3.4De beoordeling van de tenlastelegging
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank ten aanzien van
dagvaarding Ihet volgende af.
[aangever 1] heeft op 19 december 2016 aangifte gedaan van de diefstal van de scooter van haar man, [benadeelde 1] . Zij verklaart dat de bromfiets (Rode Sym, [kenteken 1] ) op zondag 18 december 2016, aan het einde van de middag, nog bij het fietsenrek van hun portiek aan [adres 1] te [plaats 3] stond. Op 19 december 2016 om 11.25 uur stond de politie voor de deur met de vraag of de scooter was weggenomen. Dat was het geval. Zij verklaart dat de scooter vorig jaar ook al eens was ontvreemd en dat een buurvrouw heeft verklaard dat zij de scooter op zondag tussen 20.30 en 20.45 uur al niet meer zag staan.
[aangever 2] heeft op 14 december 2016 via internet aangifte gedaan van de diefstal van zijn brommer, een zwarte Tomos [kenteken 2] , uit een schuurtje op zijn eigen terrein. De diefstal heeft plaatsgevonden tussen 10 december 2016 te 12.00 uur en
12 december 2016 te 8.00 uur. Op 21 december 2016 heeft aangever zijn aangifte telefonisch aangevuld. Er was geen braakschade aan de schuur. De sleutel ligt altijd onder een lamp. Op het moment van de diefstal zat er een zadel op de bromfiets.
Op 19 december 2016 komt er een melding bij de politie binnen dat er een leerling van [school] te [plaats 2] vermoedelijk op een gestolen scooter naar school was gekomen. Van de scooter met [kenteken 1] was het contactslot geforceerd en de kap boven het voorlicht bij de stuurkolom was verwijderd. Hierdoor ontstond het vermoeden dat de scooter van diefstal afkomstig was. [medeverdachte 1] (verder: [medeverdachte 1] ) wordt aangehouden.
[medeverdachte 1] heeft op 20 december 2016 bij de politie verklaard dat hij de scooter waarmee hij op school is aangetroffen samen met de verdachte heeft gestolen. De verdachte had hem gezegd dat hij het stuurslot moest breken door het stuur hard heen en weer te bewegen. Toen dit was gelukt is [medeverdachte 1] met de scooter aan de hand weggelopen. De verdachte brak de voorkap. Ze hebben de scooter ergens bij [plaats 3] neergelegd. ’s Avonds heeft de verdachte aan [medeverdachte 1] een berichtje gestuurd dat hij de scooter mocht houden. De volgende dag heeft [medeverdachte 1] de scooter mee naar school genomen.
[medeverdachte 1] heeft op 21 december 2016 bij de politie verklaard dat hij ‘vorige week zondag’ ook samen met de verdachte een zwarte Tomos heeft weggenomen uit een schuurtje op een erf.
Rond 18.30 uur zijn ze samen naar buiten gegaan, omdat iedereen rond dat tijdstip in de kerk zit. [medeverdachte 1] heeft voorts verklaard dat de gestolen Tomos bij de verdachte in de tuin staat.
Op 20 december 2016 is de verdachte aangehouden.Bij hem is een Tomos aangetroffen en deze is in beslag genomen.
Op de telefoon van de verdachte is een Whatsapp conversatie vanaf 15 december 2016 tussen de verdachte en de medeverdachte aangetroffen die onder mee het volgende inhoudt.
De verdachte heeft [medeverdachte 1] geappt: ‘ik denk half 7, is zondag he, dan gaan ze naar de kerk, heel het dorp. [medeverdachte 1] : duss ?? De verdachte: ‘en dan gaan wij weer tori zetten bij die mensen van de vorige keer’. [medeverdachte 1] : owww ik snap je, maar kom dan om 5 uur eerst gwn chillen??. De verdachte:’Nee man moeten eten snapje. Half 7 saff.’
De verdachte heeft [medeverdachte 1] ook geappt:‘We staan recht op die cmara beelden. Er hangt daar zo 180 graden camera (..) we staan der kanker hard op (..) is zo camara die alles ziet (…) dan zag jou sws met die scooter lopen.’
