ECLI:NL:RBDHA:2018:6928

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 april 2018
Publicatiedatum
12 juni 2018
Zaaknummer
09/767332-15
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen gewoontewitwassen en poging tot ontvoering met vrijspraak voor ontvoering

Op 13 april 2018 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van medeplegen van gewoontewitwassen van meer dan € 1.500.000 en poging tot ontvoering van [slachtoffer 1]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen betrokken was bij het opzetten van dekmantelbedrijven en het witwassen van grote geldbedragen. De verdachte had een actieve rol in het faciliteren van de verkoop van gestolen goederen en het incasseren van de opbrengsten. Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat de verdachte op 3 maart 2016 betrokken was bij een poging tot ontvoering van [slachtoffer 1], waarbij gebruik werd gemaakt van een Mercedes Vito. De rechtbank heeft echter ook geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was voor de ontvoering zelf, waardoor de verdachte van dat feit werd vrijgesproken. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 48 maanden, waarbij de tijd in voorlopige hechtenis in mindering wordt gebracht. De rechtbank heeft ook de schorsing van de voorlopige hechtenis opgeheven en bepaalde inbeslaggenomen goederen verbeurd verklaard.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/767332-15
Datum uitspraak: 13 april 2018
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officieren van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats] ( [geboorteland 1] ),
BRP-adres: [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen van 14 september 2016 (pro forma), 12 december 2016 (pro forma), 19 maart 2018 tot en met 22 maart 2018 (inhoudelijk) en het onderzoek is gesloten ter terechtzitting van 6 april 2018.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officieren van justitie mrs. C. Sam-Sin en N. Coenen en van hetgeen door verdachte en zijn raadsman mr. J.S. Dallinga naar voren is gebracht.
De officieren van justitie hebben ter terechtzitting van 19 maart 2018 medegedeeld dat zij voornemens zijn een ontnemingsvordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht aanhangig te maken.

2.De tenlastelegging

Aan verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting op 19 maart 2018 – tenlastegelegd dat:
1.
ZD WITWASSEN
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 april 2014 t/m 02 juni 2016 te Beverwijk en/of Purmerend en/of Hoofddorp en/of Amsterdam en/of Nieuw-Vennep en/of Zevenhuizen en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, van het plegen van witwassen al dan niet een gewoonte heeft gemaakt, althans (één of meermalen) heeft witgewassen,
immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s) van een of meer geldbedrag(en)
- tot een bedrag van totaal
€ 1.351.565,-[ten laste van [bedrijf 1] B.V.] en/of
- tot een bedrag van
€ 174.555,62,-[ten laste van [bedrijf 2] B.V.] en/of
- van een motorfiets (te weten een Harley Davidson),
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld en/of verborgen wie de rechthebbende op dat/die geldbedrag(en) en/of die motorfiets is/zijn en/of dat/die geldbedrag(en) en/of die motorfiets verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of van die/dat geldbedrag(en) en/of die motorfiets gebruik gemaakt, terwijl hij, verdachte (telkens) wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) - onmiddellijk of middellijk - van misdrijf afkomstig(e) geldbedrag(en) en/of goed betrof(fen);
2.
ZD RUIMTE
hij op of omstreeks 03 maart 2016 te IJsselstein, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een (of meer) ander(en) ter uitvoering van het door hem en zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid te beroven en/of beroofd te houden,
- die [slachtoffer 1] (meermalen) met een (ijzeren) staaf, althans een hard voorwerp, op het hoofd en/of het lichaam heeft geslagen en/of (daarbij)
- getracht heeft die [slachtoffer 1] in een voertuig (te weten een Mercedes Vito) te trekken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 03 maart 2016 te IJsselstein, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer 1] (meermalen) met een (ijzeren) staaf, althans een (hard) voorwerp, tegen het hoofd en/of het lichaam heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf
niet is voltooid;
meer subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 03 maart 2016 te IJsselstein, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, opzettelijk een persoon, (te weten [slachtoffer 1] ) (meermalen) met een (ijzeren) staaf, althans een (hard) voorwerp, tegen het hoofd en/of het lichaam heeft geslagen, waardoor voornoemde [slachtoffer 1] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
3.
ZD KING
hij op of omstreeks 24 april 2016 te De Meern, gemeente Utrecht en/of Oosterhout en/of Nijmegen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 2] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) (tegen) die [slachtoffer 2] , gedurende een tijdsverloop van ongeveer negen uren, althans een aantal uren,
- in een (personen)auto vervoerd en hem -toen hij daarom vroeg- meermalen belet om die auto te verlaten en/of
- zijn telefoon afgepakt en/of laten afgeven en (vervolgens) die telefoon uitgezet en/of
- naar een woning (gelegen aan de [straatnaam 1] te Oosterhout) gebracht en/of (vervolgens)
- gezegd dat [slachtoffer 2] daar twee weken te gast bleef en/of (vervolgens)
- naar een woning (gelegen aan de [straatnaam 2] te Nijmegen) gebracht en hem (vervolgens) belet die woning te verlaten.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Algemene inleiding
Aanleiding onderzoek
Uit opsporingsonderzoeken is ten aanzien van verdachte het beeld naar voren gekomen dat hij zich (met anderen) schuldig zou maken aan witwassen door middel van het opzetten van dekmantelbedrijven op naam van anderen, waarbij valse facturen werden opgemaakt om de illegale bedrijfsactiviteiten te verbloemen. Om beter in beeld te krijgen waar verdachte zich mee bezig hield zijn in onderhavig opsporingsonderzoek Blauwstaart telefoons (onder meer in gebruik bij verdachte) afgeluisterd en zijn verdachte en andere personen geobserveerd (ook met een zgn. peilbaken). Daarnaast zijn vele historische gegevens opgevraagd en goederen in beslaggenomen, die vervolgens zijn onderzocht.
