ECLI:NL:RBDHA:2018:7572

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 juni 2018
Publicatiedatum
25 juni 2018
Zaaknummer
09/777129-16 ea
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van bromfietsen en goederen met geweld tegen personeel van Hoogvliet

Op 25 juni 2018 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2002, die samen met een ander twee bromfietsen heeft gestolen. Bij de diefstal van één van de bromfietsen werd het slot verbroken. Daarnaast heeft de verdachte goederen gestolen uit de supermarkt Hoogvliet en zich bij zijn aanhouding verzet, waarbij hij een medewerker van de winkel heeft geschopt en gebeten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte door zijn daden geen respect heeft getoond voor de eigendommen van anderen, wat heeft geleid tot schade voor de eigenaren van de bromfietsen en de winkelketen. De rechtbank heeft het agressieve gedrag van de verdachte, dat niet door de samenleving wordt geaccepteerd, als zeer kwalijk beoordeeld.

Tijdens de zitting op 11 juni 2018 heeft de officier van justitie gevorderd dat de verdachte zou worden vrijgesproken van de poging tot diefstal van twee bromfietsen, maar dat de overige feiten bewezen verklaard zouden worden. De verdediging pleitte voor vrijspraak van de ten laste gelegde feiten, met argumenten over de betrouwbaarheid van getuigenverklaringen en het bewijs. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de diefstal van de bromfietsen en de goederen uit de Hoogvliet, en dat hij zich daarbij schuldig had gemaakt aan geweld tegen de medewerker van de winkel.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 80 uren, waarvan 40 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die niet eerder was veroordeeld en zich in een positieve ontwikkeling bevond. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte voor het feit waarop de vordering betrekking had, was vrijgesproken.

Uitspraak

Rechtbank Den Haag

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer 09/777129-16; 09/252123-16 (t.t.g.); 09/252043-16 (t.t.g.)
Datum uitspraak: 25 juni 2018
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank Den Haag, rechtdoende in jeugdstrafzaken, heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaken van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2002,
adres: [adres 3] , [adres 3] te [plaats 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting met gesloten deuren van 11 juni 2018.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A. Baas en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. M. Bouman, advocaat te Delft, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdachte wordt - kort gezegd - verweten dat hij zich in de zaak met parketnummer 09/777129-16 (dagvaarding I) samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan diefstal van twee brom/snorfietsen met braak, subsidiair wordt hem het medeplegen van de heling van deze brom- /snorfietsen verweten.
Tevens wordt hem in de zaak met parketnummer 09/252123-16 (dagvaarding II) verweten dat hij heeft geprobeerd twee bromfietsen weg te nemen en in de zaak met parketnummer 09/252043-16 (dagvaarding III) dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van goederen uit een winkel en dat hij daarbij geweld heeft gebruikt.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in bijlage I van dit vonnis en maakt daarvan deel uit.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
De rechtbank moet de vraag beantwoorden of de verdachte zich aan de hierboven genoemde feiten schuldig heeft gemaakt.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank de verdachte zal vrijspreken van de poging tot diefstal van twee bromfietsen (dagvaarding II) en dat de rechtbank de overige feiten (dagvaarding I en III) wettig en overtuigend bewezen zal verklaren. Wat de in dagvaarding I onder b. vermelde Tomos betreft, komt de officier van justitie tot de conclusie dat geen sprake is van braak.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van de bij dagvaarding I primair en subsidiair ten laste gelegde feiten. Hij heeft hiertoe ten aanzien van de bromfiets van het merk Sym aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat de verdachte een intellectuele en/of materiële bijdrage van voldoende gewicht aan het delict heeft geleverd waardoor geen sprake is van medeplegen van de diefstal van deze bromfiets. De [medeverdachte 1] is op deze bromfiets aangetroffen en op de camerabeelden is te zien dat ook hij degene is die de bromfiets wegneemt terwijl de verdachte zich van de diefstal heeft gedistantieerd.
