2.2Verweerder heeft alle relevante elementen geloofwaardig geacht. Verweerder heeft echter geconcludeerd dat geen aanleiding is voor de conclusie dat eiseres in China een gegronde reden heeft te vrezen voor vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag. Hiertoe acht verweerder van belang dat eiseres heeft verklaard geen problemen te hebben gehad vanwege haar geloof, etnische afkomst of nationaliteit, dan wel haar politieke overtuiging. Verweerder heeft zich in het verweerschrift - anders dan in het besluit - op het standpunt gesteld dat hiv-geïnfecteerden in China aan te merken zijn als sociale groep. Er is volgens verweerder echter geen sprake van een dusdanige discriminatie als gevolg van haar hiv-besmetting dat zij beperkt wordt in haar bestaansmogelijkheden om op maatschappelijk en sociaal vlak te kunnen functioneren. Eiseres kan immers bij haar ouders terecht omdat zij haar niet discrimineren en zij is niet onthouden van medische zorg. Gelet hierop heeft verweerder geconcludeerd dat de vrees van eiseres onvoldoende zwaarwegend is voor de conclusie dat eiseres bij terugkeer naar China gegronde vrees voor vervolging heeft dan wel zal worden onderworpen aan een door artikel 3 van het EVRMdan wel artikel 3 van het Anti-folterverdragverboden behandeling. Volgens verweerder komt eiseres dan ook niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw 2000.
3. Eiseres voert aan dat in de zienswijze diverse rapporten zijn gevoegd, dan wel geciteerd, waaruit blijkt dat in China sprake is van vergaande discriminatie en verstoting van hiv-besmette personen. Verweerder stelt ten onrechte dat niet zou zijn gewezen op de bron. Ook de stelling van verweerder dat hulp voorhanden was, is onvoldoende onderbouwd. Eiseres heeft aan de orde gesteld dat zij niet naar een hulpinstantie durfde te stappen uit angst dat haar gegevens bekend zouden worden gemaakt. Zij heeft haar angst nader onderbouwd met voorbeelden en verwijzing naar het rapport ‘The Experience of People living with HIV in Liuzhou’. Tevens voert eiseres aan dat zij duidelijk heeft gemaakt dat zij lang niet altijd de middelen had om de noodzakelijke bloedonderzoeken te laten verrichten. Dat de kosten in het algemeen zijn teruggelopen, maakt haar verklaringen niet anders. Eiseres leefde van de opbrengst van gevonden flessen, hetgeen een bestaan op substandaardniveau was. De zoon van eiseres kon zich alleen staande houden op school zolang niemand wist dat hij hiv-besmet was. Gelet hierop is eiseres van mening dat haar leven in China wel degelijk onhoudbaar was. Als zij zou terugkeren, zou haar opnieuw een dergelijk onhoudbaar leven te wachten staan. Dit levert wel degelijk gegronde vrees voor vervolging en een reëel risico op schending van artikel 3 EVRM en artikel 3 van het Anti-folterverdrag op, aldus eiseres.
Oordeel rechtbank – levert de ondervonden discriminatie vervolging op?
4. De vraag wanneer discriminatie vervolging oplevert is onder meer uitgewerkt in paragraaf §54 van het Handbook. Hierin is het volgende bepaald:
“
Differences in the treatment of various groups do indeed exist to a greater or lesser
extent in many societies. Persons who receive less favourable treatment as a result
of such differences are not necessarily victims of persecution. It is only in certain
circumstances that discrimination will amount to persecution. This would be so if
measures of discrimination lead to consequences of a substantially prejudicial nature for
the person concerned, e.g. serious restrictions on his right to earn his livelihood, his right
to practise his religion, or his access to normally available educational facilities.”
En in §55 is bepaald:
“Where measures of discrimination are, in themselves, not of a serious character, they
may nevertheless give rise to a reasonable fear of persecution if they produce, in the
mind of the person concerned, a feeling of apprehension and insecurity as regards his
future existence. Whether or not such measures of discrimination in themselves amount
to persecution must be determined in the light of all the circumstances. A claim to fear of
persecution will of course be stronger where a person has been the victim of a number
of discriminatory measures of this type and where there is thus a cumulative element
involved.”