VRIJSPRAAK FEIT 3: ZAAKSDOSSIER KING
3.2
Inleiding
Op 4 mei 2016 heeft [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) aangifte gedaan van wederrechtelijke vrijheidsberoving, gepleegd op 24 april 2016 door onder andere verdachte. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij tegen zijn zin is meegenomen naar – uiteindelijk – een woning in Nijmegen, alwaar hij enkele uren heeft moeten verblijven. Na het bekend worden van deze aangifte bleken meerdere eerder gedane waarnemingen en afgeluisterde gesprekken in het onderzoek “Blauwstaart” in verband te kunnen worden gebracht met de gebeurtenissen waarvan [slachtoffer 2] aangifte had gedaan.
3.3
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officieren van justitie achten de tenlastegelegde wederrechtelijke vrijheidsberoving wettig en overtuigend bewezen. Zij wijzen daarbij op de verklaringen die [slachtoffer 2] bij de politie en bij de rechter-commissaris heeft afgelegd en die volgens hen in voldoende mate overeenstemmen met en steun vinden in de overige inhoud van het dossier, meer in het bijzonder de afgeluisterde telefoongesprekken. De verklaringen die de verdachten hebben afgelegd – en die er op neer komen dat er sprake was van een gewone zakelijke/vriendschappelijke ontmoeting waarbij geen sprake was van enige criminele intentie – achten de officieren van justitie ongeloofwaardig. Volgens de officieren van justitie heeft verdachte een substantiële bijdrage geleverd aan het delict, zodat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking oftewel medeplegen.
3.4
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Daartoe is aangevoerd dat [slachtoffer 2] wisselend en onderling tegenstrijdig heeft verklaard en voorts geen volledige openheid van zaken heeft gegeven over (de achtergronden van) zijn geschil met verdachte. Ook zijn de door hem afgelegde verklaringen deels in strijd met andere onderzoeksbevindingen. Zijn verklaringen zijn daarom onbetrouwbaar en niet bruikbaar voor het bewijs. Van een wederrechtelijke vrijheidsberoving is bovendien geen sprake geweest. Naast de aangifte is onvoldoende steunbewijs voorhanden om te kunnen oordelen dat [slachtoffer 2] tegen zijn zin is vastgehouden. Subsidiair is aangevoerd dat er geen sprake is geweest van opzet op de vrijheidsberoving en ook niet van een bewuste en nauwe samenwerking oftewel medeplegen.
3.5
De beoordeling van feit 3 van de tenlastelegging
Op grond van de stukken in het dossier stelt de rechtbank vast dat op 24 april 2016 een ontmoeting heeft plaatsgevonden tussen [slachtoffer 2] en verdachte. [slachtoffer 2] is daarbij in verschillende auto’s vervoerd vanaf een adres in De Meern via Veenendaal en Oosterhout (Noord-Brabant) naar de woning aan de [straatnaam 2] in Nijmegen. Na een verblijf van enige uren in die woning is [slachtoffer 2] met verdachte in een auto naar Beverwijk gereden, alwaar [slachtoffer 2] door zijn vrouw is opgehaald. Van verdachte en de medeverdachten kan tevens worden vastgesteld dat ze in enigerlei mate een rol hebben gespeeld bij (het tot stand komen van) deze ontmoeting.
Verklaringen [slachtoffer 2]
Aangever [slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij op 24 april 2016 een afspraak had met twee Armeense mannen op de [straatnaam 3] te De Meern om een partij kleding te bekijken. Hij is daarheen gegaan met zijn vrouw en kinderen. De Armeniërs wilden dat hij zonder vrouw en kinderen meeging naar hun opslagruimte om de kleding te bekijken; hij zou met een kwartiertje terug zijn. [slachtoffer 2] is in de auto van de Armeniërs gestapt en ze zijn de A12 richting Oberhausen opgereden. Omdat hij het niet vertrouwde heeft hij zijn vrouw gebeld en gezegd dat de Armeniërs niet deugden. Ook heeft hij gebeld met [betrokkene 1] , via wie hij in contact was gekomen met de Armeniërs. [slachtoffer 2] zei tegen de mannen dat hij de auto uit wilde en gaf de bestuurder een duw tegen zijn achterhoofd. Ze zijn de A12 afgereden en bij een soort bos kwamen er van twee verschillende kanten twee auto’s aangereden die de auto waarin [slachtoffer 2] zat een soort van klem reden. Uit één auto, een VW Golf, stapte verdachte. Toen [slachtoffer 2] wilde uitstappen, liep verdachte naar hem toe en duwde hem terug in de auto. Verdachte stapte in en ging naast hem zitten. Desgevraagd gaf [slachtoffer 2] zijn telefoon aan verdachte af. Ze reden achter de VW Golf aan weg en na 10/15 km stopten ze. Verdachte wilde dat hij in de VW Golf ging zitten en probeerde hem de auto uit te trekken. [slachtoffer 2] zei dat hij van hem af moest blijven en is zelf de VW Golf ingestapt. Ze reden vervolgens via Breda, waar verdachte zei dat hij twee weken te gast zou blijven, naar een woning aan de [straatnaam 2] in Nijmegen. De chauffeur en verdachte wilden hem uit de auto halen maar hij zei ze dat hem niet moesten aanraken en dat hij gewoon mee zou lopen. Ze liepen aan weerszijden van hem mee naar binnen. Hij heeft tot ongeveer 01:00 uur in de woning gezeten met verdachte, de chauffeur en nog iemand. In de tussentijd moest hij twee keer naar het toilet; de chauffeur kreeg dan de opdracht om met hem mee te lopen. Er is geen geweld tegen hem gebruikt en hij heeft geen wapens gezien. Hij voelde zich wel zeer geïntimideerd en bedreigd. Verschillende keren is tegen hem gezegd: ‘je moet hier zitten, je moet hier blijven’. Ze bleven ook steeds bij hem in de buurt. Hij voelde zich niet vrij om te gaan en staan waar hij wilde. Uiteindelijk is hij met verdachte in de VW Golf naar Beverwijk gereden, alwaar hij zijn vrouw heeft gebeld dat hij kon worden opgehaald.
