ECLI:NL:RBDHA:2018:6929

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 juni 2018
Publicatiedatum
12 juni 2018
Zaaknummer
C/09/536152 / HA ZA 17-752
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van aannemer voor gebreken aan hydraulische goederenlift en bewijsvoering door opdrachtgever

In deze civiele zaak, uitgesproken door de Rechtbank Den Haag op 6 juni 2018, staat de aansprakelijkheid van Liftforce B.V. centraal, die als aannemer een hydraulische goederenlift heeft geleverd aan Dijkham Bouw B.V. De lift vertoonde na oplevering diverse gebreken, wat leidde tot een geschil tussen partijen. Dijkham, de opdrachtgever, vorderde schadevergoeding van Liftforce, stellende dat de lift niet voldeed aan de contractuele eisen, met name wat betreft de hefsnelheid en andere technische gebreken. De rechtbank oordeelde dat Dijkham de bewijslast draagt om aan te tonen dat de gebreken het gevolg zijn van ondeugdelijke constructie door Liftforce en niet van onzorgvuldig gebruik of onvoldoende onderhoud. De rechtbank stelde vast dat de lift eind juli 2015 als opgeleverd moest worden beschouwd, omdat deze door de opdrachtgever in gebruik was genomen. De vordering van Dijkham tot schadevergoeding werd in het licht van de bewijslevering aangehouden, waarbij Dijkham werd opgedragen bewijs te leveren van de gebreken en hun oorzaken. De rechtbank hield verdere beslissingen aan, inclusief de beoordeling van de vorderingen in reconventie door Liftforce.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/536152 / HA ZA 17-752
Vonnis van 6 juni 2018
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DIJKHAM BOUW B.V.,
gevestigd te Nijkerk,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. Y.G.I. Schrader-Verseveld te Veessen,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LIFTFORCE B.V.,
gevestigd te Nieuwkoop,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. F.M.L. Dekkers te Leiden.
Partijen zullen hierna Dijkham en Liftforce genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 4 juli 2017, met producties,
  • de conclusie van antwoord tevens conclusie van eis in reconventie, met producties,
  • het tussenvonnis van 15 november 2017, waarbij een comparitie van partijen is gelast,
  • de conclusie van antwoord in reconventie, met producties,
  • het proces-verbaal van comparitie van 10 april 2018 en de daarin genoemde aanvullende producties van Liftforce.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Dijkham is een aannemingsbedrijf. Dijkham is met name gespecialiseerd in bouwwerkzaamheden binnen de voedsel-, transport en koel/vriessector.
2.2.
Liftforce is een liftleverancier die het volledige traject van ontwerp, installatie en onderhoud van liften uitvoert.
2.3.
Dijkham heeft in 2014 opdracht gekregen van Jebo Food (hierna: Jebo) om een uitbreiding van het bedrijfsgebouw van Jebo in Brugge (België) te realiseren. In verband daarmee heeft Dijkham (als hoofdaannemer) op 26 september 2014 aan Liftforce gevraagd om een offerte uit te brengen voor het leveren en monteren van een goederenliftinstallatie in het bedrijfsgebouw van Jebo. Dijkham schrijft in de aanvraag van 26 september 2014:
‘Graag een offerte voor een goederenlift voor het werk wat wij in opdracht hebben in Brugge(België). Het betreft een voedselverwerkend bedrijf. De goederenlift moet dan ook zoveel mogelijk thermisch verzinkt uitgevoerd worden.
Er moeten vier europallets tegelijk in kunnen. Gewicht 2500-3000kg. Hefhoogte 5100mm. Voorkeur voor schuifdeuren. Geen personenvervoer.’
Bij de e-mail heeft Dijkham aan Liftforce voorlopige tekeningen verstrekt, waarop de plaats en de maatvoering van de beoogde lift waren aangegeven.
2.4.
Liftforce heeft op 30 oktober 2014 een offerte aan Dijkham toegestuurd voor de levering en montage van een hydraulische goederenlift van het type EH/DC-3000, met aluminium schuifdeuren, tegen een prijs van € 39.000,-, exclusief btw. In de offerte staat verder, voor zover van belang:
VOORWAARDEN
(…)
Garantie
Liftforce B.V. garandeert nieuwe installaties gedurende de tijd van 12 maanden na oplevering. D.w.z. dat alle onderdelen,waaraan gedurende die termijn, door ondeugdelijke constructie enig gebrek mocht ontstaan onder de garantie vallen. Deze garantie is alleen van kracht indien de installatie door ons wordt onderhouden tenzij schriftelijk anders wordt overeengekomen. Wij verwijzen voor meer details naar onze algemene leveringsvoorwaarden.
Onderhoud
Wij bieden verschillende servicecontracten aan. (…) Vergeet niet dat u als eigenaar van de installatie verantwoordelijk bent voor goed onderhoud.
Betalingsvoorwaarden
Voor het indienen van termijnfacturen gaan wij uit van de volgende indeling
  • 1e termijn: 40% bij opdracht
  • 2e termijn: 50% bij levering maar voor montage
  • 3e termijn: 10% na oplevering
Betaling van een factuur binnen 30 dagen na factuurdatum. (…)
Leveringsvoorwaarden
Op al onze leveringen en diensten zijn de Algemene Leveringsvoorwaarden van toepassing, waarvan wij op verzoek u gaarne een exemplaar toesturen.
(…)
Wij bieden aan:

1.stuks HYDRAULISCHE GOEDERENLIFT type EH/DC-3000

(…)
Hefvermogen : 3000 kilogram
(…)
Hefsnelheid : 200 mm/sec
(…)’
2.5.
De Algemene Leveringsvoorwaarden van Liftforce (hierna: de Algemene Voorwaarden) houden onder meer het volgende in:
Art. 12 Oplevering/Inbedrijf-stellen van het werk
12.1
Onder oplevering / inbedrijfstellen wordt in dit artikel verstaan, het door opdrachtnemer geheel of gedeeltelijk conform artikel 12.2 opleveren van het werk aan diens contractuele wederpartij.
12.2
Het werk wordt als opgeleverd / inbedrijfgesteld beschouwd wanneer:
(…)
b. Het werk door opdrachtgever in gebruik is genomen. (…)
(…)
Art. 14 Garantie
(…)
14.8
Opdrachtgever kan alleen een beroep doen op garantie nadat hij aan al zijn verplichtingen ten opzichte van opdrachtnemer heeft voldaan.
14.9a Geen Garantie wordt gegeven voor gebreken die het gevolg zijn van:
- Normale slijtage;
- Onoordeelkundig gebruik;
- Niet of onjuist uitgevoerd onderhoud
- Installatie, montage, wijziging of reparatie door opdrachtgever of door derden.
(…)
Art. 17 Betaling
(…)
17.6
Wanneer betaling niet heeft plaats gevonden binnen de overeengekomen betalingstermijn, is opdrachtgever direct rente aan opdrachtnemer verschuldigd. De rente bedraagt 10% per jaar, maar is gelijk aan de wettelijke rente als deze hoger is. Bij de renteberekening wordt een gedeelte van de maand gezien als een volle maand.
17.7
Wanneer betaling niet heeft plaatsgevonden binnen de overeengekomen betalingstermijn is opdrachtgever aan opdrachtnemer alle buitengerechtelijke kosten verschuldigd met een minimum van Euro 50,-.
De kosten worden berekend op basis van de volgende tabel:
over de 1e Euro 3.000,- 15%
over het meerdere tot Euro 6.000 10%
over het meerdere tot Euro 15.000 8%
(…)
Als de werkelijk gemaakte buitengerechtelijke kosten hoger zijn dan uit bovenstaande berekening volgt, zijn de werkelijk gemaakte kosten verschuldigd.’
2.6.
De offerte van Liftforce is op 3 november 2014 besproken. Na dit gesprek heeft Liftforce vertegenwoordigers van Dijkman en Jebo uitgenodigd om hetzelfde type lift met dezelfde specificaties (maar zonder schuifdeuren) bij een andere klant van Liftforce in werking te zien.
2.7.
