ECLI:NL:RBDHA:2018:6983

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 juni 2018
Publicatiedatum
13 juni 2018
Zaaknummer
NL17.3223
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op grond van onvoldoende bewijs van identiteit en nationaliteit van eiser

Op 13 juni 2018 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een asielzoeker, eiser, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen, omdat de identiteit en nationaliteit van eiser niet aannemelijk waren gemaakt. Eiser, die stelt Afghaanse nationaliteit te hebben en lid te zijn van de Hazara, heeft zijn aanvraag ingediend op basis van discriminatie en vervolging in Iran vanwege zijn seksuele geaardheid. Tijdens de zitting op 27 november 2017 heeft eiser zijn verhaal toegelicht, maar de rechtbank oordeelde dat hij niet voldoende bewijs had geleverd om zijn identiteit en nationaliteit te onderbouwen. De rechtbank heeft de door eiser overgelegde documenten, waaronder een Iraanse werkvergunning, als niet geloofwaardig beoordeeld. De rechtbank concludeerde dat eiser niet in staat was om zijn asielmotieven te onderbouwen, omdat de asielmotieven afhankelijk zijn van de geloofwaardigheid van zijn identiteit en nationaliteit. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL17.3223

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 juni 2018 in de zaak tussen

[eiser], eiser, V-nummer [V-nummer]

(gemachtigde: mr. T. Thissen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. drs. J.R. Toussaint).

ProcesverloopBij besluit van 24 mei 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 november 2017. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens is T. Merian als tolk ter zitting verschenen.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum 1] 1998 en de Afghaanse nationaliteit te hebben. Op 6 november 2015 heeft hij de onderhavige aanvraag ingediend.
2. Eiser heeft – samengevat weergegeven – aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij Hazara is en vanwege problemen met de Taliban op tweejarige leeftijd met zijn ouders van Afghanistan naar Iran is verhuisd. In Iran is eiser gediscrimineerd en mishandeld vanwege zijn Afghaanse nationaliteit. Eiser is homoseksueel en niet gelovig. Hij vreest dat zijn ouders, de regering en anderen in Iran achter zijn homoseksuele geaardheid zullen komen en hem zullen doden.
3. Verweerder heeft de aanvraag van eiser op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000 afgewezen als ongegrond en heeft daaraan het volgende ten grondslag gelegd. Verweerder heeft de volgende elementen in het asielrelaas van eiser als relevant gekwalificeerd:
1) identiteit, nationaliteit en herkomst;
2) homoseksualiteit;
3) atheïsme;
4) discriminatie in Iran vanwege de Afghaanse nationaliteit.
Verweerder heeft de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser niet geloofwaardig geacht. Aangezien de asielmotieven slechts betekenis hebben tegen de achtergrond van de herkomst en nationaliteit van eiser, heeft verweerder een verdere beoordeling van eisers asielrelaas achterwege gelaten.
4. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit. Op hetgeen eiser in dit verband heeft aangevoerd, wordt in het navolgende ingegaan.
5. Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
6. Ingevolge artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000 wordt een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van die wet afgewezen, indien de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn aanvraag is gegrond op omstandigheden die, hetzij op zichzelf, hetzij in samenhang met andere feiten, een rechtsgrond voor verlening vormen.
7. De rechtbank overweegt als volgt.
7.1.
Het is aan eiser om zijn identiteit, nationaliteit en herkomst aannemelijk te maken. Hier is eiser niet in geslaagd. Zo heeft eiser zijn identiteit en nationaliteit niet met originele documenten aangetoond. De door eiser overgelegde Iraanse werkvergunning is door bureau Documenten onderzocht. Blijkens de verklaring van onderzoek van bureau Documenten van 3 oktober 2017 is dit document met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet in deze gewijzigde staat opgemaakt en afgegeven door een daartoe bevoegde instantie en kan niet worden vastgesteld of het document inhoudelijk juist is.
7.2.
Een door bureau Documenten opgestelde verklaring van onderzoek is een deskundigenadvies aan verweerder ten behoeve van de uitvoering van zijn bevoegdheden, waarvan hij in beginsel mag uitgaan. Indien verweerder een deskundigenadvies aan zijn besluitvorming ten grondslag legt, dient hij zich er ingevolge artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht van te vergewissen dat dit advies – naar wijze van totstandkoming – zorgvuldig en – naar inhoud – inzichtelijk en concludent is. Indien dit het geval is, kan de desbetreffende vreemdeling de uitkomst van het advies slechts met succes bestrijden door een andersluidende contra-expertise van een deskundige in te brengen. Dit volgt uit vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling), onder meer de uitspraken van 3 juni 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:1768) en 3 februari 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:258).
7.3.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder het onderzoek van bureau Documenten aan het bestreden besluit ten grondslag mogen leggen, omdat deze – naar wijze van totstandkoming – zorgvuldig en – naar inhoud – inzichtelijk en concludent is. Dat bij brief van 4 augustus 2017 aan eiser is medegedeeld dat de Iraanse werkvergunning echt is bevonden, betekent nog niet dat het advies van 3 oktober 2017 van bureau Documenten, waarbij het eerdere advies is herzien, niet zorgvuldig tot stand is gekomen. Nu eiser de uitkomst van het advies van bureau Documenten niet door middel van een contra-expertise heeft bestreden, heeft verweerder van dit advies mogen uitgaan.
7.4.
Eiser heeft zijn identiteit, nationaliteit en herkomst ook niet middels zijn verklaringen aannemelijk gemaakt. Zo strookt de door eiser bij zijn aanmelding opgegeven leeftijd van 17 jaar niet met zijn latere verklaring dat hij geboren is op [geboortedatum 2] 1997. Als deze laatste verklaring wordt gevolgd, zou eiser ten tijde van zijn aanmeldgehoor reeds meerderjarig zijn geweest. Voorts beschikt eiser niet over voldoende algemene kennis van Afghanistan. Verweerder heeft niet ten onrechte bevreemdend geacht dat eiser het aantal provincies en de munteenheid niet kan te noemen en slechts één gerecht, één televisiezender en maar twee nationale feestdagen waaronder het algemene nieuwjaar en een feest dat voornamelijk in Iran wordt gevierd. Over de plaats waar hij stelt dat hij en zijn familieleden vandaan komen en over de Hazara kan eiser ook nauwelijks iets vertellen. Van een Afghaan die is opgegroeid in een Afghaans gezin in een wijk waarin meer Afghanen wonen, mag verwacht worden dat hij over meer kennis beschikt dan hij naar voren heeft gebracht.
7.5.
Gelet op het voorgaande heeft eiser zijn identiteit, nationaliteit en herkomst niet aannemelijk gemaakt. In beroep heeft eiser voor het eerst een kopie van een verklaring van de Afghaanse ambassade in Nederland overgelegd en aangevoerd dat hij tevens beschikt over de originele verklaring. Zoals verweerder ter zitting terecht heeft opgemerkt, is echter niet duidelijk hoe en op basis van welk bronmateriaal deze verklaring is opgesteld. Gelet op de voorgaande door eiser afgelegde tegenstrijdige en bevreemdende verklaringen, kan eiser met deze verklaring van de ambassade zijn gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst niet alsnog aannemelijk maken.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.C. de Grauw, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 13 juni 2018.
griffier
rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Rechtsmiddel