De belastende verklaring van [medeverdachte 1] is niet betrouwbaar, omdat hij erg wisselend verklaart en pas in zijn laatste verklaring, als hij met de camerabeelden wordt geconfronteerd, bekent hij dat hij de bromfiets samen met de verdachte heeft weggenomen. Ook de in het dossier weergegeven whatsappgesprekken kunnen niet als bewijs dienen, nu niet duidelijk is wanneer deze whatsappgesprekken hebben plaatsgevonden en of ze betrekking hebben op de diefstal van de rode Sym.
Ten aanzien van de bromfiets van het merk Tomos heeft de raadsman aangevoerd dat het enkele feit dat deze bromfiets bij de verdachte is aangetroffen, niet wil zeggen dat de verdachte hem heeft gestolen. Aan de zeer wisselende verklaring van [medeverdachte 1] kan geen waarde worden gehecht. De verdachte heeft de bromfiets van [medeverdachte 1] gekocht voor een bedrag van 30 euro. Aangezien de verdachte de bromfiets voor de onderdelen wilde gebruiken en de bromfiets al half uit elkaar lag, had hij niet redelijkerwijs hoeven te vermoeden dat deze van diefstal afkomstig was.
Met de officier van justitie is de raadsman van mening dat de verdachte van het hem bij dagvaarding II ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken, nu het wettig en overtuigend bewijs ontbreekt dat de verdachte enig aandeel in deze pogingen tot diefstal heeft gehad.
De verdachte wordt niet op de plek waar de bromfietsen zijn weggenomen aangetroffen en [medeverdachte 2] verklaart ook dat de verdachte kennelijk van gedachte was veranderd omdat hij het niet wilde doen. De verdachte had zich tijdig gedistantieerd.
De camerabeelden bevestigen dit.
Ten aanzien van het bij dagvaarding III ten laste gelegde feit heeft de raadsman naar voren gebracht dat de verdachte heeft bekend de goederen te hebben gestolen en dat hij zich ook heeft verzet door te schoppen. De verdachte ontkent echter ten stelligste te hebben gebeten. Het overtuigend bewijs daarvan ontbreekt, waardoor vrijspraak van het bijten dient te volgen, aldus de raadsman.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank ten aanzien van
dagvaarding Ihet volgende af. [1]
[aangever 1] heeft op 19 december 2016 aangifte gedaan van de diefstal van de scooter van haar man, [benadeelde 1] . Zij verklaart dat de bromfiets (Rode Sym, [kenteken 1] ) op zondag 18 december 2016, aan het einde van de middag, nog bij het fietsenrek van hun portiek aan [adres 1] te [plaats 3] stond. Op 19 december 2016 om 11.25 uur stond de politie voor de deur met de vraag of de scooter was weggenomen. Dat was het geval. Zij verklaart dat de scooter vorig jaar ook al eens was ontvreemd en dat een buurvrouw heeft verklaard dat zij de scooter op zondag tussen 20.30 en 20.45 uur al niet meer zag staan. [2]
[aangever 2] heeft op 14 december 2016 via internet aangifte gedaan van de diefstal van zijn brommer, een zwarte Tomos [kenteken 2] , uit een schuurtje op zijn eigen terrein. De diefstal heeft plaatsgevonden tussen 10 december 2016 te 12.00 uur en
12 december 2016 te 8.00 uur. Op 21 december 2016 heeft aangever zijn aangifte telefonisch aangevuld. Er was geen braakschade aan de schuur. De sleutel ligt altijd onder een lamp. Op het moment van de diefstal zat er een zadel op de bromfiets. [3]
Op 19 december 2016 komt er een melding bij de politie binnen dat er een leerling van [school] te [plaats 2] vermoedelijk op een gestolen scooter naar school was gekomen. Van de scooter met [kenteken 1] was het contactslot geforceerd en de kap boven het voorlicht bij de stuurkolom was verwijderd. Hierdoor ontstond het vermoeden dat de scooter van diefstal afkomstig was. [medeverdachte 1] (verder: [medeverdachte 1] ) wordt aangehouden. [4]
[medeverdachte 1] heeft op 20 december 2016 bij de politie verklaard dat hij de scooter waarmee hij op school is aangetroffen samen met de verdachte heeft gestolen. De verdachte had hem gezegd dat hij het stuurslot moest breken door het stuur hard heen en weer te bewegen. Toen dit was gelukt is [medeverdachte 1] met de scooter aan de hand weggelopen. De verdachte brak de voorkap. Ze hebben de scooter ergens bij [plaats 3] neergelegd. ’s Avonds heeft de verdachte aan [medeverdachte 1] een berichtje gestuurd dat hij de scooter mocht houden. De volgende dag heeft [medeverdachte 1] de scooter mee naar school genomen. [5]
[medeverdachte 1] heeft op 21 december 2016 bij de politie verklaard dat hij ‘vorige week zondag’ ook samen met de verdachte een zwarte Tomos heeft weggenomen uit een schuurtje op een erf.