Dijkham heeft bij e-mail van 26 november 2014, in reactie op de offerte van 30 oktober 2014, het volgende aan Liftforce bericht:
‘Naar aanleiding van je bezoek hier in Nijkerk en het bezoek van de opdrachtgever aan een lift van jullie kunnen we je mededelen dat de opdracht definitief is. E.e.a. volgens de afspraken zoals gemaakt tijdens het bezoek hier in Nijkerk.’
2.8.
Bij e-mail van 17 december 2014 heeft dhr. [X] van Jebo onder meer het volgende aan Dijkham bericht:
‘(…) De optie PEN vergrendeling moet ook worden meegenomen in de bestelling. (…) Graag een definitieve offerte zodat ik kan goedkeuren. (…) Onderstaande aanpassingen moeten zijn meegenomen zoals reeds besproken met [A] (Liftforce)
Aanpassingen op de basisofferte
2 jaar garantie ipv 1 jaar
1ste jaar garantie loopt zoals jullie standaard garantie aangeeft
2e jaar garantie betreffende alles die geleidingen van de lift / kettingen / pompsysteem-compontenten/hydrauliek/penvergrendeling/sturingskast. (…)
2)
Garantie gaat in na oplevering van de lift ( gelijktijdige keuring (voor onze rekening) + ingebruikname)
(…)’
Dijkham heeft de bovenstaande e-mail op 18 december 2014 doorgestuurd aan Liftforce.
2.9.
De lift is in juli 2015 geleverd en gemonteerd. Jebo heeft vanaf medio juli 2015 al gebruik gemaakt van de lift.
2.10.
Op 14 juli 2015 heeft Dijkham bij Jebo en Liftforce gemeld dat de lift niet meer werkt. Diezelfde avond heeft dhr. [X] (hierna: [X] ) namens Jebo onder meer het volgende aan Dijkham bericht:
‘Momenteel heb ik helemaal geen goed oog op liftforce. Teveel zaken die niet lopen / gelopen hebben zoals het hoort.
1)Printplaat kapot ( printplaten zijn zoals ik reeds bij ons bezoek in Nederland heb laten vallen anno 1800/ plc is reeds jaren ingeburgerd.
(…)
3)foute bekabeling in iets die welgeteld misschien 10 kabels telt
(…)’
2.11.
Bij e-mail van 15 juli 2015 heeft Dijkham de e-mail van Jebo aan Liftforce doorgestuurd. Ook heeft Dijkham bericht dat de lift momenteel niet werkt. Liftforce heeft diezelfde dag een monteur bij Jebo langs gestuurd.
2.12.
Bij e-mail van 16 juli 2015 heeft (de uitvoerder van) Dijkham het volgende aan Liftforce bericht:
‘Hierbij de mededeling de goederen weer niet werkt, ik heb dit zojuist telefonisch gemeld bij uw collega [B] .
Nogmaals het verzoek om met de meeste spoed een monteur naar Brugge te sturen om de lift weer in werking te stellen.’
2.13.
Op 30 juli 2015 heeft Jebo bij Dijkham en Liftforce geklaagd over, onder meer, de snelheid van de lift. Jebo schrijft:
‘(…) Momenteel duurt het 2 a 3 minuten vooraleer de lift boven is. Contractueel 200mm/sec  5100mm hefhoogte  25,5 sec om de opgaande beweging te maken (…) Gelieve dit begin van volgende week in orde te brengen zodat we niet onnodig hoeven te wachten. (…)’
Liftforce heeft daarop geantwoord dat op 4 augustus 2015 een monteur langs zal komen om de snelheid van de lift en de andere punten te behandelen.
2.14.
Bij e-mail van 15 september 2015 heeft Dijkham aan Liftforce foto’s toegestuurd van de lift. Dijkham schrijft, voor zover van belang:
‘(…) In de lift staan de RVS-hekken scheef t.o.v. het plateau er naast,
Overal zitten losse stekkers of connectors die je met de hand zo aan kunt raken.
(…)
De lift valt regelmatig in een stroomstoring ook nu de stroom geen verstoringen meer kent van de bouw.
De snelheid van de lift is erg langzaam.
Uitgangspunt is een snelheid van 200 cm per seconde (..) met wat aanloop en uitloop snelheid zouden rond de 30 seconde uit moeten komen.
Nadat de deur gesloten is en de knopt ingedrukt duurt het minimaal 45 seconde voordat de lift boven stopt.
Deze snelheid lijkt mij dus veel te traag bij de opgegeven snelheid.
Dit moeten we ook verbeteren.’
2.15.
Liftforce heeft naar aanleiding van de bovenstaande e-mail een monteur bij Jebo langs gestuurd. Bij e-mail van 17 september 2015 heeft Liftforce aan Dijkham bericht dat alle uitstekende stekkers weer netjes in de goten zijn geplaatst en dat alle hekwerken recht zijn gezet. Verder schrijft Liftforce, voor zover van belang:
‘Wat betreft de zogenaamde kortsluiting, die is er niet. Wat er gebeurd is dat de automaat van de voeding er uit gaat doordat deze 32 Amp van het typeAkarakteristiek is, dit is een snelle automaat, het moet eenCkarakteristiek zijn. Dan is het probleem opgelost. Wij hebben op de tekening al eerder aangegeven wat de piekstroom is, daar is blijkbaar geen rekening mee gehouden. (…)’
2.16.
Bij e-mail van 6 oktober 2015 heeft Liftforce onder meer het volgende aan Dijkham bericht:
‘Naar aanleiding van het bezoek van de monteur bij de goederenlift hebben we geconstateerd dat beide motoren draaien maar dat alleen door de kleine motor druk wordt opgebouwd. Dit kan aan interne lekkage van het kleppenblok van de grote motor liggen of aan de koppeling tussen de motor en de pomp. (…) Voor alle zekerheid bestellen we een nieuwe motor, kleppenblok en manometer.
De lift is getest met een hoogwerker van 2885 kg en dit werkt, alleen met een lange heftijd. Zodra ik weet wanneer de spullen binnen zijn laat ik weten wanneer e.a. vervangen kan worden.
2.17.
Op 21 oktober 2015 heeft Dijkham aan Liftforce gemeld dat er hydrauliek olie lekt uit het motorblok van de lift. Liftforce heeft diezelfde dag een monteur langs gestuurd. Bij e-mail van 26 oktober 2015 heeft Liftforce, naar aanleiding van reparatiewerkzaamheden, onder meer het volgende aan Dijkham bericht:
‘De lift draait weer goed en doet er nu 38 sec. over inclusief de tijd die nodig is voor de penvergrendelingen.
Het probleem is de lucht vochtigheid waar de hydraulische unit staat. Door de hoge lucht vochtigheid (..) ontstaat het probleem dat er water in de tank komt. (…) We hebben alle olie uit de tank verwijderd en filtergereinigd en voor de zekerheid een nieuwe pomp en motor geplaatst. Nu wordt weer de snelheid gehaald die is geoffreerd nl. 200 mm/sec. Ik zal kijken wat de mogelijkheden zijn en kosten voor een beluchtigingsfilter. Anders moeten de condities van de ruimte waar de hydraulische unit staat aangepast worden.
Wat betreft de deuren:
We hebben het ook al vaker gezegd, en ook de Belgische collega: als men aan de deuren blijft rukken terwijl het rode lampje nog niet uit is trek je de pot waar de pen in valt uit zijn positie. Gevolg is dat de pen daarna niet meer valt en dus de veiligheidslijn niet gesloten is en dus de lift in storing staat. Hier kunnen wij niets aan doen, mensen moeten leren omgaan met de lift anders gaat het niet goed komen. (…)
Een deur kon niet helemaal open, dit kwam doordat er een moer in de rail lag (de moer was niet van de deur overigens)’
2.18.
Begin november 2015 heeft SB Liften (hierna: SB) in opdracht van Dijkham een inspectie uitgevoerd aan de lift. SB heeft de resultaten van de inspectie summier samengevat in een inspectierapport, dat Dijkham op 2 november 2015 aan Liftforce heeft doorgestuurd. In het inspectierapport schrijft SB onder meer het volgende:
‘(…)2e vaststelling:
Bij elke rit naar of van het bovenste verdiep, gaat de lift telkens in storing , dit komt omdat de vergrendeling van deze sloten niet in 1 rechter lijn zijn ten opzichte van elkaar, éénmaal de grendelpin in het slot zit dan klemt de deur deze vast en kan ze zelfs bij de volgende rit de deur niet meer openen.
