ECLI:NL:RBDHA:2018:712

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 januari 2018
Publicatiedatum
25 januari 2018
Zaaknummer
17_5099
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2015

In deze zaak heeft eiser in zijn aangifte inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2015 een bedrag aan restant persoonsgebonden aftrek geclaimd, evenals verzoeken om uitbetaling van de algemene heffingskorting en de jonggehandicaptenkorting. De rechtbank heeft geoordeeld dat verweerder deze posten, die niet voldoende onderbouwd zijn, terecht buiten beschouwing heeft gelaten bij het vaststellen van de aanslag voor het jaar 2015. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 9.070 heeft opgegeven, met een ontvangen uitkering van € 13.390. Verweerder heeft de aanslag IB/PVV opgelegd, waarbij de hoogte van de uitkering is vastgesteld op € 14.468 en de aanslag is gehandhaafd. Eiser heeft een herziene aangifte ingediend, maar de rechtbank heeft geconcludeerd dat eiser niet de nodige onderbouwing heeft geleverd voor zijn claims.

De rechtbank heeft benadrukt dat het aan eiser is om de feiten en omstandigheden aannemelijk te maken die zijn claims ondersteunen. Aangezien eiser hierin niet is geslaagd, zijn de correcties van verweerder terecht aangebracht en is het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. M.A. Dirks en is openbaar uitgesproken op 23 januari 2018. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het gerechtshof Den Haag.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 17/5099
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 januari 2018 in de zaak tussen

[eiser], wonende te [woonplaats], eiser

en
de inspecteur van de Belastingdienst/Belastingen, kantoor [plaats], verweerder.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van verweerder van 7 september 2017 op het bezwaar van eiser tegen de voor het jaar 2015 opgelegde aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV).

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 januari 2018.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [persoon 1] en [persoon 2]. Eiser is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 15 december 2017 aan eiser op het adres [adres] te [woonplaats], onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Eiser is, zonder bericht van verhindering, niet verschenen. Nu genoemde brief niet ter griffie is terugontvangen en uit informatie van PostNL is gebleken dat de brief op 16 december 2017 op genoemd adres is uitgereikt, is de rechtbank van oordeel dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen op juiste wijze, tijdig op het juiste adres is aangeboden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Eiser heeft voor het jaar 2015 aangifte IB/PVV ingediend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 9.070. Eiser heeft aangegeven een bedrag van € 13.390 aan uitkering te hebben ontvangen en heeft bij het bepalen van het belastbare inkomen uit werk en woning bedragen van € 320 en € 4000 in aanmerking genomen aan aftrek specifieke zorgkosten respectievelijk restant persoonsgebonden aftrek.
2. Verweerder heeft de aanslag IB/PVV opgelegd, waarbij de hoogte van de ontvangen uitkering is vastgesteld op € 14.468, het daaraan gekoppelde drempelbedrag specifieke zorgkosten is gecorrigeerd en het aangegeven restant persoonsgebonden aftrek is geweigerd.
3. Nadat de aanslag is opgelegd heeft eiser een herziene aangifte ingediend waarin hij verweerder wat betreft de hoogte van de uitkering heeft gevolgd. Eiser claimt wederom een restant persoonsgebonden aftrek. Daarnaast verzoekt hij om uitbetaling van de algemene heffingskorting en geeft hij aan recht te hebben op jonggehandicaptenkorting.
4. Bij de hier bestreden uitspraak op bezwaar is de aanslag gehandhaafd.
5. Voorafgaande aan de behandeling ter zitting heeft eiser nadere stukken ingediend waaronder een ingevuld aangifteformulier. Op dit formulier staat onder meer een bedrag van € 10.000 aan te verrekenen verliezen uit werk en woning van 2006 tot en met 2014 vermeld.
6. Tussen partijen is in geschil of de aanslag tot een te hoog bedrag is vastgesteld.
7. De rechtbank stelt voorop dat op eiser, in geval van betwisting door de inspecteur zoals hier het geval is, de last rust de feiten en omstandigheden aannemelijk te maken die de conclusie rechtvaardigen dat hij recht heeft op restant persoonsgebonden aftrek, uitbetaling van de algemene heffingskorting, jonggehandicaptenkorting en/of verliesverrekening.
8. Voor zover eiser stelt recht te hebben op genoemde posten, heeft de rechtbank in de – overigens zeer uitvoerige – stukken van eiser geen onderbouwing van deze stelling kunnen vinden. Daarvan uitgaande zijn de onder 2 genoemde correcties terecht door verweerder aangebracht en is het beroep ongegrond verklaard.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.A. Dirks, rechter, in aanwezigheid van mr. T. Blauw, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 januari 2018.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (team belastingrecht), Postbus 20302,
2500 EH Den Haag.