Rond 18.30 uur zijn ze samen naar buiten gegaan, omdat iedereen rond dat tijdstip in de kerk zit. [medeverdachte 1] heeft voorts verklaard dat de gestolen Tomos bij de verdachte in de tuin staat. [6]
Op 20 december 2016 is de verdachte aangehouden. [7] Bij hem is een Tomos aangetroffen en deze is in beslag genomen. [8]
Op de telefoon van de verdachte is een Whatsapp conversatie vanaf 15 december 2016 tussen de verdachte en de medeverdachte aangetroffen die onder mee het volgende inhoudt. [9]
De verdachte heeft [medeverdachte 1] geappt: ‘ik denk half 7, is zondag he, dan gaan ze naar de kerk, heel het dorp. [medeverdachte 1] : duss ?? De verdachte: ‘en dan gaan wij weer tori zetten bij die mensen van de vorige keer’. [medeverdachte 1] : owww ik snap je, maar kom dan om 5 uur eerst gwn chillen??. De verdachte:’Nee man moeten eten snapje. Half 7 saff.’ [10]
De verdachte heeft [medeverdachte 1] ook geappt:‘We staan recht op die cmara beelden. Er hangt daar zo 180 graden camera (..) we staan der kanker hard op (..) is zo camara die alles ziet (…) dan zag jou sws met die scooter lopen.’ [11]
‘oke als ze jou aanhouden, zwijgrecht. En als ze hard bewijs hebben noem dan niet mij naam en zeg dat ik er niks mee te maken had, want kijk, jij kan je zelf dan toch niet meer foed praten. [medeverdachte 1] : ben je bang of zo? De verdachte:‘ jaa ik ben bekent in dit dorp, ik ben kkr bang. snap je. Maarja je weet wat je moet zeggen toch’. [12]
De verdachte heeft verklaard dat hij niets met de diefstal van de rode scooter merk Sym te maken heeft gehad, omdat hij is weggelopen toen medeverdachte [medeverdachte 1] het steegje in ging. Een ‘tori zetten’ betekent, aldus de verdachte ter zitting, een verhaal vertellen, chillen. Ook met de diefstal van de in zijn tuin aangetroffen zwarte Tomos heeft de verdachte verklaard niets te maken te hebben. Hij heeft de Tomos voor 30 euro van [medeverdachte 1] gekocht. Hij wist niet dat de Tomos gestolen was en had dit, gelet op de toestand van de scooter ook niet hoeven of kunnen vermoeden, hij wilde de scooter alleen voor onderdelen gebruiken. [medeverdachte 1] heeft gelogen, zodat de schuld bij de verdachte komt te liggen.
De rechtbank stelt vast dat de hierboven beschreven Whatsapp conversatie, mede gelet op het tijdsverloop, betrekking heeft op de diefstal van de rode bromfiets, merk Sym.
De Whatsappconversatie start op 15 december 2016, zodat er op de zondag erna
(18 december) door de verdachte wordt gesproken over een ‘tori zetten bij die mensen van de vorige keer’. Niet alleen is het de rechtbank ambtshalve bekend dat ‘een tori zetten’ ‘een diefstal plegen’ betekent, ook is de rode Sym op 3 september 2016 al eens eerder getracht te stelen en de verdachte wist daarvan, gelet de verdenking van het feit met parketnummer 09/252123-16 (dagvaarding II).