Aangezien dit bij elke rit gebeurt brengt dit natuurlijk de nodige wrevel op bij de gebruikers van de lift.
(…)
Eveneens die ik op te merken dat er enkele bedrading in de liftschacht ontbloot is tot op de koperader, aan de verbindingsklem van het slot, om eventueel elektrocutiegevaar te vermijden kan dit mee opgelost worden (bruine draad).
3e vaststelling
De ritduur van de lift in niet belaste toestand bedraagt ongeveer 45seconden rekening houdend met de vergrendeling en ontgrendeling van de sloten.
(…)
Bij een belasting van 2700 kg kon de ritduur niet bepaald worden, het duurde namelijk meer dan 5 minuten , bij controle van de liftpositie was deze toen maar 1m omhoog gekomen.
Eveneens brengt dit de nodige wrevel op bij de gebruikers van de lift.
Oplossing: controle van het vermogen van de motor
Conclusie:
De montage van de lift zijn uitgevoerd volgens degelijk vakmanschap, de gebruikte materialen zijn van voldoende kwaliteit. (…)’
2.19.
Op 10 november 2015 heeft Liftforce aangekondigd dat monteurs bij Jebo langs zullen gaan om aan de hydrauliek van de lift te werken en de deuren af te stellen.
2.20.
Bij brief van 23 november 2015 heeft Jebo Dijkham in gebreke gesteld. Jebo schrijft, kort gezegd, dat de geleverde goederenlift niet voldoet aan de verwachtingen, ook niet voor wat betreft de contractueel besproken tijden voor het stijgen en dalen. Over dat laatste schrijft Jebo dat de lift de volgende daal- en stijgtijden kent:
‘Leeg dalen: 1min10 sec Leeg stijgen:40,5 sec
Vol (+/ 2700kg) dalen: 36 sec Vol stijgen: 42 sec’
Verder schrijft Jebo dat zij geen vertrouwen meer heeft in Liftforce en ervan is overtuigd dat Jebo genoodzaakt zal zijn de lift te moeten vervangen door een andere lift.
2.21.
Bij e-mail van 30 november 2015 heeft Liftforce op de ingebrekestelling van Jebo gereageerd. Liftforce schrijft onder meer:
‘(…) De heer [X] is bij de demonstratie van de lift van […] geweest. De lift die we bij Jebo food hebben geleverd is identiek, met uitzondering van de schuifdeuren. (…) In onze offerte praten we alleen over hefsnelheid en niet over daal snelheid. We praten al helemaal niet over totaal tijden van heffen of dalen. Dat wij niet voldoen aan contractuele tijden is dus onzin.
(…)
Wij hebben altijd adequaat gereageerd op storingen en het uiterste gedaan om ten alle tijden een werkende lift te houden. Dit is ook altijd zo geweest. We hebben wel herhaaldelijk gezegd dat men moet wachten tot de lift gearriveerd is voor dat de liftdeuren open getrokken kunnen worden. (…)
(…)
Tenslotte, wij hebben aan al onze verplichtingen voldaan en zien niet in waarom de lift vervangen zou moeten worden.’
2.22.
Bij brief van 10 maart 2016 heeft Jebo Dijkham nogmaals gewezen op problemen met de snelheden van de lift en het openen en sluiten van de liftdeuren. Jebo schrijft tevens dat de lift sinds de vorige dag stil staat en dat zij, ook na contacten met twee andere partijen, ervan overtuigd is genoodzaakt te zijn de lift te vervangen. Vervolgens heeft, in opdracht van Dijkham, een monteur van HDJ liften (hierna: HDJ) de lift onderzocht. De monteur heeft op de werkbon onder meer geschreven dat de kabels van de lift doorhangen en er een lek is aan een pistonzuiger. Dijkham heeft het verslag en de bijbehorende foto’s van HDJ bij e-mail van 16 maart 2016 aan Liftforce doorgestuurd. Liftforce heeft daarop op 17 maart 2016 twee monteurs naar Jebo gestuurd.
2.23.
Op 5 april 2016 heeft Jebo een storing van de lift bij Dijkham gemeld. Dijkham heeft deze storingsmelding doorgezonden naar Liftforce. Liftforce heeft daarop telefonisch medegedeeld geen monteur langs te sturen, omdat Dijkham de laatste termijn van 10% van de aanneemsom (een bedrag van € 4.300,-, exclusief btw) nog niet had betaald.
2.24.
In opdracht van Dijkham heeft Get Up Benelux B.V. (hierna: Get Up) de lift aan een onderzoek onderworpen. In navolging van dit onderzoek heeft Get Up bij e-mail van 11 april 2016 aan Dijkham bericht dat zij tot de conclusie is gekomen dat er een aantal grote fouten zit in de lift. Get Up schrijft, voor zover van belang:
‘1e het hydrauliek systeem is niet goed, er ontsnapt nu olie door de ventielen van de hydrauliek pomp waar door de lift al binnen één min ongeveer 5 mm zakt
Dat betekent dat hij altijd in zijn slapkabel contact komt en een storing geeft, ook hier door is er sluiting ontstaan op de printplaat van de besturing
(…)
2e de grendel pennen zullen ook goed moeten worden afgesteld, en Sturings technisch goed geprogrammeerd moeten worden om goed te fusioneren
(…)
3e de schakelkast is een PLC gestuurde besturing die erg gevoelig is voor dit soort goederenheffers, het beste zou zijn deze te vervangen door een simpele maar storingsvrije besturing
(…)
4e de hydrauliekslangen liggen gewoon op de grond van de put, is niet goed en zou dan ook snel stuk gaan (..)
(…)
5e de deuren lopen niet soepel in de geleiding en gaan er zwaar open, deze deuren zijn erg gevoelig voor storingen (nummer 1 van de storingsleisten in liften land)
(…)
Om op korte termijn de lift te kunnen laten draaien moeten wij de printplaat vervangen en het hydrauliek systeem naar lopen.
Wij zijn al bezig om een print plaat te krijgen in Spanje bij de leverancier van de lift, maar gaat erg moeizaam. (…)’
2.25.
Bij brief van 13 april 2016 heeft mr. Schrader-Verseveld Liftforce namens Dijkham aansprakelijk gesteld voor tekortkomingen in de geleverde lift en Liftforce gesommeerd om een deugdelijk werkende goederenlift te leveren en installeren, volgens de specificaties van de opdracht. Mr. Schrader-Verseveld schrijft tevens dat bij het uitblijven van een (tijdige) reactie aan een derde opdracht zal worden gegeven om een nieuwe lift te leveren, waarvan de kosten op Liftforce zullen worden verhaald.
2.26.
Bij brief van 19 april 2016 heeft de (toenmalige) advocaat van Liftforce, kort gezegd, betwist dat sprake is van een tekortkoming en betaling van de openstaande termijn van 10% geëist.
2.27.
Dijkham heeft opdracht gegeven aan Get Up om de lift gedeeltelijk te vervangen. Get Up heeft vervolgens voor haar werkzaamheden het volgende aan Dijkham gefactureerd:
  • op 28 april 2016, een bedrag van € 1.330,- (exclusief btw) voor het vervangen van de besturingsprintplaat,
  • op 11 juli 2016, een bedrag van € 10.147,71 (exclusief btw), voor het installeren van een nieuwe besturing en toebehoren op de liftkooi, en arbeids- reis- en verblijfskosten,
  • op 14 september 2016 en 14 november 2016, een bedrag van € 11.060,- (2 x € 5.530,-) voor het herstellen en bedrijfsvaardig opleveren van een hydraulische pompunit voor een bestaande goederenlift.
2.28.
Liftforce heeft op 4 april 2018 een factuur aan Dijkham verstuurd voor de betaling van de slottermijn van € 4.300 (exclusief btw). Diezelfde dag heeft Liftforce ook de kosten voor de monteursbezoeken tussen juli 2015 en maart 2016 aan Dijkham gefactureerd, alsook een bedrag voor meerwerk in verband met de schachtbreedte, bij elkaar opgeteld een bedrag van € 7.677,- (exclusief btw).

