ECLI:NL:RBDHA:2018:7333

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 juni 2018
Publicatiedatum
20 juni 2018
Zaaknummer
NL18.8916
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Eritrese eiseres met vrees voor dienstplicht en autoriteiten

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 juni 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiseres, een Eritrese vrouw die in Saoedi-Arabië heeft gewoond, heeft een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel. De aanvraag is afgewezen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat de vrees voor dienstplicht en de autoriteiten in Eritrea niet geloofwaardig werd geacht. Eiseres heeft aangevoerd dat zij na haar uitreis uit Eritrea te vrezen heeft voor de autoriteiten, vooral omdat haar vader een opposant is. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verklaringen van eiseres inconsistent en ongeloofwaardig zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij in aanmerking komt voor een asielvergunning. De rechtbank heeft de zienswijze van eiseres verworpen, waarbij zij stelde dat de mogelijkheid om verklaringen aan te vullen niet beperkt is tot de zienswijze. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de vrijstellingsgrond voor militaire dienst niet van toepassing is, omdat eiseres gescheiden is en niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij de zorg heeft voor een kind. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL18.8916

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiseres

(gemachtigde: mr. M.J. Paffen),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. E. van Hoof).

ProcesverloopBij besluit van 8 mei 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 juni 2018. Eiseres en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Eritrese nationaliteit te bezitten. Zij heeft een asielaanvraag ingediend. Daaraan heeft zij ten grondslag gelegd dat zij haar hele leven in Saoedi-Arabië heeft gewoond maar op enig moment is uitgezet naar Eritrea. Toen is haar door de Eritrese autoriteiten aangezegd dat zij na zes maanden in militaire dienst moest gaan. Eiseres heeft vervolgens een paspoort aangevraagd en verkregen en is daarmee uitgereisd. Daarnaast heeft eiseres aan haar asielaanvraag ten grondslag gelegd dat de Eritrese autoriteiten er na haar uitreis achter zijn gekomen dat haar vader een opposant is.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de aanvraag afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Verweerder heeft de nationaliteit, identiteit en herkomst van eiseres geloofwaardig geacht. Verweerder acht het echter ongeloofwaardig dat eiseres dienstplichtig is en dat haar vader een opposant is van het Eritrese regime. Daarnaast acht verweerder het niet aannemelijk dat eiseres in Eritrea gevaar loopt vanwege haar paspoort.
3. Op wat eiseres daartegen aanvoert wordt hierna ingegaan.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Eiseres voert allereerst aan dat de zienswijze bij uitstek de plaats is om verklaringen aan te vullen, zodat verweerder ten onrechte heeft overwogen dat haar stelling in de zienswijze dat zij zich zes maanden na haar aankomst in Eritrea moest melden bij het militair trainingscentrum in Sawa, dan wel dat zij daarvoor opgeroepen zou worden, een ongeoorloofde aanvulling is. De rechtbank stelt vast dat eiseres aanvankelijk tijdens het nader gehoor heeft verklaard dat zij niet wist of zij zich zelfstandig in Sawa moest melden of dat zij een oproep zou krijgen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder terecht aan eiseres heeft tegengeworpen dat zij met voornoemde stelling in de zienswijze haar verklaringen uit het nader gehoor heeft aangevuld. Hiervoor dient echter de mogelijkheid van correcties en aanvullingen en niet de zienswijze.
5. Verder voert eiseres aan dat verweerder ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht dat zij in Eritrea dienstplichtig is. Daarbij wijst zij erop dat zij heeft verklaard dat zij een gewenningsperiode kreeg, zodat het niet ongeloofwaardig is dat zij zich vrij kon bewegen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder echter terecht aan eiseres tegengeworpen dat zij over deze gestelde gewenningsperiode vage en summiere verklaringen heeft afgelegd. Daarbij heeft verweerder erop kunnen wijzen dat het niet aannemelijk is dat de autoriteiten weliswaar zouden hebben meegedeeld dat eiseres binnen zes maanden in militaire dienst moest gaan, maar dat zij vervolgens zonder enige verdere mededeling zou zijn heengezonden. Vervolgens heeft verweerder terecht overwogen dat het niet aannemelijk is dat aan eiseres als dienstplichtige een paspoort zou zijn verstrekt en dat aan haar toestemming zou worden gegeven om het land te verlaten. Volgens het algemeen ambtsbericht van de Minister van Buitenlandse Zaken inzake Eritrea van 6 februari 2017 (ambtsbericht) is dat namelijk niet mogelijk (pagina’s 20 en 22).
6. Eiseres voert ook aan dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt stelt dat zij is vrijgesteld van de militaire dienst omdat zij gehuwd is en bijna de zorg draagt over een kind. Daarbij wijst eiseres erop dat zij gescheiden is en dat er bij het nemen van het bestreden besluit niet vanuit mocht worden gegaan dat zij de zorg draagt voor een kind nu zij nog niet bevallen is. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder echter terecht aan eiseres tegengeworpen dat er een vrijstellingsgrond op haar van toepassing is. Verweerder heeft terecht gewezen op het ambtsbericht, waarin staat dat in de praktijk vrouwen die zijn getrouwd of verloofd, kinderen hebben of zwanger zijn normaal gesproken ontheffing krijgen voor het militaire deel van de dienstplicht (pagina 67).
7. Ten slotte voert eiseres aan dat verweerder ten onrechte niet heeft onderkend dat zij in Eritrea te vrezen heeft vanwege het feit dat zij langer in het buitenland is verbleven dan toegestaan op grond van het aan haar verstrekte uitreisvisum. De rechtbank volgt eiseres niet in deze stelling. Daartoe is redengevend dat verweerder terecht heeft gewezen op pagina 30 van het ambtsbericht, waar staat dat men ondanks de geldigheidsduur en het vastleggen van de uitreisdatum altijd kan terugkeren. De rechtbank merkt ten overvloede op dat, zoals verweerder ter zitting ook heeft opgemerkt, in het geval van eiseres op het uitreisvisum in het veld ‘Period of Stay’ een ‘-’ is ingevuld.
8. De rechtbank komt tot de conclusie dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij in aanmerking komt voor een asielvergunning zoals bedoeld in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a en b, van de Vw, zodat haar aanvraag terecht als ongegrond is afgewezen.
9. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan, digitaal ondertekend en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.