Verklaring [verdachte]
Tegenover de verklaringen van [slachtoffer 2] staat de verklaring van verdachte. Verdachte heeft verklaard dat hij vanwege een zakelijk geschil (een partij gestolen telefoons) een gesprek wilde hebben met [slachtoffer 2] . Omdat [slachtoffer 2] altijd met gewapende bodyguards loopt en hij hem daarom onverwachts wilde aanspreken, heeft hij om tot een ontmoeting te komen de hulp van medeverdachte [medeverdachte 1] en medeverdachte [medeverdachte 2] gebruikt (de rechtbank begrijpt hieruit dat dit ‘de Armeniërs’ zijn waarover [slachtoffer 2] heeft verklaard). Eigenlijk was het de bedoeling om bij de Burger King in De Meern een gesprek met [slachtoffer 2] te hebben, maar omdat hij met vrouw en kinderen was gekomen, zijn ze ergens anders naar toe gegaan. Om zichzelf te beschermen had hij medeverdachte [medeverdachte 3] en medeverdachte [medeverdachte 4] gevraagd ook naar De Meern te komen. Op een parkeerplaats langs de weg heeft hij [slachtoffer 2] ontmoet, gegroet en gesproken. Ze zijn via Oosterhout naar de woning van [medeverdachte 4] in Nijmegen gereden. Medeverdachte [medeverdachte 5] heeft daar een fles wijn en een koran gebracht. Ze hebben een wijntje gedronken en het uitgepraat. [slachtoffer 2] heeft op de koran gezworen dat hij niet achter de overval op zijn telefoons zat.
Overige verklaringen
Ook verdachte en andere medeverdachten hebben verklaard dat op geen enkel moment dwang is uitgeoefend jegens [slachtoffer 2] en dat sprake was van een vriendschappelijke ontmoeting tussen [slachtoffer 2] en medeverdachte [verdachte] .
Juridisch kader
De rechtbank moet beoordelen of, ondanks de stellige ontkenning van verdachte, bewezen is dat hij zich tezamen en in vereniging met anderen schuldig heeft gemaakt aan de vermeende wederrechtelijke vrijheidsberoving van [slachtoffer 2] . Van een wederrechtelijke vrijheidsberoving in de zin van artikel 282 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) is sprake indien de dader iemand op een plaats doet verblijven, waarvan of waaruit deze zich niet op ieder gewenst ogenblik kan verwijderen. Artikel 282 Sr verlangt echter niet dat sprake is van een absolute onmogelijkheid van fysieke verplaatsing. Ook als de dader een zodanige situatie heeft gecreëerd dat ten aanzien van het slachtoffer de dwang is ontstaan om te blijven, is sprake van een wederrechtelijke vrijheidsberoving.
Voorts kan volgens het tweede lid van artikel 342 Wetboek van Strafvordering het bewijs dat een verdachte een tenlastegelegd feit heeft gedaan, door de rechtbank niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één enkele getuige, in dit geval [slachtoffer 2] . Zijn verklaring moet in voldoende mate ondersteund worden door andere bewijsmiddelen uit het dossier, zodat de door hem gerelateerde feiten en omstandigheden niet op zichzelf blijven staan.
Bijzonderheden in de verklaringen van [slachtoffer 2]
Dit geldt temeer omdat de verklaringen van [slachtoffer 2] op een aantal punten opmerkelijk zijn te noemen. De rechtbank wijst in het bijzonder op het volgende.