3.Het geschil

in conventie

3.1.
Dijkham vordert dat de rechtbank Liftforce bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 36.608,58, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente van artikel 6:119a van het Burgerlijk Wetboek (BW) vanaf 4 juli 2017 (de dag van dagvaarding), met veroordeling van Liftforce in de proceskosten en de nakosten, deze kosten bij niet betaling binnen 14 dagen te vermeerderen met de wettelijke rente van artikel 6:119 BW.
3.2.
Dijkham stelt dat Liftforce is tekort gekomen in de nakoming van haar verplichtingen uit de aannemingsovereenkomst. In de door Liftforce geleverde lift zijn na installatie verschillende gebreken opgetreden, als gevolg waarvan de lift tussen juli 2015 en april 2016 herhaaldelijk is komen stil te staan. Daarnaast voldoet de snelheid van de lift niet aan wat partijen zijn overeengekomen. De gebreken zijn ondanks tussenkomst van Liftforce niet hersteld. De lift is door de gebreken niet geschikt voor het beoogde - en bij Liftforce bekende - intensieve en specifieke gebruik door Jebo. Dijkham heeft door de tekortkoming van Liftforce schade geleden. Dijkham heeft als gevolg van de herhaaldelijke mankementen aan de lift extra manuren moeten inzetten om de storingen te verhelpen. Daarnaast heeft Dijkham herstelwerkzaamheden moeten laten uitvoeren door SB en later, nadat Liftforce in verzuim was komen te verkeren, door Get Up. De totale schade wordt door Dijkham begroot op € 36.608,58.
3.3.
Liftforce voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.5.
Liftforce vordert - na vermindering van eis ter comparitie - dat de rechtbank Dijkham bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeelt tot betaling van:
een bedrag van € 4.300,- inclusief btw, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 1 augustus 2015,
een bedrag van € 10.627,- (€ 14.927,- -/- € 4.300,-) exclusief btw, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 4 juli 2017,
met veroordeling van Dijkham in de proceskosten en de nakosten.
3.6.
Liftforce legt aan de vorderingen het volgende ten grondslag. De lift is op grond van artikel 12.2 onder b van de Algemene Voorwaadren in elk geval eind juli 2015 opgeleverd, aangezien de lift toen door de opdrachtgever in gebruik is genomen. Dijkham moet als gevolg van de oplevering op grond van de overeenkomst de laatste 10% van de aanneemsom (een bedrag van € 4.300,-, exclusief btw) betalen. Daarnaast moet Dijkham een vergoeding betaling voor de extra liftwerkzaamheden die Liftforce in de periode van juli 2015 tot en met maart 2016 in opdracht van Dijkham heeft uitgevoerd. Deze werkzaamheden vallen niet onder de garantie, aangezien de herstelde gebreken het gevolg zijn van onzorgvuldig gebruik of onzorgvuldig onderhoud aan de lift. Het gaat dan ook om meerwerk waarvoor Dijkham een redelijke prijs moet betalen. Ten slotte dient Dijkham op grond van artikel 17.7 van de Algemene Voorwaarden alle buitengerechtelijke (advocaat)kosten van Liftforce (in dit geval een bedrag van € 2.950,-) vergoeden.
3.7.
Dijkham voert verweer.
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie

4.1.
De vorderingen in conventie en in reconventie hangen nauw met elkaar samen. De rechtbank zal deze vorderingen hierna daarom gezamenlijk bespreken.
oplevering/opeisbaarheid slottermijn 10%
4.2.
Partijen hebben een overeenkomst van (onder)aanneming gesloten voor de levering en montage van een goederenlift in het bedrijfsgebouw van Jebo tegen een (in drie gedeelten te betalen) vaste prijs van € 39.000,- (exclusief btw). Tussen partijen is niet in geschil dat de offerte van Liftforce van 30 oktober 2014 de basis van de overeenkomst is en dat de inhoud daarvan, evenals de daarop van toepassing verklaarde Algemene Voorwaarden, als tussen hen overeengekomen geldt.
4.3.
Vast staat dat Dijkham het laatste deel (10%) van de aanneemsom (een bedrag van € 4.300,- exclusief btw) nog niet heeft betaald. Liftforce stelt dat zij een opeisbare vordering heeft tot betaling van deze slottermijn en vordert in reconventie betaling daarvan. Dijkham betwist de verschuldigdheid van dit bedrag, allereerst omdat de slottermijn op grond van de overeenkomst pas na oplevering is verschuldigd en, volgens Dijkham, geen oplevering heeft plaatsgevonden.
4.4.
In die laatste stelling wordt Dijkham niet gevolgd. Op grond van artikel 12.2 van de tussen partijen overeengekomen Algemene Voorwaarden wordt het werk als opgeleverd beschouwd wanneer het werk door de opdrachtgever in gebruik is genomen. Dat is hier het geval. Vast staat dat Jebo de lift reeds medio juli 2015, toen de montagewerkzaamheden nog moesten plaatsvinden, feitelijk in gebruik had genomen. Eveneens staat vast dat Liftforce de montagewerkzaamheden eind juli 2015 heeft afgerond, waarmee de lift voor eindinspectie gereed was. Liftforce heeft - onvoldoende weersproken - gesteld dat zij vervolgens ook aan Dijkham en Jebo heeft aangeboden om tot eindinspectie over te gaan, maar dat Dijkham en Jebo dat aanbod hebben afgehouden vanwege de storingen die in de lift optraden. Dit laatste laat evenwel onverlet dat Jebo de lift, op het moment dat deze voor oplevering gereed was, al feitelijk in gebruik had genomen, en ondanks een aanbod van de onderaannemer om tot eindinspectie over te gaan, in gebruik is blijven houden. Daarmee dient het werk, op grond van artikel 12.2 voornoemd, als opgeleverd te worden beschouwd.
4.5.
Hierna zal dan ook als vaststaand uitgangspunt dienen dat de lift eind juli 2015 is opgeleverd. Op grond van de tussen partijen overeengekomen betalingsafspraken (zie 2.4) is de slottermijn van de aanneemsom vanaf eind juli 2015 opeisbaar geworden. Daaraan doet niet af dat ‘
naoplevering’ niet verder in de offerte is gespecificeerd. Deze bepaling kan in redelijkheid niet anders worden uitgelegd dan dat de laatste termijn verschuldigd is, zodra de oplevering heeft plaatsgevonden. Evenmin doet aan de opeisbaarheid van de slottermijn op eind juli 2015 af dat de slottermijn pas op 4 april 2018 is gefactureerd. Uit de afspraak in de overeenkomst dat de slottermijn na oplevering moet worden betaald volgt dat de slottermijn vanaf het moment van oplevering opeisbaar is. Weliswaar staat in de overeenkomst ook dat binnen dertig dagen na factuurdatum moet zijn betaald, maar die bepaling regelt uitsluitend het moment waarop uiterlijk moet zijn betaald, niet het moment waarop een betalingstermijn verschuldigd raakt en kan worden opgeëist.
Overigens merkt de rechtbank wel reeds nu op dat tegen de achtergrond van deze betalingstermijn niet valt in te zien waarom Dijkham al op 1 augustus 2015 rente is verschuldigd over de slottermijn, zoals Liftforce in reconventie vordert. Immers, zowel op grond van artikel 17.6 van de Algemene Voorwaarden (contractuele rente) als op grond van artikel 6:119a BW (wettelijke handelsrente, subsidiair) is rente in beginsel pas verschuldigd na het verstrijken van de overeengekomen betalingstermijn, en die termijn was op 1 augustus 2015 nog niet verstreken (er was ook nog niet gefactureerd). Voor zover Liftforce in reconventie rente vanaf 1 augustus 2015 vordert, is dat dus niet toewijsbaar. Of en vanaf welk moment Dijkham over de slottermijn rente is verschuldigd, hangt af van de uitkomst van wat hierna zal worden besproken.
opschorting betaling slottermijn/schadevergoeding wegens tekortkoming Liftforce
4.6.
