Overwegingen
1. Het niet tijdig nemen van een besluit wordt met een besluit gelijkgesteld. Tegen het niet tijdig beslissen staat dan ook beroep bij de rechtbank open.
2. Het beroepschrift tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen, en twee weken verstreken zijn na de dag waarop de belanghebbende het bestuursorgaan schriftelijk heeft medegedeeld dat het in gebreke is.
3. Eisers zijn de gestelde echtgenote (eiseres 1) en pleegkinderen (eiser, eiseres 2 en eiseres 3) van een in Nederland verblijvende asielstatushouder. Namens eisers zijn op 14 april 2016 afzonderlijke aanvragen ingediend om afgifte van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv). Bij primaire besluiten van 11 mei 2017 heeft verweerder deze aanvragen afgewezen. Eisers hebben daartegen op 2 juni 2017 bezwaar gemaakt.
4. De termijn voor het beslissen op bezwaar tegen de weigering van afgifte van een mvv bedraagt negentien weken, te rekenen vanaf de dag na het verstrijken van de bezwaartermijn.
5. Verweerder heeft op 20 juli 2017 besloten tot verdaging van de beslissing op bezwaar tot uiterlijk 30 november 2017. Verweerder heeft tot op heden niet op de bezwaren beslist. Eisers hebben bij brief van 23 maart 2018 verweerder in gebreke gesteld.
6. Verweerder heeft op 29 mei 2018 in zijn verweerschrift erkend dat de beslistermijn is verstreken en dat een dwangsom verschuldigd is.
7. Het beroep is dan ook kennelijk gegrond.
8. Indien een beschikking op aanvraag niet tijdig wordt gegeven, verbeurt het bestuursorgaan een dwangsom voor elke dag dat het in gebreke is, met een maximum van 42 dagen en € 1.260.Nu nog niet is beslist, is de maximale dwangsom verbeurd.
9. Een dwangsom wordt verbeurd per niet tijdig genomen besluit. Namens eisers is verzocht om te bepalen dat vier maal de maximale dwangsom is verbeurd. In dit geval is sprake van vier afzonderlijke aanvragers. Verweerder heeft twee afzonderlijke besluiten genomen, die respectievelijk zien op de aanvraag van eiseres 1 en op de aanvragen van eiser, eiseres 2 en eiseres 3. Dit heeft ook geleid tot twee bezwaarschriften. Nu de aanvragen van eiser, eiseres 2 en eiseres 3 nagenoeg identiek zijn, brengt naar het oordeel van de rechtbank een redelijke toepassing van artikel 4:17 van de Awb met zich dat in totaal twee maal een dwangsom is verbeurd.
10. Indien het beroep gegrond is en nog geen besluit bekendgemaakt is, bepaalt de rechtbank dat het bestuursorgaan binnen twee weken na de dag waarop de uitspraak wordt verzonden alsnog een besluit bekendmaakt. Daarbij heeft de bestuursrechter de mogelijkheid een andere termijn te bepalen indien hij dat in een bijzonder geval nodig acht.
11. Verweerder heeft in zijn verweerschriften van 29 mei 2018 verzocht om een nadere beslistermijn. In de zaak van eiseres 1 zegt verweerder op uiterlijk 19 juni een besluit op bezwaar te kunnen nemen. In de zaken van overige eisers wenst verweerder een termijn van vier weken, waarvan twee weken voor het houden van een hoorzitting met referent. De rechtbank ziet hierin aanleiding om in alle zaken te bepalen dat verweerder uiterlijk op 26 juni 2018 zijn besluiten op bezwaar bekend dient te maken.
12. Met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb bepaalt de rechtbank dat verweerder aan zowel eiseres 1 afzonderlijk, als aan eiser, eiseres 2 en eiseres 3 gezamenlijk een dwangsom van € 100 verbeurt voor elke dag waarmee hij de door de rechtbank gestelde termijn voor het nemen van de besluiten op bezwaar overschrijdt, in beide gevallen met een maximum van € 15.000.
13. De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten. Deze kosten zijn met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht begroot op € 250,50 (1 punt, wegingsfactor 0,5). De beroepen zijn daarbij te beschouwen als samenhangende zaken. Uit de gegrondverklaring volgt ten slotte dat verweerder aan eisers het betaalde griffierecht van € 170 dient te vergoeden.