- Aanvankelijk wilde [slachtoffer 2] geen antwoord geven op vragen over de betrokkenheid van verdachte. Vervolgens heeft hij wisselend verklaard over het moment waarop hij op 24 april 2016 [verdachte] voor het eerst heeft gezien;
- [slachtoffer 2] heeft geen (volledige) openheid willen geven over de achtergrond van het geschil met verdachte. Hij heeft verklaard dat er een conflict was tussen verdachte en [betrokkene 2] (hierna: [betrokkene 2] ) en niet tussen hemzelf en verdachte. Dit is in tegenspraak met de verklaringen van verdachte, [betrokkene 2] , [betrokkene 3] (de partner van [slachtoffer 2] ) en [betrokkene 4] (de zoon van [slachtoffer 2] ) dat er wel degelijk een geschil/probleem bestond tussen verdachte en [slachtoffer 2] ;
- [slachtoffer 2] heeft verklaard dat de auto waarin hij met de Armeniërs zat een soort van klem werd gereden door twee andere auto’s. De rechtbank vraagt zich af waarom dit nodig zou zijn, nu [slachtoffer 2] naar eigen zeggen al tegen zijn zin door de Armeniërs was meegenomen in de auto en de personen in de “klem rijdende” auto’s tot dezelfde groep behoorden als de Armeniërs;
- [slachtoffer 2] heeft wisselend verklaard op welk moment en door/aan wie zijn telefoon zou zijn afgenomen/afgegeven;
- [slachtoffer 2] heeft – toen hij bij de Armeniërs in de auto zat – met zijn eigen telefoon gebeld met [betrokkene 3] (zijn partner) en [betrokkene 1] . De rechtbank vindt het opmerkelijk dat hij geen van beide op de hoogte heeft gesteld van zijn vermeende vrijheidsberoving;
- [slachtoffer 2] heeft – toen hij inmiddels samen met verdachte in de auto zat – telefonisch contact gehad met [betrokkene 1] (17.21 uur). Hij heeft tot twee keer toe gezegd dat alles oké is en dat de batterij van zijn telefoon uit stond. Ook om 01.13 uur – als [slachtoffer 2] enkel met verdachte in de auto zit richting Beverwijk – spreekt [slachtoffer 2] met [betrokkene 1] . Wederom zegt [slachtoffer 2] dat het goed met hem gaat en dat hij naar België (!) ging om spullen te zien;
- [slachtoffer 2] heeft verklaard nooit eerder in de woning aan de [straatnaam 2] in Nijmegen te zijn geweest. Verdachte, medeverdachte [medeverdachte 4] en de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] hebben verklaard dat hij daar ook eerder wel eens is geweest;
- [slachtoffer 2] heeft op geen enkel moment verklaard dat hij de woning in Nijmegen heeft geprobeerd te verlaten of dat hij de aldaar aanwezigen heeft gezegd dat hij weg wilde;
- [slachtoffer 2] heeft verklaard dat er geen geweld is gebruikt en dat hij geen wapens heeft gezien. Wel voelde hij zich geïntimideerd en bedreigd en niet vrij om te gaan en staan waar hij wilde. [slachtoffer 2] geeft echter niet aan door welke gedragingen of omstandigheden hij zich geïntimideerd en bedreigd heeft gevoeld;
- Op 26 april 2016 belt [slachtoffer 2] naar verdachte en wil met hem afspreken en hij wil ook zijn telefoon terug. In een volgend telefoongesprek wordt [slachtoffer 2] door verdachte aangesproken met “lieverd”. Op die dag vindt een ontmoeting tussen hen beiden plaats. Op 28 april 2016 bellen [slachtoffer 2] en verdachte wederom met elkaar en spreken af die dag wat met elkaar te drinken. Genoemde telefoongesprekken kenmerken zich door de vriendschappelijke toon tussen beiden.
Verklaringen getuigen
Voorst is er een aantal uitlatingen van getuigen in het dossier die opmerkelijk zijn te noemen.
- [betrokkene 3] heeft verklaard dat zij [slachtoffer 2] na de vermeende ontvoering in Beverwijk heeft opgehaald. Zij beschrijft dat het afscheid aldaar tussen [slachtoffer 2] en verdachte normaal was, als vrienden, dat ze elkaar nog de hand hebben geschud en dat ze geen ruzie hadden, niets.
- [getuige 3] , een vriend van [slachtoffer 2] , heeft verklaard dat [slachtoffer 2] tegen hem heeft gezegd dat hij zich niet druk moest maken, dat het stom is geweest en dat alles was opgelost.
- [getuige 4] , eveneens een vriend van [slachtoffer 2] , heeft verklaard dat [slachtoffer 2] over de ontvoering aan hem heeft verteld dat er niets was gebeurd.
Vorenstaande feiten en omstandigheden behoeven naar het oordeel van de rechtbank op zichzelf beschouwd niet met zich mee te brengen dat de verklaringen van [slachtoffer 2] als onbetrouwbaar moeten worden aangemerkt en moeten worden uitgesloten van het bewijs. Voor genoemde inconsistenties/opmerkelijkheden in zijn verklaringen en die van de getuigen zijn immers meerdere oorzaken denkbaar. Wel zal de rechtbank extra behoedzaamheid betrachten bij de beoordeling van de waarheidsgetrouwheid van de verklaringen van [slachtoffer 2] . Dit uitgangspunt brengt mee dat voor een bewezenverklaring van de tenlastegelegde wederrechtelijke vrijheidsberoving voldoende overtuigend steunbewijs is vereist, dat specifiek ziet op het benemen aan [slachtoffer 2] van de feitelijke mogelijkheid om zich te verplaatsen.