Zoals hiervoor is overwogen, staat vast dat Liftforce vanaf eind juli 2015 een opeisbare vordering van € 4.300,- (exclusief btw) op Dijkham had. Dijkham heeft zich op het standpunt gesteld dat zij de betaling van dit bedrag bevoegdelijk heeft opgeschort, op grond van een toerekenbare tekortkoming aan de kant van Liftforce. Dijkham voert daartoe aan dat de door Liftforce geleverde lift gebrekkig was en niet voldeed aan wat partijen zijn overeengekomen. Dijkham stelt dat zij door deze tekortkoming een schade van in totaal € 36.608,58 heeft geleden, bestaande uit noodzakelijke extra werkzaamheden van het eigen personeel voor het oplossen van storingen en de herstelkosten van Get Up. Dijkham vordert in conventie ook vergoeding van deze schade op de voet van artikel 6:74 BW. Nu het opschortingsverweer en de vordering in conventie aldus op dezelfde vordering zien, zal de rechtbank deze hierna gezamenlijk bespreken.
4.7.
Op grond van artikel 6:52 lid 1 BW komt aan Dijkham een bevoegdheid toe om haar betalingsverplichting van de slottermijn op te schorten, indien (a) Dijkham uit hoofde van toerekenbare tekortkoming een opeisbare vordering op Liftforce heeft en (b) tussen die vordering en de betalingsverplichting van Dijkham voldoende samenhang bestaat om de opschorting te rechtvaardigen. Uit de rechtspraak volgt dat die eis van voldoende samenhang ook een proportionaliteitstoets omvat: de opeisbare prestatie en de opgeschorte prestatie moeten naar hun omvang voldoende in verhouding zijn (vgl. Hoge Raad 17 januari 2014, ECLI:NL:HR:2014:95).
4.8.
Voor een geslaagd beroep op opschorting (en ook voor toewijzing van de vordering in conventie) zal eerst moeten komen vast te staan dat Liftforce is tekort gekomen in de nakoming van haar verplichtingen uit de overeenkomst. Uit de stellingen van Dijkham volgt dat de tekortkoming van Liftforce er volgens Dijkham in bestaan, in de kern genomen, dat (a) de lift niet aan de tussen partijen overeengekomen hefsnelheid voldoet en (b) daarnaast nog diverse andere gebreken aan de geleverde lift kleven die maken dat de lift niet geschikt is voor het beoogde en bij Dijkham bekende gebruik door Jebo. De rechtbank zal hieronder eerst op de eerste klacht met betrekking tot de hefsnelheid ingaan.
hefsnelheid gebrekkig?
4.9.
Om te bepalen of de lift op het gebied van de hefsnelheid aan de overeenkomst voldoet, moet eerst worden beoordeeld wat partijen met betrekking tot die hefsnelheid zijn overeengekomen. Het komt daarbij aan op wat partijen omtrent de hefsnelheid over en weer hebben verklaard, de zin die zij aan hun wederzijdse verklaringen mochten toekennen en op wat zij in verband hiermee redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
4.10.
In de offerte staat alleen dat de hefsnelheid van de lift 200 mm/sec is. Die in de offerte genoemde hefsnelheid is volgens Liftforce echter niet gelijk aan de totale tijd die de lift van beneden naar boven aflegt (de trajecttijd of trajectsnelheid). Onder die trajecttijd valt immers ook de tijd die de lift nodig heeft om op het juiste vloerniveau te stabiliseren en de penvergrendeling los te laten. De hefsnelheid is volgens Liftforce de snelheid die de lift tijdens het heffen bereikt, als hij op volle snelheid is. Er moet dus een onderscheid worden gemaakt tussen de (op volle snelheid behaalde) hefsnelheid (volgens de offerte 200 mm/sec) en de totale trajecttijd- en snelheid van de lift, aldus - steeds - Liftforce.
4.11.
Naar het oordeel van de rechtbank had ook Dijkham zich van dit onderscheid bewust behoren te zijn en heeft Dijkham dus niet ervan uit mogen gaan dat de in de offerte genoemde snelheid van ‘200 mm/sec’ representatief was voor de
totaletrajectsnelheid.
Allereerst biedt de offerte daarvoor geen aanknopingspunten. Daarin staat slechts, zonder verdere toelichting, onder de specificaties: ‘hefsnelheid: 200 mm/sec’. Ook heeft Dijkham als ervaren en professionele aannemer moeten begrijpen dat de totale hefsnelheid- en tijd ook afhangt van andere factoren, zoals de penvergrendeling. Bovendien heeft Liftforce onweersproken gesteld dat Dijkham en Jebo na het uitbrengen van de offerte hetzelfde type goederenlift met dezelfde specificaties bij een ander bedrijf in werking hebben gezien. Jebo en Dijkham hebben dus voor het aanvaarden van de offerte kunnen vaststellen dat de totale trajecttijd- en de in de offerte genoemde hefsnelheid van 200 mm/sec niet hetzelfde waren.
4.12.
De rechtbank volgt Dijkham wat dit betreft niet in haar stelling dat Liftforce de in de offerte genoemde hefsnelheid in de precontractuele fase had moeten verduidelijken of Dijkham nader had moeten adviseren over de totale trajectsnelheid en het verschil tussen de trajectsnelheid en de genoemde hefsnelheid. Gesteld noch gebleken is dat Dijkham of Jebo in het precontractuele traject specifieke wensen of verwachtingen ten aanzien van de hefsnelheid of de trajectsnelheid hebben geuit. Liftforce heeft onweersproken gesteld dat het Liftforce is geweest die de hefsnelheid van 200 mm/sec in de offerte heeft opgenomen en dat dit de enige opmerking is geweest die in het precontractuele traject over de snelheid van de lift is gemaakt. Dijkham en Jebo hebben ook tijdens de bezichtiging van hetzelfde type lift geen vragen hebben gesteld of opmerkingen gemaakt over de snelheid. Er was dan ook geen aanleiding voor Liftforce om te veronderstellen dat de snelheid van de lift niet in orde was, of anderszins nog van bijzonder belang was voor de opdrachtgever. Reeds daarom was er geen aanleiding voor Liftforce om Dijkham of Jebo hierover nog nader te adviseren.
4.13.
De overeenkomst tussen partijen moet dan ook aldus worden uitgelegd, dat Dijkham een goederenlift geleverd zou krijgen waarvan de hefsnelheid op volle snelheid 200 mm/sec zou bedragen. De rechtbank stelt vervolgens vast dat Dijkham tegenover de betwisting van Liftforce onvoldoende heeft onderbouwd dat de geleverde lift op dit punt tekortschiet. Weliswaar heeft SB liften begin november 2015 vastgesteld dat de (totale) snelheid van de lift (in zwaarder beladen toestand) laag was, maar Liftforce heeft gesteld dat dit verband hield met een niet functionerende motor. Dit specifieke geschilpunt komt hierna onder rov. 4.26 e.v. nog aan de orde. Dijkham heeft verder niet met concrete feiten en omstandigheden of nadere stukken onderbouwd dat de door Liftforce tot stand gebrachte lift, indien voldoende onderhouden en bij juist gebruik, op volle snelheid geen hefsnelheid van 200 mm/sec bereikt.
4.14.
Evenmin heeft Dijkham voldoende gesteld dat de totale trajectsnelheid- en tijd van de lift niet voldoet aan wat partijen zijn overeengekomen. Uit de door Dijkham overgelegde stukken komt naar voren dat de lift in beladen toestand, bij functionerende motoren, er 42 tot 45 seconden over doet om naar boven te gaan (zie de onder 2.14 en 2.20 weergegeven correspondentie). Niet valt in te zien dat de lift met die tijden niet aan de overeenkomst beantwoordt. Uit wat hiervoor is overwogen volgt dat partijen met betrekking tot die totale trajecttijd- en snelheid niets concreets zijn overeengekomen, terwijl Dijkham verder niet onderbouwd heeft gesteld (en naar de rechtbank voorkomt, voorshands ook niet kan worden geoordeeld) dat een totale opgaande trajecttijd van 42 tot 45 seconden buiten hetgeen valt wat in redelijkheid van een goederenlift van deze afmeting en capaciteit mag worden verwacht. De slotsom is dan ook, dat niet is gebleken dat de door Liftforce geleverde lift op het gebied van de snelheid gebrekkig is.
is de lift op andere onderdelen dan de snelheid gebrekkig?