De rechtbank is, gelet op de verklaring van [medeverdachte 1] , die ondersteuning vindt in de Whatsapp conversatie van oordeel dat de verdachte een intellectuele en/of materiële bijdrage van voldoende gewicht heeft geleverd aan de diefstal van de Sym, nu hij het initiatief voor deze diefstal heeft genomen, fysiek in de buurt was toen de diefstal plaatsvond en heeft gezegd wat de medeverdachte moest doen om het stuurslot te forceren.
Ook wat de Tomos betreft acht de rechtbank de verklaring van de [medeverdachte 1] betrouwbaar, nu deze spontaan, zonder dat er wat die bromfiets betreft enige verdenking tegen hem bestond, niet alleen de verdachte maar ook zichzelf heeft belast. Zijn verklaring wordt bovendien ondersteund door het feit dat de Tomos bij de verdachte is aangetroffen.
Gelet op het voorgaande rechtbank acht de rechtbank de verklaring van de verdachte dat hij niets met de diefstal van de scooters te maken heeft gehad niet geloofwaardig.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte het hem bij dagvaarding I ten laste gelegde feit heeft begaan, op de in bijlage II (de bewezenverklaring) beschreven wijze.
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman ten aanzien van dagvaarding II van oordeel dat er - ondanks dat uit het dossier volgt dat de verdachte ten tijde van het ten laste gelegde vlak in de buurt was - onvoldoende wettig bewijs in het dossier voorhanden is voor de bewezenverklaring van de poging tot diefstal van de twee bromfietsen.
De verdachte zal dan ook van dit feit worden vrijgesproken.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank ten aanzien van
dagvaarding IIIhet volgende af. [13]
[aangever 3] (verder: [aangever 3] ), die werkt bij supermarkt Hoogvliet aan de [adres 2] te [plaats 4] , heeft aangifte gedaan van diefstal met geweld.
Hij heeft als volgt verklaard. Op donderdag 8 september 2016 omstreeks 14:30 uur ziet hij dat een jongen zich verdacht gedraagt. [aangever 3] houdt de jongen in de gaten en ziet dat deze een zak Maltesers in zijn tas stopt. [aangever 3] ziet dat de jongen vervolgens een blikje
energydrink pakt en dit bij de kassa afrekent. [aangever 3] ziet dat de jongen de kassa passeert zonder de artikelen in zijn tas af te rekenen. Hierop geeft [aangever 3] dit door aan [medewerker] (verder: [medewerker] ). [aangever 3] en [medewerker] lopen naar de jongen toe en [aangever 3] spreekt de jongen aan. Als [aangever 3] vraagt of hij de tas van de jongen mag controleren rent de jongen weg. [aangever 3] pakt de jongen beet vlak voor de schuifdeuren. [aangever 3] pakt de tas van de jongen van zijn rug en zet de tas op de grond. Hij voelt dat de jongen zich los trekt en hoort dat de jongen hem uitscheldt. Er komt een andere medewerker bij, die 112 belt. Hierop wordt de jongen rustig en vraagt hij aan de medewerker of hij niet gematst kan worden. Doordat de jongen dit doet, laat [aangever 3] de jongen weer los waarop de jongen op de winkelwagens klimt. [aangever 3] en [medewerker] hebben toen de jongen aan beide armen beetgepakt. De jongen bijt [aangever 3] in zijn linkerschouder. [aangever 3] voelt vervolgens dat de jongen weer in verzet gaat en tegen zijn benen schopt. [aangever 3] heeft een schram op zijn linker scheenbeen en de vorm van een hap staat in zijn linkerschouder.
Als de politie ter plaatse is, wordt de tas van de jongen nagekeken.
In de tas ziet [aangever 3] meerdere goederen zitten die afkomstig zijn uit de Hoogvliet.
