ECLI:NL:RBDHA:2018:7332
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van asielaanvraag op grond van niet-ontvankelijkheid en beoordeling van geloofsverdieping
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 juni 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Iraanse nationaliteit bezittende man, zijn aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk verklaard zag. De eiser had eerder een asielaanvraag ingediend die als ongeloofwaardig was beoordeeld, en in deze opvolgende aanvraag stelde hij dat zijn bekering tot het christendom geloofwaardig was geworden door een verdieping van zijn geloof. De rechtbank oordeelde dat de eiser niet voldoende nieuwe elementen had aangedragen die zijn bekering konden onderbouwen. De rechtbank benadrukte dat de eiser inzicht moest geven in zijn bekering en de redenen daarvoor, wat hij niet had gedaan. De rechtbank volgde de redenering van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid dat de verklaringen van de eiser niet als relevante nieuwe bevindingen konden worden aangemerkt. De rechtbank concludeerde dat de enkele omstandigheid dat de eiser afvallig was van de islam niet automatisch leidde tot een geloofwaardige bekering. De rechtbank oordeelde dat de eiser geen nieuwe relevante elementen had gepresenteerd die de beoordeling van zijn asielaanvraag konden beïnvloeden. Het beroep van de eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd gedaan door rechter J.F.I. Sinack, in aanwezigheid van griffier A.S. Hamans.