4.15.
Aldus resteert als geschilpunt of de geleverde lift op technisch gebied gebreken heeft vertoond, waarvoor Liftforce als (onder)aannemer jegens Dijkham aansprakelijk is.
Daarbij geldt het volgende. Dijkham vordert in dit geding niet alleen vergoeding van de kosten van het herstel dat Get Up vanaf april 2016 heeft verricht, maar ook vergoeding voor de eigen manuren die Dijkham telkens heeft moeten besteden aan het oplossen van de storingen die tussen juli 2015 en april 2016 aan de lift zijn opgetreden. Aldus zal, naast de (hierna eerst te beantwoorden) vraag of de lift ten tijde van het inschakelen van Get Up (in april 2016) op één of meerdere onderdelen gebrekkig was, ook voor elk van de individuele storingsmomenten waarvoor Dijkham schadevergoeding (in de vorm van eigen personeelskosten) vordert, moeten worden beoordeeld of Liftforce aansprakelijk is voor de storing in de lift en zo ja, of dit tot gevolg heeft dat Liftforce de door Dijkham gevorderde uren moet vergoeden.
gebreken in april 2016?
4.16.
Op zichzelf staat tussen partijen als onvoldoende weersproken vast dat Liftforce op grond van de overeenkomst gedurende een jaar na de datum van oplevering, dus tot in elk geval eind juli 2016, aan Dijkham een garantie heeft gegeven voor alle onderdelen waarin gedurende de garantieperiode door ondeugdelijke constructie een gebrek optreedt. Tussen partijen is evenmin in geschil, dat die garantie op grond van artikel 14.9a van de Algemene Voorwaarden niet geldt voor gebreken die het gevolg zijn van (onder andere) onoordeelkundig gebruik, niet of onjuist uitgevoerd onderhoud of reparatiewerkzaamheden door derden.
4.17.
Naar de rechtbank begrijpt, beroept Dijkham zich voor de aansprakelijkheid van Liftforce primair op de gegeven garantie. De gebreken die aan de lift zijn opgetreden zijn volgens Dijkham het gevolg van een ondeugdelijke kwaliteit en werking van de geleverde lift. Liftforce is er vervolgens niet in geslaagd om de gebreken volgens de eisen van goed en deugdelijk werk te verhelpen. In april 2016 waren de gebreken aan de lift nog steeds niet opgelost, aldus – nog steeds - Dijkham. Dijkham heeft in de processtukken en ter comparitie onder meer de volgende gebreken genoemd:
  • het hydraulieksysteem was niet goed en lekte olie,
  • de printplaat was, mede vanwege bovenstaande gebrek, kapot en moest vervangen worden,
  • de hydrauliekslangen lagen los op de bodem van de put,
  • er waren loshangende en ontblote elektrakabels,
  • de grendelpennen waren niet goed afgesteld.
4.18.
Liftforce heeft betwist dat de lift in april 2016 gebrekkig was. Tussen november 2015 en maart 2016 is er geen storingsmelding ontvangen; in die periode functioneerde de lift kennelijk goed. Wel hebben medio maart 2016 monteurs van Liftforce een loszittende hydraulische koppeling gerepareerd, welk gebrek overigens een direct gevolg was van het niet of onvoldoende plegen van onderhoud. De lift is vervolgens na deze reparatie in goed werkende staat achter gelaten, aldus - steeds - Liftforce. Daarnaast voert Liftforce, meer als algemeen verweer, aan dat alle opgetreden gebreken niet onder de garantieregeling vallen, omdat de gebreken zijn terug te voeren op onzorgvuldig gebruik en/of het ontbreken van onderhoud en/of onvakkundig reparatiewerk door derden.
4.19.
De rechtbank stelt voorop dat op grond van de hoofdregel van bewijslastverdeling van artikel 150 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) de partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten, de bewijslast van die feiten of rechten draagt. In dit geval stelt Dijkham dat gebreken aan de lift zijn opgetreden waarvoor Liftforce op grond van de garantie (althans op grond van toerekenbare tekortkoming) een herstel c.q.- een schadevergoedingsverplichting had. De desbetreffende garantie is, volgens de tekst van de offerte, gegeven voor alle onderdelen waaraan gedurende de garantietermijn
door ondeugdelijke constructieenig gebrek mocht ontstaan. In die toevoeging ligt naar het oordeel van de rechtbank besloten dat de garantie alleen geldt voor gebreken die op de deugdelijkheid van de door Liftforce geleverde liftconstructie zijn terug te voeren en niet op gebreken die het gevolg zijn van, bijvoorbeeld, onoordeelkundig gebruik of onvoldoende onderhoud, zoals ook in artikel 14.9a van de Algemene Voorwaarden tot uitdrukking is gebracht. Het is aan Dijkham om te stellen, en bij voldoende gemotiveerde betwisting, te bewijzen dat sprake is van gebreken waarvoor Liftforce op grond van de garantie aansprakelijk is. Die bewijslast brengt, gelet op de hiervoor genoemde tekst en opzet van de garantie, dus met zich dat Dijkham niet alleen moet stellen en bewijzen dat er gedurende de garantietermijn gebreken zijn opgetreden, maar ook dat die gebreken zijn te herleiden tot de ondeugdelijkheid van de geleverde constructie. Dit laatste brengt (impliciet) dus ook met zich dat bij betwisting op Dijkham de bewijslast rust dat de gebreken niet het gevolg zijn van één of meerdere van de in artikel 14.9a van de Algemene Voorwaarden genoemde oorzaken, die in de eigen risicosfeer van de opdrachtgever liggen.
4.20.
Het bovenstaande leidt tot de volgende conclusie. Liftforce heeft voldoende gemotiveerd betwist dat zich begin april 2016 gebreken aan de lift hebben voorgedaan, waarvoor op Liftforce op grond van de garantie een herstelverplichting had. Dijkham heeft daartegenover, ter onderbouwing van haar stellingen, een e-mail van Get Up van 11 april 2016 (zie 2.24) ingebracht, waarin Get Up stelt dat zij een groot aantal fouten in de lift heeft geconstateerd. Die e-mail van Get Up is tegenover de betwisting van Liftforce nog onvoldoende om te concluderen dat sprake was van ondeugdelijkheden in de lift, nu de verklaring van Get Up summier is, het onderzoek van Get Up zonder betrokkenheid van Liftforce tot stand is gekomen, en de foto’s die ter onderbouwing bij de verklaring zijn gevoegd volgens Liftforce niet de situatie van april 2016 weergegeven, maar de situatie zoals de monteurs van Liftforce die medio maart 2016, voor het laatste herstel, hebben aangetroffen. De rechtbank zal Dijkham daarom opdragen om bewijs te leveren van haar stelling dat de lift begin april 2016 gebreken vertoonde die op grond van de garantie door Liftforce hadden moeten worden hersteld.
4.21.
Iedere verdere beslissing, waaronder de beslissing over de omvang van de door Dijkham gevorderde kosten (de herstelkosten van Get Up en overige kosten vanaf april 2016), zal in afwachting van de bewijslevering worden aangehouden, aangezien eerst door bewijslevering duidelijk moet worden of Liftforce in april 2016 een herstelverplichting had en zo ja, in welke mate. Op basis van de uitkomst van de bewijslevering zal ook worden beslist of Dijkham de betaling van de slottermijn in afwachting van de uitvoering van herstel heeft mogen opschorten. Met betrekking tot dit laatste geschilpunt overweegt de rechtbank wel reeds nu dat indien na bewijslevering vast komt te staan dat Dijkham mocht opschorten, dit tot gevolg heeft dat Liftforce omgekeerd vervolgens geen opschortingsrecht toekwam ten aanzien van haar herstelverplichtingen. Dit betekent eveneens dat Liftforce op grond van artikel 6:83, aanhef en onder c BW april 2016 in verzuim is komen te verkeren (en daarmee schadevergoedingsplichtig tegenover Dijkham is geworden) omdat zij toen (bij een bevoegde opschorting door Dijkham) ongegrond heeft geweigerd tot herstel over te gaan (vergelijk Hoge Raad 21 september 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA9610). De rechtbank overweegt tevens dat Liftforce zich bij deze uitkomst van de bewijslevering evenmin erop zal kunnen beroepen dat Dijkham op grond van artikel 14.8 van de Algemene Voorwaarden geen beroep op de garantie kon doen omdat de slottermijn niet was betaald. Een terechte opschorting heeft immers tot gevolg dat de slottermijn (tijdelijk) niet opeisbaar meer is, zodat in dat geval niet kan worden geoordeeld dat Dijkham op dat moment niet aan al zijn (opeisbare) verplichtingen richting de opdrachtnemer had voldaan. Het beroep op artikel 14.8 kan bij die uitkomst dan ook niet slagen.
overige gebreken (14, 15 en 16 juli 2015)
4.22.