Te weten 2 frikandelbroodjes, 2 donuts gesuikerd, 1 Oreo classic rollpack, 1 Bolletje kruidnoten, 1 Maltezers, totale verkoopwaarde € 8,60. [14]
[medewerker] (de andere medewerker van Hoogvliet) heeft als volgt verklaard. Hij wordt door [aangever 3] naar de kassa geroepen omdat een jongen goederen gestolen zou hebben. [aangever 3] spreekt de jongen aan als die van de kassa wegloopt en vraag of hij in de tas van de jongen mag kijken. De jongen rent direct weg. [aangever 3] en [medewerker] kunnen de jongen vastpakken voordat hij de winkel uit kan gaan. [aangever 3] trekt de tas van de jongen van zijn rug af en zegt dat hij moet blijven staan en rustig moet blijven. De jongen begint zich meteen los te trekken en ook begint hij te schelden. Een collega belt 112 en de jongen vraagt of hij nog een kans kan krijgen. Als hij die niet krijgt klimt de jongen op de winkelwagens. [aangever 3] en [medewerker] pakken de jongen bij zijn armen. [medewerker] ziet dat de jongen ineens met zijn hoofd in de linkerschouder van [aangever 3] duikt. Hij hoort [aangever 3] zeggen ‘he hij bijt mij’. De jongen trekt zich vervolgens weer los.
De jongen probeert weer weg te rennen en [aangever 3] en [medewerker] krijgen hem weer te pakken en zetten hem in de hoek. De jongen schopt en slaat om zich heen. [medewerker] hoort later dat [aangever 3] door de jongen is geschopt. [15]
De rechtbank heeft ter terechtzitting geconstateerd dat op de foto, die als bijlage bij de aangifte is gevoegd, een vage ronde rode afdruk is te zien op de schouder van aangever.
De verdachte heeft bij de politie [16] en ook ter terechtzitting bekend [17] dat hij goederen heeft meegenomen uit de winkel zonder ervoor te betalen en dat hij zich ook verzet heeft toen hij werd vastgepakt. Hij heeft aangever wel geschopt, maar ontkent hem te hebben gebeten.
De rechtbank is, gelet op voornoemde bewijsmiddelen - in onderlinge samenhang bezien -,
van oordeel dat de verdachte zich heftig heeft verzet en daarbij [aangever 3] ook heeft gebeten.
De rechtbank is, dan ook van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte het hem bij dagvaarding III ten laste gelegde feit heeft begaan, op de in bijlage II (de bewezenverklaring) beschreven wijze.
3.5
De bewezenverklaring
Door de inhoud van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen heeft de rechtbank de overtuiging gekregen dat de verdachte de feiten heeft gepleegd, zoals omschreven in bijlage II.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van de feiten

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De straf/maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 80 uren subsidiair 40 dagen jeugddetentie, met aftrek van de tijd in verzekering doorgebracht, waarvan 40 uren subsidiair 20 dagen jeugddetentie voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft het opleggen van een geheel voorwaardelijke werkstraf bepleit. De feiten dateren van september en december 2016. De verdachte was toen 14 jaar. Een onvoorwaardelijke straf heeft anderhalf jaar na de feiten geen pedagogische meerwaarde meer.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft samen met een ander twee bromfietsen gestolen. Bij de diefstal van één van deze bromfietsen is het slot verbroken. De verdachte heeft voorts goederen gestolen bij de Hoogvliet en heeft zich bij zijn aanhouding stevig verzet. Zodanig zelfs dat hij een medewerker van Hoogvliet heeft geschopt en gebeten.
De verdachte heeft door het stelen van de bromfietsen en goederen bij de Hoogvliet geen respect getoond voor de eigendommen van een ander en de eigenaren van de bromfietsen en winkelketen Hoogvliet hebben door de diefstal ook schade geleden. Winkelketens zijn door de vele diefstallen genoodzaakt allerlei beveiligingsmaatregelen te nemen.
Dat de verdachte een medewerker van Hoogvliet heeft geschopt en gebeten neemt de rechtbank de verdachte zeer kwalijk. Een medewerker in een winkel moet zijn werk kunnen doen zonder daarbij fysiek te worden aangevallen. Dit agressieve gedrag van de verdachte wordt - ook door de samenleving - niet geaccepteerd.
De persoon van de verdachte
De verdachte is niet eerder veroordeeld voor strafbare feiten.
De rechtbank heeft acht geslagen op diverse voorlichtingsrapporten van de Raad voor de Kinderbescherming (verder: de Raad) betreffende de persoon van de verdachte waaronder het meest recente rapport d.d. 24 mei 2018.