Mogelijk steunbewijs voor verklaringen [slachtoffer 2]
Omtrent dit mogelijke steunbewijs overweegt de rechtbank het volgende. De rechtbank acht het met de officieren van justitie aannemelijk dat uit de afgeluisterde telefoongesprekken en de observaties, blijkt dat [verdachte] al vanaf begin april 2016 een ontmoeting wilde met [slachtoffer 2] . [slachtoffer 2] werd daartoe geobserveerd en onder zijn vermeende auto werd een peilbaken geplaatst. Wat het exacte doel van de gewenste ontmoeting is geweest en hoe verdachte dat precies voor zich zag, is de rechtbank niet duidelijk geworden. Op 6 april 2016 vindt een aantal gesprekken plaats tussen medeverdachte [medeverdachte 1] en verdachte, waarin medeverdachte [medeverdachte 1] zegt dat hij “hem bloed kan bezorgen” en ”hem nu in elkaar kan slaan” waarop zegt “nee, doe geen bloed”. Later die dag zegt verdachte “als hij komt moet een klap op zijn smoel worden gegeven en zijn auto afgepakt worden”. Omdat het kennelijk niet lukt [slachtoffer 2] te ontmoeten, wordt “plan b” in stelling gebracht. Dat plan bestaat er uit dat medeverdachte [medeverdachte 1] en medeverdachte [medeverdachte 2] door bemiddeling van [betrokkene 1] in contact komen met [slachtoffer 2] in verband met de verkoop van een partij kleding. In de aanloop naar 24 april 2016 vindt een aantal ontmoetingen plaats tussen medeverdachte [medeverdachte 1] , medeverdachte [medeverdachte 2] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 2] wordt gevraagd op 24 april 2016 naar De Meern te komen om een partij kleding te bekijken. Daags voor deze ontmoeting informeert verdachte bij medeverdachte [medeverdachte 5] en ene [betrokkene 5] naar een plek/ruimte waar geen camera’s hangen en waar geen andere mensen bij zijn. Verdachte zegt tegen [betrokkene 5] dat hij een ruimte “maar voor een paar uurtjes” nodig heeft. Op 24 april 2016 zegt verdachte – vlak voor de komst van [slachtoffer 2] – tegen medeverdachte [medeverdachte 1] dat hij wil dat [slachtoffer 2] bij medeverdachte [medeverdachte 1] in de auto stapt wanneer hij arriveert. [slachtoffer 2] moet zijn eigen auto achterlaten en verdachte zal achter hen aanrijden naar ‘die plek’. Vervolgens zegt verdachte "als met twee auto’s niet gereden wordt dan kan alles hier gedaan worden”. Als vervolgens [slachtoffer 2] op de afgesproken plek arriveert met vrouw en kinderen ontstaat er enige paniek. Medeverdachte [medeverdachte 4] zegt “het is mogelijk dat het misgaat”. Verdachte instrueert medeverdachte [medeverdachte 1] dat hij moet zeggen dat het tien minuten rijden is en dat vrouw en kinderen niet mee kunnen.
Standpunt van de officieren van justitie
De officieren van justitie stellen zich op het standpunt dat deze gesprekken de aangifte van [slachtoffer 2] ondersteunen en ervoor zorgen dat de door verdachte en medeverdachten afgelegde verklaringen dat sprake was van een zakelijke/vriendschappelijke ontmoeting, ongeloofwaardig zijn.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat bij de interpretatie van deze gesprekken voorzichtigheid moet worden betracht. Uit de berichten is weliswaar op te maken dat verdachte graag [slachtoffer 2] wilde ontmoeten en dat [slachtoffer 2] onder valse voorwendselen naar De Meern is gelokt en in de auto bij medeverdachte [medeverdachte 1] en medeverdachte [medeverdachte 2] heeft plaatsgenomen, maar met welk doel dat was en of en hoe dit in relatie moet worden beschouwd met de tenlastegelegde vrijheidsberoving, is voor de rechtbank onvoldoende duidelijk. Uit genoemde gesprekken zou evenzeer kunnen worden afgeleid dat verdachte kort maar indringend met [slachtoffer 2] wilde spreken (“een ruimte voor maar een paar uurtjes” in tegenstelling tot de twee weken waar [slachtoffer 2] over heeft verklaard) en dat de ontmoeting desnoods ter plaatse van de afspraak kon plaatsvinden ("als met twee auto’s niet gereden wordt dan kan alles hier gedaan worden”). Ook is gelet op de inhoud van de gesprekken van 6 april 2016 niet uitgesloten dat [slachtoffer 2] enkel klappen moest krijgen en/of zijn auto moest worden afgepakt. De rechtbank kan aan deze berichten dan ook niet de waarde hechten die de officieren van justitie daaraan gehecht wensen te zien.
Voorts zijn er na 24 april 2016 nog enkele gesprekken gevoerd tussen medeverdachte [medeverdachte 5] en verdachte waaruit kan blijken dat de ontmoeting met [slachtoffer 2] niet naar wens is verlopen. Zo zegt medeverdachte [medeverdachte 5] op 25 april 2016 “hij liep gratis/voor niks weg. Zoveel hadden wij afgesproken en dan laat je hem voor niks weg gaan”. En verdachte zegt op 26 april 2016 “ [alias] (= [slachtoffer 2] ) wil geld. Jullie hebben alles verpest. Waarom heb ik hem vrijgelaten”.
De rechtbank leidt uit de inhoud van deze gesprekken in ieder geval af dat de ontmoeting met [slachtoffer 2] niet het beoogde resultaat (een afspraak/toezegging/betaling in verband met de gestolen partij telefoons?) heeft gehad. Uit deze gesprekken volgt echter niet dat [slachtoffer 2] daadwerkelijk tegen zijn zin is vastgehouden, afgezien mogelijk van het enkele woord “vrijgelaten”. Dit ene woord legt evenwel in het licht bezien van alle vorige genoemde feiten en omstandigheden onvoldoende gewicht in de schaal om tot een bewezenverklaring van de wederrechtelijke vrijheidsberoving te komen.