Ten aanzien van de schadevergoeding die Dijkham vordert in verband met de vanaf juli 2015 tot en met maart 2016 opgetreden storingen, wordt het volgende overwogen.
Dijkham stelt dat op 14, 15 en 16 juli 2015 storingen zijn opgetreden aan de lift en dat zij als gevolg van die storingen schade heeft geleden, te weten kosten voor extra personeelsinzet. Naar het oordeel van de rechtbank heeft Dijkham echter (in de eerste plaats) onvoldoende gesteld waarom hier sprake is van een toerekenbare tekortkoming aan de kant van Liftforce, die Liftforce tot schadevergoeding verplicht. Een enkele verwijzing naar de e-mails van 14, 15 en 16 juli 2015 is niet voldoende. Dit klemt te meer, nu vaststaat dat de lift medio juli 2015 nog niet was opgeleverd en er nog steeds door Liftforce werd gewerkt aan de montage van de lift. Daarnaast heeft Liftforce gesteld - en heeft Dijkham daartegenover onvoldoende weersproken - dat de storingen van 15 en 16 juli 2015 werden veroorzaakt doordat in de nacht meermalen de bouwspanning van de lift is gehaald. Bovendien heeft Dijkham ook de gestelde geleden schade (de extra uren) tegenover de betwisting van Liftforce onvoldoende onderbouwd. Ook daarbij weegt mee dat vaststaat dat het werk aan de lift in juli 2015 nog gaande was, terwijl Dijkham ter onderbouwing ook niet meer heeft overgelegd dan een e-mail van Jebo van 14 juli 2015 en een tweetal korte storingsmeldingen per e-mail van 15 en 16 juli 2015. De vordering zal op dit onderdeel in het eindvonnis worden afgewezen.
30 juli 2015
4.23.
De uren die Dijkham vordert in verband met de tussentijdse liftinspectie van 30 juli 2015 zijn niet toewijsbaar. Gelet op de verwijzing naar de e-mail van Jebo van 30 juli 2015 legt Dijkham kennelijk aan deze vordering ten grondslag dat de lift ten aanzien van de totale trajecttijd niet voldoet. Hiervoor (rov. 4.9 t/m 4.14) is geoordeeld dat niet is gebleken dat de lift op dat onderdeel non-conform is. Van een tekortkoming van Liftforce, is niet gebleken. De vordering zal op dit onderdeel in het eindvonnis worden afgewezen.
14 en 15 september 2015
4.24.
Dijkham heeft vergoeding gevorderd van uren in verband met het opmaken en uitwerken van de staat van de lift op 14 en 15 september 2015. Tussen partijen is niet in geschil dat de lift in de periode tot 15 september 2015 meermalen is stilgevallen door een stroomstoring. Eveneens staat als onvoldoende betwist vast dat die stroomstoringen werden veroorzaakt doordat de lift was aangesloten op een zekering met karakteristiek A, terwijl deze in verband met de piekspanning moest zijn aangesloten op een zekering met karakteristiek C. Ten slotte heeft Liftforce onweersproken gesteld dat de opdrachtgever op grond van de overeenkomst verantwoordelijk is voor de installatie van de lift. Het is in beginsel dus de verantwoordelijkheid van (de installateur van) Dijkham om ervoor te zorgen dat de lift op een voeding met de juiste zekering is aangesloten. Liftforce heeft tevens gesteld - en Dijkham heeft dat onvoldoende betwist - dat uit de tekeningen blijkt welk vermogen de lift trekt en wat de piekspanning is, zodat de installateur uit de tekeningen had kunnen opmaken op welke zekering de lift had moeten worden aangesloten. Voor zover Dijkham heeft gesteld dat Liftforce duidelijker erop had moeten wijzen dat de lift op een zekering met karakteristiek C had moeten worden aangesloten, wordt dat verworpen, nu Dijkham onvoldoende heeft gesteld dat een redelijk handelend en bekwaam installateur dit niet uit de tekeningen had kunnen opmaken. Aldus is niet komen vast te staan dat de door de verkeerde aansluiting opgetreden stroomstoringen aan een tekortkoming van Liftforce zijn toe te rekenen.
4.25.
Weliswaar staat als onvoldoende weersproken vast dat Liftforce op 16 september 2015 nog een aantal andere gebreken aan de lift heeft opgelost, zoals het repareren van de hekwerken en het plaatsen van de stekkers in de goot, maar Dijkham heeft verder niet gesteld of (en zo ja, in hoeverre) het gestelde extra werk voor het opmaken van een rapport op die gebreken ziet. Dijkham heeft aldus onvoldoende gesteld ten aanzien van het causaal verband tussen deze gebreken en de gestelde schade. De vordering van Dijkham zal op deze onderdelen in het eindvonnis worden afgewezen.
oktober/november 2015
4.26.
Niet in geschil is dat zich in oktober en november 2015 gebreken aan de lift hebben voorgedaan. Op 6 oktober 2015 functioneerde één van de motoren niet en op 21 oktober 2015 lekte er olie uit het hydraulieksysteem. Ook op 26 oktober en op 10 november 2015 zijn er problemen met het hydraulieksysteem en de motor geconstateerd. Daarnaast zijn in oktober en november 2015 problemen met de deuren geconstateerd.
4.27.
Dijkham heeft gesteld dat de bovengenoemde problemen zijn terug te voeren op de ondeugdelijke kwaliteit van de geleverde lift. Liftforce heeft dat betwist. Liftforce heeft, kort gezegd, aangevoerd dat:
  • de grote motor niet functioneerde, omdat een door Dijkham/Jebo ingehuurde derde aan de instellingen van het ventiel van de motor heeft gezeten, waardoor er onvoldoende druk werd opgebouwd;
  • de aanzuigfilters verstopt raken, doordat als gevolg van intensief gebruik van de koelcellen condensvorming in de olietank ontstaat en de olie corrodeert;
  • de klachten aan de deuren zijn veroorzaakt door een bout in de onderste deurrail en door het voortijdig trekken aan de deuren door medewerkers van Jebo.
De betreffende gebreken zijn aldus volgens Liftforce niet het gevolg van ondeugdelijkheid van de door haar opgeleverde lift, maar van onjuist uitgevoerd onderhoud door derden en onzorgvuldig gebruik.
4.28.
Zoals onder rov. 4.19 is overwogen ligt het bij voldoende gemotiveerde betwisting, waarvan hier sprake is, op de weg van Dijkham om te bewijzen dat de door haar genoemde gebreken in de lift het gevolg zijn van ondeugdelijkheden in de door Liftforce opgeleverde constructie. De rechtbank zal Dijkham dan ook opdragen om te bewijzen dat de gebreken die op 6 oktober, 21 oktober, 26 oktober en 10 november 2015 aan de deuren, de motoren en het hydraulieksysteem zijn geconstateerd, zijn te herleiden tot kwalitatieve ondeugdelijkheid van de door Liftforce opgeleverde lift (en dus niet zijn toe te rekenen aan onzorgvuldig gebruik of niet of onjuist uitgevoerd onderhoud door derden).
maart 2016
4.29.