Blijkens dit rapport is de verdachte anderhalf jaar geleden in een korte periode drie maal in aanraking geweest met de politie. Het algemene recidive risico is daardoor hoog, echter, de Raad schat op dit moment de kans op recidive in als laag. De Raad ziet veel beschermende factoren in het leven van de verdachte. De verdachte wordt omschreven als een rustige, vriendelijke en beleefde jongen. Hij is sinds de onderhavige delicten niet meer met politie in aanraking geweest, en de jeugdreclasseerder is slechts op de achtergrond betrokken geweest omdat er geen reden was om de begeleiding te intensiveren. De verdachte is het afgelopen jaar naar school geweest en werkt veel. Hij is gemotiveerd om een diploma te halen en daarna fulltime te gaan werken. De verdachte heeft vrienden en heeft een warme band met zijn gezinsleden. Ouders zijn betrokken en weten de verdachte op een positieve manier te ondersteunen.
De indruk bestaat dat de verdachte de delicten heeft gepleegd in een kwetsbare periode in zijn leven. Eerder heeft de Raad een leerstraf en jeugdreclasseringstoezicht geadviseerd, gericht op vaardigheidstekorten en omgang met vrienden.
Echter, de Raad ziet dat het inmiddels beter gaat met de verdachte. Hij lijkt te hebben geleerd van zijn delictgedrag en laat inmiddels langere tijd positief gedrag zien. De Raad is dan ook van mening dat op dit moment een leerstraf en/of reclasseringstoezicht niet nodig is. Dit omdat de kans op herhaling laag is en er geen noemenswaardige factoren aanwezig zijn die de kans op herhaling vergroten. Derhalve zijn er, met het oog op recidive, geen doelen voor de verdachte om aan te werken.
De Raad ziet op dit moment geen pedagogische meerwaarde in een onvoorwaardelijke taakstraf of boete. Dit omdat de verdachte inmiddels al heeft geleerd van zijn delictgedrag. Een straf nu, anderhalf jaar later, voegt daar naar mening van de Raad niets aan toe.
De Raad vindt het wel belangrijk dat de verdachte de positieve ontwikkeling doorzet.
Daarom vindt de Raad, als stok achter de deur, een geheel voorwaardelijke werkstraf een passende straf voor de verdachte.
Geadviseerd wordt dan ook de verdachte een geheel voorwaardelijke taakstraf op
te leggen in de vorm van een werkstraf, onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit.
Van de zijde van de Raad is ter terechtzitting meegedeeld dat het advies zoals in het rapport is weergegeven, wordt gehandhaafd. De verdachte heeft gedurende langere tijd in schorsende voorwaarden gelopen en laten zien dat hij de juiste keuzes kan maken. Er zijn geen doelen meer om aan te werken en begeleiding door de jeugdreclassering heeft dan ook geen meerwaarde. De houding van de verdachte ter terechtzitting, die de rechtbank zorgen zou kunnen baren, kan worden verklaard door de leeftijd van de verdachte - hij is nog steeds pas 16 jaar - en het proces van rijping dat gezien deze leeftijd nog steeds bezig is.
De op te leggen straf
Met de officier van justitie en de verdediging betreurt de rechtbank het dat de strafprocedure met betrekking tot de thans bewezenverklaarde feiten niet eerder tot een afronding is gekomen. Juist in strafzaken van jeugdigen wordt ernaar gestreefd om de zaken op korte termijn af te ronden vanwege het pedagogische effect op de jeugdige.
De rechtbank komt, alles afwegend, tot de volgende straf. Zij houdt daarbij rekening met de ernst van de feiten, de oriëntatiepunten die gelden voor jeugdigen in soortgelijke gevallen en het advies van de Raad.
De rechtbank zal de verdachte een werkstraf van na te melden duur opleggen.
Dat de verdachte gedurende de afgelopen anderhalf jaar goed aan de begeleiding door de jeugdreclassering heeft meegewerkt en een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt, weegt de rechtbank in zijn voordeel mee. De verdachte moet, naar het oordeel van de rechtbank, echter ook thans nog de consequenties van zijn gedrag ervaren. De rechtbank houdt daarbij rekening dat het om meerdere feiten gaat en dat het van belang is dat het tot
de verdachte doordringt dat het plegen van dergelijke feiten niet wordt getolereerd.
