ECLI:NL:RBDHA:2018:7210
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag van Syrische nationaliteit houdster in Griekenland niet-ontvankelijk verklaard
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 juni 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Syrische vrouw die in Griekenland asiel had gekregen. De vrouw, eiseres, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel in Nederland, maar deze werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, niet-ontvankelijk verklaard. Eiseres had eerder in Griekenland ernstige mishandeling door haar familieleden ervaren en was daar niet veilig. Tijdens de zitting op 15 mei 2018 werd eiseres onwel, waarna het onderzoek werd geschorst om haar de gelegenheid te geven medische informatie te verstrekken. Eiseres voerde aan dat de situatie voor statushouders in Griekenland onhoudbaar was en dat verweerder niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kon uitgaan. Verweerder stelde echter dat de situatie voor statushouders in Griekenland voldoende veilig was om terug te keren.
De rechtbank overwoog dat de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk kon worden verklaard indien de vreemdeling in een andere EU-lidstaat internationale bescherming geniet. De rechtbank concludeerde dat eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat haar bijzondere omstandigheden een terugkeer naar Griekenland onredelijk maakten. De rechtbank oordeelde dat verweerder terecht had geconcludeerd dat de aanvraag niet-ontvankelijk was en dat het beroep ongegrond was. De rechtbank vond geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt de toepassing van het interstatelijk vertrouwensbeginsel en de beoordeling van individuele omstandigheden van asielzoekers.