Als onvoldoende weersproken staat vast dat de lift in maart 2016 niet naar behoren functioneerde vanwege een lekkende hydraulische cilinderkoppeling. Deze koppeling is op 17 maart 2016 door monteurs van Liftforce gerepareerd. Liftforce vordert in reconventie vergoeding van deze reparatiekosten. Als uitgangspunt dient dat Dijkham de reparatiekosten in beginsel moet betalen, aangezien deze reparatie in opdracht van Dijkham is verricht en Dijkham daarvoor een redelijk loon is verschuldigd. Echter, Dijkham heeft aangevoerd dat
de kosten voor eigen rekening van Liftforce komen, aangezien de gebreken nog tijdens de garantieperiode zijn opgetreden en onder de garantie vallen. Dit laatste wordt door Liftforce betwist. Volgens Liftforce is het lek aan de koppeling het gevolg van het niet (voldoende) uitvoeren van onderhoud aan de lift. Op grond van de hoofdregel van artikel 150 Rv is het ook hier aan Dijkham om, bij voldoende gemotiveerde betwisting, bewijs te leveren van haar stelling dat de reparatie van het gebrek aan de koppeling onder de overeengekomen garantie viel. Dijkham dient dus te bewijzen dat het lek aan de koppeling het gevolg is van ondeugdelijke constructie door Liftforce. Dijkham zal daartoe opdracht worden gegeven.
augustus 2015/januari 2016
4.30.
Dijkham heeft in conventie tevens vergoeding van extra uren in augustus 2015 (voor het oplossen van storingen en het opvragen van ontbrekende stukken) en januari 2016 (voor het aanstellen van een projectcoördinator) gevorderd. Nog daargelaten dat Dijkham de kosten zelf nauwelijks heeft toegelicht of onderbouwd, heeft Dijkham onvoldoende gesteld op grond van welke precieze tekortkoming Liftforce gehouden is deze kosten te vergoeden. Dijkham heeft verder ook geen concrete correspondentie of andere stukken overgelegd waaruit van storingen met de lift op deze tijdstippen blijkt. De vordering van Dijkham zal op deze onderdelen dan ook in het eindvonnis worden afgewezen.
4.31.
Liftforce heeft in reconventie vergoeding gevorderd van de kosten van een monteursbezoek van 4 augustus 2015. Tussen partijen staat als onbetwist vast dat de kosten van dit monteursbezoek in beginsel als meerwerk, op basis van een redelijke prijs, moeten worden vergoed (vgl. rov. 4.29). Dijkham heeft aangevoerd dat de reparatiekosten niet zijn verschuldigd omdat de klacht binnen de garantietermijn is geuit, maar Dijkham heeft verder niet gesteld dat (en zo ja, waarom) het monteursbezoek zag op het verhelpen van gebreken die onder de overeengekomen garantie vallen. Aldus dient Dijkham een redelijk loon voor het werk te betalen. Om proceseconomische redenen zal niet nu al, maar in het eindvonnis op (de redelijkheid van) het door Liftforce gevorderde loon worden beslist.
afsluitende overwegingen/meerwerk schachtbreedte
4.32.
De rechtbank zal aan Dijkham opdragen om op de door haar voorgestane wijze bewijs te leveren van haar stelling dat de onder rov. 4.20, 4.28 en 4.29 genoemde gebreken door ondeugdelijke constructie van de lift zijn ontstaan en op grond van de garantie (op eigen kosten) door Liftforce hadden moeten worden hersteld.
4.33.
De rechtbank overweegt dat indien Dijkham niet slaagt in de hierboven vermelde bewijsopdracht, dit tot gevolg heeft dat de vordering in conventie in het eindvonnis (ook) op deze onderdelen zal worden afgewezen. Immers, indien Dijkham niet slaagt in het bewijs dat de in oktober en november 2015 en maart en april 2016 opgetreden storingen en gebreken het gevolg zijn van ondeugdelijkheid van de door Liftforce opgeleverde liftconstructie, kan niet worden geoordeeld dat Liftforce op grond van de garantie ter zake een herstelverplichting had en kan evenmin worden geoordeeld dat Liftforce op enige andere wijze jegens Dijkham is tekortgekomen in de nakoming van haar verplichtingen. Bij deze uitkomst zal eveneens worden geoordeeld dat op Dijkham een vergoedingsverplichting rust voor de kosten van de monteursbezoeken van 15 en 16 juli 2015, 16 september 2015, 15, 22 en 23 oktober 2015, 6 november 2015 en 17 maart 2015, nu als onweersproken vast staat dat dit aanvullende werkzaamheden betreft waarvoor Dijkham opdracht heeft gegeven en waarvoor Dijkham, indien het geen herstel betreft van gebreken die onder de garantie vallen, een betalingsverplichting heeft. De rechtbank verwerpt het verweer van Dijkham dat de reparatiekosten van 15 en 16 juli 2015 geen meerwerk betreffen. Het gaat om kosten voor monteursbezoeken. Dat dergelijke kosten tot de normale uitvoeringswerkzaamheden behoren, heeft Dijkham onvoldoende onderbouwd.
De omvang van alle in reconventie door Liftforce voor deze reparaties gevorderde monteurskosten zal, voor zover nodig (afhankelijk van de uitkomst van de bewijsopdracht) in het eindvonnis nog worden beoordeeld.
4.34.
Liftforce heeft in reconventie tevens een bedrag van € 630,- gevorderd. Liftforce heeft met de nadere toelichting ter comparitie voldoende onderbouwd - en onvoldoende weersproken - gesteld dat zij in opdracht van Dijkham extra werkzaamheden heeft uitgevoerd ten behoeve van de verbreding van de liftschacht. Dijkham heeft voor dit meerwerk een (aanvullende) betalingsverplichting jegens Liftforce. De omvang van door Dijkham gevorderde prijs is niet door Dijkham niet weersproken. De vordering tot betaling van dit bedrag zal dan ook in het eindvonnis worden toegewezen.
4.35.
Iedere verdere beslissing in conventie en reconventie wordt aangehouden.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
draagt
Dijkhamop te bewijzen dat de lift in oktober 2015, november 2015 en in april 2016 gebreken vertoonde die door ondeugdelijke constructie van de lift zijn ontstaan;
in reconventie
5.2.
draagt Dijkham op te bewijzen dat de lift in maart 2016 gebreken vertoonde die door ondeugdelijke constructie van de lift zijn ontstaan;
in conventie en in reconventie
5.3.
bepaalt dat de bewijslevering in conventie en in reconventie zo veel mogelijk gelijktijdig zal plaatsvinden;
5.4.
bepaalt dat indien Dijkham het bewijs niet door getuigen maar door overlegging van bewijsstukken en/of een ander bewijsmiddel wil leveren, Dijkham dit binnen twee weken na heden schriftelijk aan de rechtbank en de wederpartij moet opgeven; in dat geval zal de zaak naar een nader te bepalen rolzitting worden verwezen voor het nemen van een akte met dit doel door Dijkham;
5.5.
bepaalt dat indien Dijkham het bewijs wil leveren door het doen horen van getuigen, deze zullen worden gehoord in één van de zalen van het Paleis van Justitie aan de Prins Clauslaan 60 te Den Haag door mr. N.E.M. de Coninck;
5.6.
bepaalt dat in het geval voor getuigenbewijs wordt gekozen, Dijkham binnen twee weken na heden bij brief aan de griffie opgave zal doen van de namen van de voor te brengen getuigen en de verhinderdata van alle betrokkenen voor een periode van zes maanden na heden, waarna dag en uur van de verhoren zal worden bepaald;
5.7.
bepaalt dat indien Dijkham naast getuigenbewijs ook bewijsstukken wil overleggen, al dan niet in het kader van het getuigenverhoor, Dijkham deze bewijsstukken uiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor aan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen;
5.8.
bepaalt dat het aan de hand van de opgave(n) vastgestelde tijdstip voor getuigenverhoor, behoudens in de gevallen genoemd in het Landelijk Procesreglement, niet zal worden gewijzigd;
5.9.
beveelt partijen, in persoon en deugdelijk vertegenwoordigd, daarbij aanwezig te zijn tot het zo nodig verstrekken van inlichtingen;
5.10.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.E.M. de Coninck en in het openbaar uitgesproken op
6 juni 2018. [1]

Voetnoten

1.type: 2431