketnummer 09/122993-16 (dagvaarding II)
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 april 2016 tot en met
5 april 2016 te [plaats 2] opzettelijk een geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehoorde aan [naam] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking, te weten als stagiair, elk geval anders dan door misdrijf onder zich had,
wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 01 april 2016 tot en met 5 april 2016 te [plaats 2] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
heeft weggenomen een geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
parketnummer 09/154665-16 (dagvaarding III)
1.
hij, op of omstreeks 24 juni 2016 te Leiden, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal een of meer goederen, te weten een portemonnee en/of een ING-pas (op naam van [benadeelde 1] met [nummer] ) en/of een klantenpas van de Intersport en/of een VIP-card van de MCDonalds heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) (telkens) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van deze goederen wist(en), althans
redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof(fen);
2.
hij, op of omstreeks 24 juni 2016, te Leiden, op een of meerdere tijdstippen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen één of meerdere geldbedrag(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte dat weg te nemen geld onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten
- door (om 19:24 uur) in de Albert Heijn gevestigd op het [adres 2] contactloos te
betalen met een pinpas op naam gesteld van die [benadeelde 1] (met [nummer] ), tot
welk gebruik verdachte niet gerechtigd was en/of
- door (om 19:26 uur) in de New York Pizza gevestigd aan het [adres 3]
contactloos te betalen met een pinpas op naam gesteld van die [adres 3] (met [nummer]
, tot welk gebruik verdachte niet gerechtigd was;
3.
hij, op of omstreeks 24 juni 2016, te Leiden, op de openbare weg, de Voorschoterweg, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een tas, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 4] , in elk geval aan een ander en of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s).
en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [aangever 4] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en/of zijn mededader(s) één of meerdere malen naar die
[aangever 4] heeft/hebben geroepen "Als je je tas niet loslaat dan schiet ik je dood en ga ik je slaan" en/of "Ik ga mijn pistool trekken en ik ga je slaan", althans woorden van gelijke bedreigende aard en/of strekking
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Bijlage II. De bewezenverklaring
parketnummer 09/777130-16 (dagvaarding I)
hij op tijdstippen in de periode van 10 december 2016 tot en met 18 december 2016 te [plaats 1] , tezamen en in vereniging met een ander, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen:
a. een bromfiets/snorfiets merk Sym en
b. een bromfiets/snorfiets merk Tomos,
toebehorende aan:
a. [aangever 5] of
b. [aangever 2] ,
waarbij verdachte en zijn mededader voornoemd goed
sub aonder hun bereik hebben gebracht middels braak, te weten door een of meer sloten van voornoemde
snor-/bromfiets
sub ate forceren/verbreken;
parketnummer 09/122993-16 (dagvaarding II) subsidiair
hij in de periode van 01 april 2016 tot en met 5 april 2016 te [plaats 2] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag, toebehorende aan [naam] ;
parketnummer 09/154665-16 (dagvaarding III)
1.
hij, op 24 juni 2016 te Leiden, goederen, te weten een ING-pas (op naam van [benadeelde 1] met [nummer] en een klantenpas van de Intersport en een VIP-card van de MCDonalds heeft verworven
envoorhanden gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving
enhet voorhanden krijgen van deze goederen wist dat het door misdrijf verkregen goederen betroffen;
2.
hij, op 24 juni 2016 te Leiden, op meerdere tijdstippen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen meerdere geldbedragen, toebehorende aan [benadeelde 1] , waarbij verdachte dat weg te nemen geld onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten
- door (om 19:24 uur) in Albert Heijn gevestigd op het [adres 2] contactloos te
betalen met een pinpas op naam gesteld van die [benadeelde 1] (met [nummer] ), tot
welk gebruik verdachte niet gerechtigd was en
- door (om 19:26 uur) in New York Pizza gevestigd aan het [adres 3]
contactloos te betalen met een pinpas op naam gesteld van die [benadeelde 1] (met [nummer]
), tot welk gebruik verdachte niet gerechtigd was;
3.
hij, op 24 juni 2016 te Leiden, op de openbare weg, de Voorschoterweg, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een
ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een tas, toebehorende aan [aangever 4] , en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en te doen vergezellen van bedreiging met geweld tegen die [aangever 4] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en/of zijn mededader naar die [aangever 4] heeft/hebben geroepen "Als je je tas niet loslaat dan schiet ik je dood en ga ik je slaan" en/of "Ik ga mijn pistool trekken en ik ga je slaan", terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit - voor zover niet anders weergegeven - delen van ambtsedige processen-verbaal van politie Eenheid Den Haag, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL1500-2016353884 Z, doorgenummerd als pagina 1 tot en met 107.
2.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit - voor zover niet anders weergegeven - delen van ambtsedige processen-verbaal van politie Eenheid Den Haag, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL1500-2016137398, doorgenummerd als pagina 1 tot en met 23.
3.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit - voor zover niet anders weergegeven - delen van ambtsedige processen-verbaal van politie Eenheid Den Haag, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL1500-2016200437Z, doorgenummerd als pagina 1 tot en met 141.