ECLI:NL:RBDHA:2018:7132
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van aanvraag om uitstel van vertrek op grond van artikel 64 Vreemdelingenwet 2000 met betrekking tot medische situatie van eiser
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 juni 2018 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser met Ivoriaanse nationaliteit en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had een aanvraag ingediend voor uitstel van vertrek op basis van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000, welke aanvraag eerder was afgewezen. De rechtbank heeft de afwijzing van de aanvraag door de Staatssecretaris beoordeeld, waarbij de medische situatie van de eiser centraal stond. De Staatssecretaris had de aanvraag afgewezen op basis van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht, met als argument dat de medische toestand van de eiser niet was verslechterd sinds de laatste aanvraag en dat er geen aanwijzingen waren dat er in Ivoorkust onvoldoende medische zorg beschikbaar zou zijn.
De eiser voerde aan dat het uitblijven van medische behandeling zou kunnen leiden tot een medische noodsituatie, waaronder suïcide. Hij beroept zich op het arrest Paposhvili versus Belgium van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens, waarin werd gesteld dat bij uitzetting rekening gehouden moet worden met de medische situatie van de betrokken persoon. De rechtbank oordeelde echter dat de Staatssecretaris terecht had geconcludeerd dat er geen nieuwe medische informatie was die de eerdere afwijzing kon ondermijnen. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond en oordeelde dat de Staatssecretaris niet verplicht was om de medische situatie in Ivoorkust te onderzoeken, aangezien er geen aanwijzingen waren voor een acute medische noodsituatie.
De rechtbank benadrukte dat de conclusies van het Bureau Medische Advisering (BMA) in overeenstemming waren met eerdere adviezen en dat de eiser niet had aangetoond dat er nieuwe feiten of omstandigheden waren die een heroverweging van de zaak rechtvaardigden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen vier weken hoger beroep in te stellen.