Eindconclusie ten aanzien van feit 3: zaaksdossier King
De conclusie van het voorgaande is dat ten aanzien van voornoemde bewijsmiddelen de nodige twijfel bestaat. Deze twijfel moet in het voordeel van verdachte worden uitgelegd. Dit leidt de rechtbank tot het oordeel dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten biedt om buiten voldoende twijfel te kunnen vaststellen dat [slachtoffer 2] op 24 april 2016 daadwerkelijk wederrechtelijk van zijn vrijheid is beroofd. Gelet hierop is de rechtbank dan ook van oordeel dat het tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. De rechtbank zal verdachte hiervan vrijspreken.
FEIT 1: ZAAKSDOSSIER WITWASSEN
3.6
Inleiding
Op grond van de onderzoeksresultaten is allereerst het vermoeden ontstaan dat verdachte samen met anderen grote geldbedragen en een motorfiets heeft witgewassen door op naam van de bedrijven [bedrijf 1] B.V. (hierna: [bedrijf 1] ) en [bedrijf 2] B.V. (hierna: [bedrijf 2] ) gestolen goederen te verkopen.
3.7
Het standpunt van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben – overeenkomstig hun op schrift gestelde requisitoir – gevorderd dat wettig en overtuigend bewezen wordt verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van gewoontewitwassen van grote geldbedragen ten laste van [bedrijf 1] en [bedrijf 2] en een motorfiets.
3.8
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich, zoals verwoord in zijn schriftelijke pleitnota, op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken.
3.9
De beoordeling van feit 1 van de tenlastelegging [1]
[bedrijf 1]
Het bedrijf [bedrijf 1] is op 17 april 2014 ingeschreven bij de Kamer van Koophandel (hierna: KvK) en was gedurende haar bestaan gevestigd in Rotterdam. Sinds de oprichting was de enig aandeelhouder/bestuurder van [bedrijf 1] medeverdachte [medeverdachte 5] (hierna: medeverdachte [medeverdachte 5] ), geboren op [geboortedatum 2] te [geboorteland 2] . Het bedrijf handelde in parfums, cosmetica en drogisterijartikelen [2] en heeft ook daadwerkelijk goederen verkocht. [3] is op 24 september 2015 beëindigd. [4]
Uit onderzoek is gebleken dat op naam van [bedrijf 1] een bankrekeningnummer is geopend bij de ABN AMRO, welke op 12 mei 2014 is aangevraagd door medeverdachte [medeverdachte 5] en waarvoor één bankpas is afgegeven op naam van medeverdachte [medeverdachte 5] . [5] Het beeld dat de bankrekening geeft, is dat ontvangen geldbedragen op de bankrekening vrijwel direct weer van de bankrekening af worden gehaald. Zij worden ofwel contant opgenomen ofwel overgeschreven. In de maanden december 2014 en januari 2015 zijn 12 overboekingen gedaan vanaf een computer met een IP-adres dat toebehoort aan het adres [straatnaam 4] te Beverwijk, het adres van verdachte. [6] De contante geldopnamen gaan in bedragen van enkele duizenden euro’s per dag. [7]
Verkoop
In de periode van 23 september 2014 tot 23 februari 2015 is een totaalbedrag van
€ 1.331.329 ontvangen op de rekening van [bedrijf 1] . Dit betreft betalingen door een beperkt aantal bedrijven onder vermelding van factuurnummers betreffende verkoop van goederen. [8] Over de periode van 23 februari 2015 tot 1 april 2015 blijkt dat er onder vermelding van factuurnummers nog eens drie geldbedragen op de bankrekening van [bedrijf 1] zijn binnengekomen, te weten: tweemaal een bedrag van [betrokkene 6] (totaal € 13.005,06) en eenmaal van [betrokkene 7] (€ 11.476), hetgeen neerkomt op een totaalbedrag van € 1.355.810,06 aan inkomsten uit verkoop. [9]
Contante geldopnames
Totaal is er in de periode van 23 september 2014 tot 1 april 2015 een bedrag van € 477.420 aan contant geld van de bankrekening van [bedrijf 1] opgenomen bij diverse geldautomaten, waarbij het steeds gaat om meerdere grote geldbedragen per dag. [10] Op 30 juli 2014 was verdachte bij een controle in het bezit van de bankpas behorend bij de bankrekening van [bedrijf 1] en afschriften van in totaal 22 geldopnames van de bankrekening van [bedrijf 1] op de dagen 19, 20, 21, 22 en 25 juli 2014 in Beverwijk, Amsterdam en Malden, waarbij in totaal € 45.250 is gepind. [11]
Op de dagen 18, 19, 20, 21, 22, 24, 25, 26, 27, 28 september 2014 werd er in Beverwijk, Amsterdam, Purmerend en Hoofddorp op bijna alle dagen € 10.000 euro gepind (in totaal een bedrag van € 102.000). Ook zijn er pinbetalingen verricht in Hoofddorp en Zevenhuizen. De pinmomenten kwamen overeen met de reisbewegingen van een bij verdachte in gebruik zijnde Volkswagen Golf. [12]
