Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer
[eiseres] ,
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
ProcesverloopBij besluit van 9 mei 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als kennelijk ongegrond. Daarnaast heeft verweerder bepaald dat eiseres niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd en dat haar geen uitstel van vertrek wordt verleend op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw 2000). Verder heeft verweerder bepaald dat eiseres Nederland onmiddellijk dient te verlaten en haar een inreisverbod voor de duur van twee jaren opgelegd.
Overwegingen
Nationality may be proved by the possession of a national passport. Possession of such a passport creates a prima facie presumption that the holder is a national of the country of issue, unless the passport itself states otherwise. A person holding a passport showing him to be a national of the issuing country, but who claims that he does not possess that country’s nationality, must substantiate his claim, for example, by showing that the passport is a so-called “passport of convenience” (an apparently regular national passport that is sometimes issued by a national authority to non-nationals). However, a mere assertion by the holder that the passport was issued to him as a matter of convenience for travel purposes only is not sufficient to rebut the presumption of nationality. In certain cases, it might be possible to obtain information from the authority that issued the passport. If such information cannot be obtained, or cannot be obtained within reasonable time, the examiner will have to decide on the credibility of the applicant’s assertion in weighing all other elements of his story’.Voor de vaststelling welke nationaliteit een vreemdeling heeft zijn de persoonsgegevens van de betreffende persoon leidend. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich hieromtrent terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiseres de Marokkaanse nationaliteit heeft, omdat uit het visum informatiesysteem EU-vis is gebleken dat zij door de Marokkaanse autoriteiten in het bezit is gesteld van een paspoort. Dit betekent dat verweerder geen standpunt heeft hoeven innemen over de vraag of hij de Westelijke Sahara als onafhankelijke staat beschouwt, nog daargelaten het feit dat het niet aan verweerder is om hierover zelfstandig een standpunt in te nemen. De beroepsgrond slaagt niet.
1 februari 2017 en dat uit de rapporten van het USDOS van 3 maart 2017 en
20 april 2018 niet blijkt dat de situatie in Marokko sindsdien substantieel is verslechterd. Ook het jaarrapport van het Amnesty International van 22 februari 2018 laat geen wezenlijk ander beeld zien dan de rapporten die door de Afdeling zijn meegenomen in haar beoordeling. Verder heeft verweerder in het voortduren van de problemen, die door de Afdeling op zichzelf zijn onderkend, geen aanleiding hoeven zien om de conclusie te trekken dat Marokko niet is aan te merken als veilig land van herkomst. Gelet hierop ziet de rechtbank in voornoemde stukken dan ook geen aanleiding om te concluderen dat de aanwijzing van Marokko als veilig land van herkomst onverbindend moet worden verklaard.