De rechtbank weegt ook mee dat ter terechtzitting is gebleken dat de verdachte niet volledig de verantwoordelijkheid voor de door hem gepleegde feiten heeft genomen. De rechtbank zal daarom een deel van de werkstraf onvoorwaardelijk opleggen. De rechtbank ziet voorts reden het overige deel van de werkstraf voorwaardelijk op te leggen om de verdachte te weerhouden van het plegen van nieuwe strafbare feiten.
Nu er geen doelen meer zijn om aan te werken, zal de rechtbank geen verplichte reclasseringsbegeleiding opleggen.

7.De vordering van de benadeelde partij / de schadevergoedingsmaatregel

[benadeelde 1]heeft zich ten aanzien van parketnummer 09/252123-16 (dagvaarding II) als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot
€ 248,10, bestaande uit materiële schade.
7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij in de vordering nu hij tot vrijspraak heeft gerequireerd.
7.2
Het standpunt van de verdediging
Gelet op de bepleite vrijspraak heeft de raadsman eveneens niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij in de vordering bepleit.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte ten aanzien van het ten laste gelegde feit waarop de vordering betrekking heeft, is vrijgesproken.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij dient te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil.

8.De inbeslaggenomen goederen

De lijst van inbeslaggenomen voorwerpen (beslaglijst) in de zaak met parketnummer 09/777129-16 vermeldt het volgende onder de verdachte inbeslaggenomen voorwerp:
1
STK snorfiets: Kl: zwart; TOMOS; framenummer weggevijld; geen zadel.
8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat het op de beslaglijst onder 1 genummerde voorwerp zal worden teruggegeven aan de rechthebbende, te weten [aangever 2] .
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich niet expliciet over het beslag uitgelaten.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Nu het belang van de strafvordering zich daartegen niet meer verzet, zal de rechtbank de teruggave aan de rechthebbende gelasten van het op de beslaglijst onder 1 genummerde voorwerp.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
77a, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77gg, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het hem bij dagvaarding II
ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de hem bij dagvaarding I primair en dagvaarding III ten laste gelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
09/777129-16 (dagvaarding I) primair
diefstal door twee of meer verenigde personen
en
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak
09/252043-16 (dagvaarding III)
diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken
verklaart het bewezene en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte bij dagvaarding meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot
een taakstraf, bestaande uit
een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van
80 UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de tijd van
40 DAGEN;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt de maatstaf volgens welke de aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht zal geschieden op 2 uren per dag;
bepaalt dat een gedeelte van de taakstraf
groot 40 urensubsidiair
20 dagenvervangende jeugddetentie, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde;
stelt de proeftijd vast op
2 jarenonder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde
zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
heft op het opgeschorte beveltot voorlopige hechtenis van de verdachte;
ten aanzien van parketnummer 09/252123-16:
verklaart de [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden begroot op nihil;
gelast de
teruggave aan de rechthebbendevan het op de beslaglijst onder 1 genummerde voorwerp, te weten:
1
STK snorfiets: Kl: zwart; TOMOS; framenummer weggevijld; geen zadel.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.J.M. Smid-Verhage, kinderrechter, voorzitter,
mr. J.J. Peters, kinderrechter,
en mr. J.A.H.M. Janssen, kinderrechter-plv.,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. de Witte, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 juni 2018.