5. Verweerder voert op grond van paragraaf C2/2.5.1 van de Vreemdelingencirculaire (Vc) 2000 het beleid dat discriminatie door de autoriteiten en/of door medeburgers onder omstandigheden als daad van vervolging kan worden aangemerkt. Hiervan is sprake indien de ondervonden discriminatie een dusdanig ernstige beperking van de bestaansmogelijkheden oplevert dat het onmogelijk is om op maatschappelijk en sociaal gebied te kunnen functioneren. Een asielzoeker wordt als verdragsvluchteling aangemerkt, indien hij aannemelijk maakt dat discriminatie voor hem persoonlijk heeft geleid tot ernstige beperkingen in zijn bestaan én aannemelijk is dat de autoriteiten hem niet hebben kunnen of willen beschermen tegen deze vorm van discriminatie.
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat de discriminatie die zij in China ondervond omdat zij hiv-besmet is een dusdanig ernstige beperking van haar bestaansmogelijkheden oplevert dat het onmogelijk is om op maatschappelijk en sociaal gebeid te kunnen functioneren. Eiseres heeft onweersproken verklaard dat zij is verstoten door haar man en door haar familie, met uitzondering van haar ouders. Na de ontdekking van haar ziekte is zij door haar broer en zijn vrouw uit het huis gezet en uit het dorp verstoten waar zij destijds verbleef. Ook haar vrienden lieten haar in de steek. Zij woonde in een klein dorp met haar ouders. Haar zoontje kon (en kan nog steeds, want hij is nog in China) naar school zolang op school zijn medische situatie onbekend was (is).
Om in aanmerking te komen voor een uitkering, moest eiseres alle gegevens over haar medische toestand overleggen aan de uitkeringsinstantie. Omdat eiseres niet wilde dat bekend werd in de samenleving dat zij hiv-positief is, durfde zij haar medische gegevens niet in te brengen, met als gevolg dat zij geen uitkering kreeg. De angst om verder uitgesloten te worden van de samenleving en de angst dat haar zoon niet meer naar school zou kunnen gaan, wanneer daar bekend zou worden dat eiseres en haar zoon hiv-positief zijn, is naar het oordeel van de rechtbank, gelet op de verklaringen van eiseres en de overgelegde stukken, niet irreëel. Dit maakt dat naar het oordeel van de rechtbank niet van eiseres verlangd kan worden om deze uitkering, met alle gevolgen van dien, aan te vragen. Daarnaast blijkt uit de overgelegde stukken dat deze uitkering bij lange na niet genoeg is voor de kosten van haar medische behandeling.
Ook heeft eiseres verklaard dat zij geen werk kon krijgen vanwege haar medische situatie. Voor elke sollicitatie moest zij immers een medisch onderzoek ondergaan en als bleek dat zij hiv-positief was, werd zij niet aangenomen. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat eiseres dit niet heeft onderbouwd. Uit de algemene informatie waar eiseres naar heeft verwezen, blijkt echter dat het voor hiv-patiënten moeilijker is dan voor andere personen in China om werk te vinden, hetgeen verweerder niet heeft betwist.
In aanmerking genomen dat China een maatschappij is waar het collectief centraal staat en gelet op al hetgeen eiseres heeft verklaard over haar verstoten positie in de maatschappij, heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende draagkrachtig gemotiveerd waarom de ondervonden discriminatie vanwege de hiv-besmetting niet zodanig was dat het onmogelijk voor eiseres was om op maatschappelijk en sociaal niveau te functioneren en het leven van eiseres daardoor onhoudbaar was geworden. Daarmee is onvoldoende draagkrachtig gemotiveerd waarom de ondervonden discriminatie niet als vervolging kan worden aangemerkt. De beroepsgrond slaagt.
Oordeel rechtbank – moet de medische toestand van eiseres leiden tot een asielvergunning?
7. Ten aanzien van het betoog van eiseres dat haar uitzetting naar China wegens haar medische situatie in strijd is met artikel 3 van het EVRM, overweegt de rechtbank als volgt.