Overwegingen
1. Eisers zijn geboren op respectievelijk [geboortedatum 1] en [geboortedatum 2] en bezitten de Russische nationaliteit. Op 7 december 2014 heeft eiseres, mede namens eiser, haar minderjarige zoon, een asielaanvraag ingediend.
2. Eiseres heeft aan die asielaanvraag ten grondslag gelegd dat zij met eiser Rusland is ontvlucht, nadat zij op 19 november 2014 voor haar woning in [woonplaats] is mishandeld. Ten gevolge van deze mishandeling heeft eiseres een hersenschudding opgelopen. De reden voor de mishandeling was haar weigering om een kritisch internetartikel, met als titel ‘selectieve rechtvaardigheid’ van haar facebookpagina te verwijderen. Eiseres vreest dat bij terugkeer naar Rusland [naam 4] en [naam 5] wraak op haar en eiser zullen nemen, vanwege de lopende moordzaak op haar partner [naam 3] .
3. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
- de identiteit, nationaliteit en herkomst;
- eiseres is in 2001 mishandeld door [naam 6] ten tijde van de arrestatie van haar partner [naam 3] ;
- eiseres is op 19 november 2014 mishandeld vanwege een kritisch artikel, genaamd
‘selectieve rechtvaardigheid’, dat door eiseres verwijderd diende te worden van haar Russische facebookpagina;
- eiseres heeft eerder bij de rechtbank te Tisul het artikel ‘selectieve rechtvaardigheid’
verspreid. Om die reden zou zij thans als politiek activiste door de overheid worden gezien.
4. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de aanvraag afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Verweerder gelooft de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres. Verweerder gelooft ook dat eiseres in 2001 is mishandeld door [naam 6] ten tijde van de arrestatie van haar partner [naam 3] .
De verklaringen van eiseres dat zij op 19 november 2014 is mishandeld vanwege het niet verwijderen van het artikel 'selectieve rechtvaardigheid' van haar facebookpagina en dat zij bij de rechtbank te Tisul voornoemd artikel heeft verspreid, waardoor zij door de autoriteiten als een politiek activiste wordt beschouwd, acht verweerder niet geloofwaardig. Volgens verweerder is daarom niet aannemelijk dat eiseres bij terugkeer heeft te vrezen voor vervolging als bedoeld in het Vluchtelingenverdrag, dan wel dat zij een reëel risico loopt op ernstige schade als bedoeld in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw.
5. Op wat eiseres daartegen heeft aangevoerd, wordt hierna ingegaan.
De rechtbank oordeelt als volgt
6. Op 20 juli 2015 is de wet van 8 juli 2015 tot wijziging van de Vw ter implementatie van Richtlijn 2013/32/EU (Procedurerichtlijn) in werking getreden. De asielaanvraag van eiseres dateert van vóór 20 juli 2015. Gelet op het overgangsrecht van de Procedurerichtlijn heeft dit tot gevolg dat verweerder in het bestreden besluit het recht zoals dit gold voor de inwerkingtreding van de wijziging van de Vw had moeten toepassen. De rechtbank verwijst voor dit oordeel naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 18 februari 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:510). Dit betekent dat verweerder artikel 31 van de gewijzigde Vw niet had mogen toepassen en dat aan het bestreden besluit in zoverre een gebrek kleeft. De rechtbank overweegt dat dit gebrek slechts op een procedurele onjuistheid in de afdoeningswijze ziet. Immers, zowel het oude als het nieuwe artikel 31 van de Vw biedt verweerder de mogelijkheid om de asielaanvraag af te wijzen indien de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn aanvraag is gegrond op omstandigheden die, hetzij op zichzelf, hetzij in verband met andere feiten, een rechtsgrond voor verlening vormen. Daarnaast is artikel 31 van de Vw (oud) nagenoeg gelijkluidend aan het nieuwe artikel 31 van de Vw. Omdat aannemelijk is dat eiseres niet is benadeeld door het gebrek, zal de rechtbank dit passeren met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). 7. Aangezien de sluiting van het onderzoek heeft plaatsgevonden na 19 juli 2015 omvat de toetsing van de rechtbank wel het in artikel 83a van de Vw voorgeschreven volledig en ex nunc onderzoek naar zowel de feitelijke als de juridische gronden, met inbegrip van, indien van toepassing, een onderzoek naar de behoefte aan internationale bescherming.
8. Gelet op de beroepsgronden moet eerst worden beoordeeld of eiseres, gelet op haar psychische toestand, ten tijde van het eerste gehoor op 8 februari 2015 en het nader gehoor op 10 februari 2015 in staat was om coherent te verklaren. Als dat niet het geval was, had verweerder immers niet mogen afgaan op de verklaringen van eiseres, zoals die in de rapporten van die gehoren zijn weergegeven. Verweerder heeft terecht gewezen op het rapport van de FMMU van 6 februari 2015, waaruit blijkt dat eiseres kon worden gehoord. Verder is er tijdens het nader gehoor regelmatig gepauzeerd en gevraagd hoe het met eiseres ging. Uit de gehoorverslagen blijkt niet dat eiseres op enig moment niet in staat is geweest om het gesprek met de gehoormedewerker te voeren. Ook heeft eiseres aan het eind van het eerste en nader gehoor verklaard dat zij de tolk goed heeft verstaan en begrepen. Het betoog van eiseres dat verweerder werkinstructie 2010/13 onjuist heeft toegepast en onvoldoende rekening heeft gehouden met haar psychische toestand faalt daarom. De rechtbank komt dan ook tot het oordeel dat verweerder bij zijn besluitvorming heeft mogen afgaan op de verklaringen die eiseres tijdens de gehoren heeft afgelegd.