Uit camerabeelden blijkt dat verdachte op 8 oktober 2014 in Amsterdam en op 27 en 29 november 2014 in Beverwijk telkens een geldbedrag heeft opgenomen van in totaal
€ 10.000. [13] Verdachte heeft zichzelf op de beelden herkend als de persoon die de pintransacties verricht. [14]
Valse inkoopfacturen
Verder laat de bankrekening van [bedrijf 1] zien dat er in 2014 en 2015 betalingen gedaan zijn naar Dubai, te weten aan [bedrijf 3] voor een totaalbedrag van € 827.793 onder vermelding van (inkoop)factuurnummers. [15] De belastingdienst heeft de in- en uitvoer naar [bedrijf 3] uit Dubai over de jaren 2014 en 2015 onderzocht. Uit deze gegevens van de belastingdienst blijkt echter niet van invoer van goederen door [bedrijf 1] . [16]
Wel blijkt dat er valse facturen zijn opgemaakt om inkoop van goederen te kunnen verantwoorden. Bij een doorzoeking aan het [straatnaam 5] te Beverwijk, het adres van de partner en schoonfamilie van verdachte, is een iMac inbeslaggenomen. Op de harde schijf stond een map met naam ‘alles bewijs [verdachte] ’, met daarin facturen [17] , waaronder 33 inkoopfacturen op naam van [bedrijf 4] over de periode 1 juli 2014 tot en met 1 november 2014 en 6 inkoopfacturen op naam van [bedrijf 5] BV. [18] De 33 inkoopfacturen op naam van [bedrijf 4] komen qua lay-out niet overeen met de facturen die [bedrijf 4] gebruikt. De eigenaar van [bedrijf 4] heeft bevestigd dat de facturen die zijn aangetroffen in de iMac niet van [bedrijf 4] afkomstig zijn en dus vals zijn. [19] [bedrijf 5] is volgens de Belastingdienst een zgn. plof-BV, zodat ook deze facturen vals zijn. [20]
[bedrijf 2]
Het bedrijf [bedrijf 2] is op 10 oktober 2014 ingeschreven bij de KvK en was gedurende de tenlastegelegde periode gevestigd in Amsterdam. De activiteiten van [bedrijf 2] zijn per 13 mei 2016 gestaakt. Enig aandeelhouder/bestuurder van [bedrijf 2] gedurende het bestaan van het bedrijf was [betrokkene 8] (hierna: [betrokkene 8] ), geboren op [geboortedatum 3] . [21]
In januari 2015 heeft [betrokkene 8] een aanvraag gedaan voor een bankrekening op naam van [bedrijf 2] . Hij heeft hierbij als emailadres [e-mailadres] opgegeven. Het door hem opgegeven telefoonnummer betrof [telefoonnummer 1] . [22] Dit telefoonnummer was destijds in gebruik bij verdachte. [23]
Verkoop
Op de bankrekening van [bedrijf 2] is in de periode 27 februari 2015 tot en met
2 december 2015 een bedrag van € 168.000,48 binnengekomen aan verkoop van goederen aan in totaal zes bedrijven. Op de bij de doorzoeking aan het [straatnaam 5] te Beverwijk aangetroffen iMac zijn in de submap ‘ [bedrijf 2] ’ facturen aangetroffen [24] , te weten 16 verkoopfacturen, waaruit blijkt dat voor ongeveer € 80.000 aan goederen zijn verkocht door [bedrijf 2] . Uit verklaringen van een aantal afnemers kan worden vastgesteld dat [bedrijf 2] daadwerkelijk goederen heeft verkocht. [25]
Contante geldopnamen
Er is een bedrag van € 174.761,09 uitgegaan van de bankrekening van [bedrijf 2] . Van dit laatste bedrag bestaat € 154.710 uit contante geldopnames. In de periode van februari 2015 tot en met december 2015 hebben er 78 pintransacties plaatsgevonden. [26] Na een overschrijving op 26 november 2015 van € 40.000 op de bankrekening wordt op vier dagen daarna in Beverwijk, meermalen in totaal € 39.700 contant opgenomen. [27] Hierbij is verdachte telkens te zien op de camerabeelden. [28]
Inkoop
Er zijn geen inkoopfacturen aangetroffen, noch blijkt er uit de bankafschriften van betalingen betreffende inkoop van goederen. [29]
[bedrijf 1] en [bedrijf 2]
Gestolen goederen
Verdachte heeft op 17 november 2016 verklaard dat hij er achteraf achter is gekomen dat [bedrijf 1] en [bedrijf 2] zijn opgericht om gestolen goederen officieel te verkopen aan bedrijven en dat daartoe [bedrijf 1] op naam is gezet van medeverdachte [medeverdachte 5] en [bedrijf 2] op naam van [betrokkene 8] . Er werden vervolgens inkoopfacturen gemaakt om de inkoop van de goederen te kunnen verantwoorden. [30]
Tussenconclusie
Gelet op de verklaring van verdachte dat de bedrijven [bedrijf 1] en [bedrijf 2] zijn gebruikt voor de verkoop van gestolen goederen, hetgeen wordt bevestigd door de aangetroffen valse inkoopfacturen dan wel het ontbreken daarvan en het veelvuldig opnemen van grote contante geldbedragen na de verkoop van deze goederen, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat een totaalbedrag van € 1.355.810,06 ten laste van [bedrijf 1] en een totaalbedrag van € 168.000,48 ten laste van [bedrijf 2] is witgewassen.