‘oke als ze jou aanhouden, zwijgrecht. En als ze hard bewijs hebben noem dan niet mij naam en zeg dat ik er niks mee te maken had, want kijk, jij kan je zelf dan toch niet meer foed praten. [medeverdachte 1] : ben je bang of zo? De verdachte:‘ jaa ik ben bekent in dit dorp, ik ben kkr bang. snap je. Maarja je weet wat je moet zeggen toch’.
De verdachte heeft verklaard dat hij niets met de diefstal van de rode scooter merk Sym te maken heeft gehad, omdat hij is weggelopen toen medeverdachte [medeverdachte 1] het steegje in ging. Een ‘tori zetten’ betekent, aldus de verdachte ter zitting, een verhaal vertellen, chillen. Ook met de diefstal van de in zijn tuin aangetroffen zwarte Tomos heeft de verdachte verklaard niets te maken te hebben. Hij heeft de Tomos voor 30 euro van [medeverdachte 1] gekocht. Hij wist niet dat de Tomos gestolen was en had dit, gelet op de toestand van de scooter ook niet hoeven of kunnen vermoeden, hij wilde de scooter alleen voor onderdelen gebruiken. [medeverdachte 1] heeft gelogen, zodat de schuld bij de verdachte komt te liggen.
De rechtbank stelt vast dat de hierboven beschreven Whatsapp conversatie, mede gelet op het tijdsverloop, betrekking heeft op de diefstal van de rode bromfiets, merk Sym.
De Whatsappconversatie start op 15 december 2016, zodat er op de zondag erna
(18 december) door de verdachte wordt gesproken over een ‘tori zetten bij die mensen van de vorige keer’. Niet alleen is het de rechtbank ambtshalve bekend dat ‘een tori zetten’ ‘een diefstal plegen’ betekent, ook is de rode Sym op 3 september 2016 al eens eerder getracht te stelen en de verdachte wist daarvan, gelet de verdenking van het feit met parketnummer 09/252123-16 (dagvaarding II).
De rechtbank is, gelet op de verklaring van [medeverdachte 1] , die ondersteuning vindt in de Whatsapp conversatie van oordeel dat de verdachte een intellectuele en/of materiële bijdrage van voldoende gewicht heeft geleverd aan de diefstal van de Sym, nu hij het initiatief voor deze diefstal heeft genomen, fysiek in de buurt was toen de diefstal plaatsvond en heeft gezegd wat de medeverdachte moest doen om het stuurslot te forceren.
Ook wat de Tomos betreft acht de rechtbank de verklaring van de [medeverdachte 1] betrouwbaar, nu deze spontaan, zonder dat er wat die bromfiets betreft enige verdenking tegen hem bestond, niet alleen de verdachte maar ook zichzelf heeft belast. Zijn verklaring wordt bovendien ondersteund door het feit dat de Tomos bij de verdachte is aangetroffen.
Gelet op het voorgaande rechtbank acht de rechtbank de verklaring van de verdachte dat hij niets met de diefstal van de scooters te maken heeft gehad niet geloofwaardig.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte het hem bij dagvaarding I ten laste gelegde feit heeft begaan, op de in bijlage II (de bewezenverklaring) beschreven wijze.
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman ten aanzien van dagvaarding II van oordeel dat er - ondanks dat uit het dossier volgt dat de verdachte ten tijde van het ten laste gelegde vlak in de buurt was - onvoldoende wettig bewijs in het dossier voorhanden is voor de bewezenverklaring van de poging tot diefstal van de twee bromfietsen.
De verdachte zal dan ook van dit feit worden vrijgesproken.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank ten aanzien van
dagvaarding IIIhet volgende af.
[aangever 3] (verder: [aangever 3] ), die werkt bij supermarkt Hoogvliet aan de [adres 2] te [plaats 4] , heeft aangifte gedaan van diefstal met geweld.