9. De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de verklaringen van eiseres over de mishandeling op 19 november 2014 vanwege het niet verwijderen van het artikel 'selectieve rechtvaardigheid' van haar facebookpagina en het eerder verspreiden van dit artikel bij de rechtbank te Tisul, niet geloofwaardig zijn.
10. Ten aanzien van het artikel ‘selectieve rechtvaardigheid’ heeft verweerder terecht tegengeworpen dat eiseres geen bewijs heeft geleverd dat aantoont dat het bewuste artikel van publicist [naam 7] daadwerkelijk op haar facebookpagina heeft gestaan. Eiseres heeft alleen een kopie van het artikel van internet overgelegd en geen kopie van haar facebookpagina. De verklaring van eiseres, dat zij het artikel in Nederland van haar facebookpagina heeft verwijderd, omdat zij al drie jaar in Nederland verblijft en niemand meer op haar facebookpagina kijkt, heeft verweerder terecht niet geloofwaardig geacht. Eiseres heeft immers op pagina 8 van het nader gehoor verklaard dat zij vanwege haar karakter het bewuste artikel niet van haar facebookpagina zal verwijderen. Ook heeft verweerder er terecht op gewezen dat de medische verklaring met betrekking tot de hersenschudding niet als bewijs kan dienen voor de mishandeling op 19 november 2014, omdat in de medische verklaring niet de aanleiding voor de hersenschudding staat vermeld. Ten aanzien van de e-mail van [naam 7] van 13 februari 2015 heeft verweerder terecht het standpunt kunnen innemen dat dit een persoonlijke e-mail is, die niet op echtheid kan worden onderzocht en niet vergelijkbaar is met een objectieve bron zoals Amnesty International. Dat [naam 7] zich niet alleen heeft gebaseerd op de verklaringen van eiseres, maar ook op stukken van de rechtbank, kan hieraan niet afdoen. De moord op de partner van eiseres en de strafzaak worden door verweerder immers niet betwist.
Verder heeft verweerder er terecht op gewezen dat de verklaring van [naam 7] in de
e-mail, dat eiseres en haar kind zijn aangevallen in verband met het verspreiden van folders met daarin het artikel voor de rechtbank in Tisul, strijdig is met de verklaring van eiseres dat zij vanwege haar weigering om het artikel van haar facebookpagina te verwijderen voor haar woning in [woonplaats] is aangevallen en mishandeld door drie mannen. De verklaring van eiseres, dat haar zoon door het raam ooggetuige was van haar mishandeling en daarom eveneens is aangevallen, heeft verweerder terecht onvoldoende geacht. Verweerder heeft daarom terecht geconcludeerd dat de verklaring van eiseres over haar mishandeling op 19 november 2014 niet geloofwaardig is.
11. Daarnaast heeft verweerder niet ten onrechte gesteld dat het niet geloofwaardig is dat eiseres een reis van 750 km heeft gemaakt om het artikel ‘selectieve rechtvaardigheid’ voor de rechtbank in Tisul te verspreiden. Het artikel was immers al door [naam 7] op internet gepubliceerd, zodat het openbaar was en iedereen hier kennis van kon nemen. Verder hebben eisers Rusland, gecontroleerd, op legale wijze, met gebruikmaking van hun eigen paspoorten verlaten. Verweerder heeft daarom terecht geconcludeerd dat de legale uitreis niet duidt op problemen met de Russische autoriteiten.
Ook heeft verweerder er terecht op gewezen dat uit het visumdossier en het elektronische ticket van eiseres blijkt dat zij haar vertrek naar Nederland al vóór 19 november 2014 heeft georganiseerd, terwijl eiseres op pagina 7 van het nader gehoor heeft verklaard dat zij pas enkele dagen na haar mishandeling op 19 november 2014 een ticket heeft gekocht bij [naam 8] voor haar reis naar Nederland.
12. De rechtbank is daarom van oordeel dat eisers op grond van wat zij hebben aangevoerd niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij bij terugkeer in Rusland vervolging hebben te vrezen, dan wel een reëel risico lopen slachtoffer te worden van een met artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden strijdige behandeling.
13. Gezien het voorgaande hebben eisers niet aannemelijk gemaakt dat de asielaanvraag is gegrond op omstandigheden die, hetzij op zichzelf, hetzij in samenhang met andere feiten, een rechtsgrond voor verlening vormen. Verweerder heeft de asielaanvraag daarom terecht op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 afgewezen.
14. De aanvraag is terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond.
15. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.