Mr. Janssen is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
Bijlagen:
I) de tenlastelegging
II) de bewezenverklaring
Bijlage I. De tenlastelegging
parketnummer 09/777129-16 (dagvaarding I)
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 10 december 2016 tot en met 18 december 2016 te [plaats 1] , tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen:
a. een bromfiets/snorfiets merk Sym en/of
b. een bromfiets/snorfiets merk Tomos, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan:
a. [benadeelde 1] en/of
b. [aangever 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader, waarbij verdachte en/of zijn mededader voornoemde goed(eren) onder zijn/hun bereik hebben gebracht middels braak, te weten door een of meer sloten van voornoemde snor-/bromfietsen te forceren/verbreken;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 10 december 2016 tot en met 19 december 2016 te [plaats 1] ,,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal een of meer goederen, te weten twee bromfietsen/snorfietsen (merk Sym en/of
Tomos) heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) (telkens) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van deze goederen wist(en), althans redelijkerwijs hadden moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
parketnummer 09/252123-16 (dagvaarding II)
hij op of omstreeks 3 september 2016 te [plaats 1]
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen twee, althans een, bromfiets(en) (merk: Peugeot, [kenteken 3] en/of merk: Sym, [kenteken 1] ), geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2] en/of [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg te nemen bromfiets(en) onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking,
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader (s) de/het stuurslot(en) van voornoemde bromfiets(en) verboken en/of (vervolgens) voornoemde bromfiets van het merk Peugeot van zijn stallingsplaats weggerold/weggeduwd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
parketnummer 09/252043-16 (dagvaarding III)
hij op of omstreeks 8 september 2016 te Alphen aan den Rijn met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee frikadelbroodjes en/of twee donuts en/of en rol koek en/of een verpakking kruidnoten en/of een verpakking snoep, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Hoogvliet B.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [aangever 3] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, die [aangever 3] (met kracht) tegen het/de be(e)n(en) heeft geschopt/getrapt en/of die [aangever 3] (met kracht) in de schouder heeft gebeten.
Bijlage II. De bewezenverklaring
parketnummer 09/777129-16 (dagvaarding I)
hij op tijdstippen in de periode van 10 december 2016 tot en met 18 december 2016 te [plaats 1] , tezamen en in vereniging met een ander, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen:
a. een bromfiets/snorfiets merk Sym en
b. een bromfiets/snorfiets merk Tomos,
toebehorende aan:
a. [benadeelde 1] of
b. [aangever 2] ,
waarbij verdachte en zijn mededader voornoemd goed
sub aonder hun bereik hebben gebracht middels braak, te weten door een of meer sloten van voornoemde
snor-/bromfiets
sub ate forceren/verbreken;
parketnummer 09/252043-16 (dagvaarding III)
hij op 8 september 2016 te Alphen aan den Rijn met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening heeft weggenomen twee frikadelbroodjes en twee donuts en/of
eenrol koek en kruidnoten en snoep, toebehorende aan Hoogvliet B.V., welke diefstal werd gevolgd van geweld tegen [aangever 3] , gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat hij, verdachte, die [aangever 3] met kracht tegen het been heeft geschopt/getrapt en die [aangever 3] met kracht in de schouder heeft gebeten.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit - voor zover niet anders weergegeven - delen van ambtsedige processen-verbaal van politie Eenheid Den Haag, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL1500-2016353884 Z, doorgenummerd als pagina 1 tot en met 107.
2.Proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] , p. 31-33.
3.Proces-verbaal van aangifte van [aangever 2] , p. 34-37.
4.Proces-verbaal van aanhouding van [medeverdachte 1] , p. 7-8.
5.Proces-verbaal van verhoor minderjarige verdachte van [medeverdachte 1] , p. 87-90.
6.Proces-verbaal van verhoor minderjarige verdachte van [medeverdachte 1] , p. 91-92.
7.Proces-verbaal van aanhouding van [verdachte] , p. 19-20.
8.Proces-verbaal voorgeleiding p. 5, proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen, p. 63-67.
9.Printjes van whatsappgesprekken, behorende bij een proces-verbaal van bevindingen op p. 49.
10.Whatsappgesprek, p. 54-55.
11.Whatsappgesprek, p. 56-57.
12.Whatsappgesprek, p. 58-59.
13.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit - voor zover niet anders weergegeven - delen van ambtsedige processen-verbaal van politie Eenheid Den Haag, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL1500-2016251307, doorgenummerd als pagina 1 tot en met 23.
14.Aangifteformulier winkeldiefstal, met bijlagen, p. 4-8.
15.Proces-verbaal van verhoor van [getuige] , p. 9-10.
16.Proces-verbaal verhoor minderjarige verdachte [verdachte] , p. 16-20.
17.Eigen verklaring verdachte ter terechtzitting van 11 juni 2018.