Hij heeft als volgt verklaard. Op donderdag 8 september 2016 omstreeks 14:30 uur ziet hij dat een jongen zich verdacht gedraagt. [aangever 3] houdt de jongen in de gaten en ziet dat deze een zak Maltesers in zijn tas stopt. [aangever 3] ziet dat de jongen vervolgens een blikje
energydrink pakt en dit bij de kassa afrekent. [aangever 3] ziet dat de jongen de kassa passeert zonder de artikelen in zijn tas af te rekenen. Hierop geeft [aangever 3] dit door aan [medewerker] (verder: [medewerker] ). [aangever 3] en [medewerker] lopen naar de jongen toe en [aangever 3] spreekt de jongen aan. Als [aangever 3] vraagt of hij de tas van de jongen mag controleren rent de jongen weg. [aangever 3] pakt de jongen beet vlak voor de schuifdeuren. [aangever 3] pakt de tas van de jongen van zijn rug en zet de tas op de grond. Hij voelt dat de jongen zich los trekt en hoort dat de jongen hem uitscheldt. Er komt een andere medewerker bij, die 112 belt. Hierop wordt de jongen rustig en vraagt hij aan de medewerker of hij niet gematst kan worden. Doordat de jongen dit doet, laat [aangever 3] de jongen weer los waarop de jongen op de winkelwagens klimt. [aangever 3] en [medewerker] hebben toen de jongen aan beide armen beetgepakt. De jongen bijt [aangever 3] in zijn linkerschouder. [aangever 3] voelt vervolgens dat de jongen weer in verzet gaat en tegen zijn benen schopt. [aangever 3] heeft een schram op zijn linker scheenbeen en de vorm van een hap staat in zijn linkerschouder.
Als de politie ter plaatse is, wordt de tas van de jongen nagekeken.
In de tas ziet [aangever 3] meerdere goederen zitten die afkomstig zijn uit de Hoogvliet.
Te weten 2 frikandelbroodjes, 2 donuts gesuikerd, 1 Oreo classic rollpack, 1 Bolletje kruidnoten, 1 Maltezers, totale verkoopwaarde € 8,60.
[medewerker] (de andere medewerker van Hoogvliet) heeft als volgt verklaard. Hij wordt door [aangever 3] naar de kassa geroepen omdat een jongen goederen gestolen zou hebben. [aangever 3] spreekt de jongen aan als die van de kassa wegloopt en vraag of hij in de tas van de jongen mag kijken. De jongen rent direct weg. [aangever 3] en [medewerker] kunnen de jongen vastpakken voordat hij de winkel uit kan gaan. [aangever 3] trekt de tas van de jongen van zijn rug af en zegt dat hij moet blijven staan en rustig moet blijven. De jongen begint zich meteen los te trekken en ook begint hij te schelden. Een collega belt 112 en de jongen vraagt of hij nog een kans kan krijgen. Als hij die niet krijgt klimt de jongen op de winkelwagens. [aangever 3] en [medewerker] pakken de jongen bij zijn armen. [medewerker] ziet dat de jongen ineens met zijn hoofd in de linkerschouder van [aangever 3] duikt. Hij hoort [aangever 3] zeggen ‘he hij bijt mij’. De jongen trekt zich vervolgens weer los.
De jongen probeert weer weg te rennen en [aangever 3] en [medewerker] krijgen hem weer te pakken en zetten hem in de hoek. De jongen schopt en slaat om zich heen. [medewerker] hoort later dat [aangever 3] door de jongen is geschopt.
De rechtbank heeft ter terechtzitting geconstateerd dat op de foto, die als bijlage bij de aangifte is gevoegd, een vage ronde rode afdruk is te zien op de schouder van aangever.
De verdachte heeft bij de politieen ook ter terechtzitting bekenddat hij goederen heeft meegenomen uit de winkel zonder ervoor te betalen en dat hij zich ook verzet heeft toen hij werd vastgepakt. Hij heeft aangever wel geschopt, maar ontkent hem te hebben gebeten.
De rechtbank is, gelet op voornoemde bewijsmiddelen - in onderlinge samenhang bezien -,
van oordeel dat de verdachte zich heftig heeft verzet en daarbij [aangever 3] ook heeft gebeten.
De rechtbank is, dan ook van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte het hem bij dagvaarding III ten laste gelegde feit heeft begaan, op de in bijlage II (de bewezenverklaring) beschreven wijze.