ECLI:NL:RBDHA:2018:7135
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verblijfsvergunning regulier voor familieleven op grond van artikel 8 EVRM
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 juni 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een Filipijnse vrouw, en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier met als doel gezinsleven op grond van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De aanvraag werd afgewezen omdat eiseres niet beschikte over een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv). Eiseres heeft tegen deze afwijzing beroep ingesteld, maar de rechtbank oordeelde dat de belangenafweging door de Staatssecretaris niet onterecht in het nadeel van eiseres was uitgevallen.
De rechtbank overwoog dat eiseres in Nederland familieleven had opgebouwd zonder de juiste verblijfsvergunning en dat de gevolgen van haar keuze voor eigen rekening kwamen. De rechtbank stelde vast dat er geen objectieve belemmeringen waren om het familieleven in de Filipijnen uit te oefenen. Eiseres had ook niet aangetoond dat haar kinderen, die in Nederland naar school gaan, niet in staat zouden zijn om zich aan te passen aan het leven in de Filipijnen. De rechtbank concludeerde dat de Staatssecretaris de belangen van de kinderen en de partner van eiseres had meegewogen en dat er geen redenen waren om de mvv-eis niet toe te passen.
Daarnaast werd de stelling van eiseres dat zij ten onrechte niet was gehoord in de bezwaarfase verworpen. De rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was voor een hoorzitting, omdat het bezwaar kennelijk ongegrond was. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en werd er geen proceskostenveroordeling opgelegd.