Betrokkenheid verdachte bij [bedrijf 1]
Verdachte heeft bij de politie in eerste instantie gewezen naar medeverdachte [medeverdachte 5] als degene die verantwoordelijk was voor de activiteiten van [bedrijf 1] . Op 17 november 2016 [31] heeft hij verklaard dat [betrokkene 2] (hierna: [betrokkene 2] ) de eigenaar van [bedrijf 1] was en dat is afgesproken dat medeverdachte [medeverdachte 5] eigenaar zou worden op papier. Medeverdachte [medeverdachte 5] zou salaris krijgen en heeft ook € 4.500 aan salaris ontvangen. Medeverdachte [medeverdachte 5] moest zaken verantwoorden omdat het bedrijf op zijn naam stond. Verdachte ging met medeverdachte [medeverdachte 5] mee naar de boekhouder. Verdachte voerde de werkzaamheden uit. Hij heeft de pinpas van [bedrijf 1] gekregen. Hij moest geld pinnen en vervolgens aan medeverdachte [medeverdachte 5] of [betrokkene 2] geven. [betrokkene 2] wilde het geld niet bij medeverdachte [medeverdachte 5] in Rotterdam ophalen. Verdachte was in Beverwijk altijd dicht bij [betrokkene 2] . Medeverdachte [medeverdachte 5] gaf ook alles aan [betrokkene 2] . [betrokkene 2] kocht de gestolen spullen in en verkocht ze weer. Verdachte maakte de verkoopfacturen. Van de inkoopfacturen weet hij niets. Verdachte zou de administratie doen en daarom zijn er facturen betreffende [bedrijf 1] op de iMac aangetroffen. Hij zou de papieren van [betrokkene 2] krijgen, maar heeft niet alles gekregen. Verdachte heeft ook salaris gekregen dat op de rekening van zijn partner is gestort. Dat was ook voor werkzaamheden door zijn partner.
Betrokkenheid verdachte bij [bedrijf 2]
Verdachte heeft op 17 november 2016 [32] verklaard dat hij de verkoopfacturen heeft gemaakt voor [bedrijf 2] in opdracht van [betrokkene 2] . [betrokkene 8] heeft bij de rechter-commissaris [33] verklaard dat hij op initiatief van [betrokkene 2] op zijn naam heeft gezet. Verdachte heeft [betrokkene 8] geholpen bij het oprichten van [bedrijf 2] . Hij moest overal met hem mee naar toe om te vertalen. [betrokkene 8] kreeg van [betrokkene 2] gelijk € 1.000 of € 2.000. Verdachte deed alleen wat [betrokkene 2] zei dat hij moest doen. [betrokkene 8] is met verdachte naar de bank geweest om een bankrekening te openen, aldus [betrokkene 8] . In zijn verhoor van 9 juni 2016 heeft verdachte de verklaring van [betrokkene 8] in zoverre bevestigd dat hij [betrokkene 8] heeft geholpen bij het opzetten van het bedrijf omdat hij geen Nederlands sprak, dat hij mee is gegaan naar de notaris en dat hij ook de beschikking heeft gehad over de bankpas van [bedrijf 2] . Uit de bovengenoemde vastgestelde feiten blijkt verder dat verdachte ook contant geld opnam van de bankrekening van [bedrijf 2] .
Verdachte feitelijk eigenaar van [bedrijf 1] en [bedrijf 2] ?
Hoewel de officier van justitie verdachte beschouwt als de (enige) feitelijke eigenaar van [bedrijf 1] en [bedrijf 2] en niet [betrokkene 2] , doet de rechtbank dat niet. De inhoud van het dossier is daarvoor niet voldoende overtuigend. De rechtbank sluit niet uit dat [betrokkene 2] inderdaad een rol heeft gehad bij het oprichten van [bedrijf 1] en [bedrijf 2] . Medeverdachte [medeverdachte 5] [34] en [betrokkene 8] [35] hebben dit, zij het ook in een laat stadium, eveneens verklaard en overigens ziet de rechtbank aanwijzingen in het dossier dat [betrokkene 2] zich inderdaad bezig heeft gehouden met de handel in gestolen goederen, zoals bijvoorbeeld het tapgesprek op p. 1248-1249. Daarnaast heeft [betrokkene 2] verklaringen afgelegd die vragen oproepen en wijzen op meer kennis van zaken dan hij wil prijsgeven. De getuigen die hebben verklaard over de verkopen van [bedrijf 1] en [bedrijf 2] noemen niet steeds de naam van verdachte als degene die de goederen aan hen verkocht en hebben het ook over andere personen met wie zij zaken deden. De rechtbank gaat in deze zaak daarom verder uit van de verklaring van verdachte welke is afgelegd op 17 november 2016 en in grote lijnen is bevestigd bij de rechter-commissaris op 1 februari 2017 en ondersteund wordt door andere verklaringen in het dossier.
Opzet
Verdachte heeft op 17 november 2016 verklaard dat hij er achteraf achter is gekomen dat [bedrijf 1] en [bedrijf 2] zijn opgericht om gestolen goederen officieel te verkopen aan bedrijven en dat daartoe [bedrijf 1] op naam is gezet van medeverdachte [medeverdachte 5] en [bedrijf 2] op naam van [betrokkene 8] . Verdachte heeft verklaard dat hij aanvankelijk niet wist dat [bedrijf 1] en [bedrijf 2] werden opgericht om gestolen goederen te verkopen, want anders had hij nooit zijn partner en medeverdachte [medeverdachte 5] erbij betrokken. De rechtbank schuift de verklaring van verdachte als onaannemelijk terzijde. De verdachte wist dat medeverdachte [medeverdachte 5] en [betrokkene 8] op initiatief van [betrokkene 2] een BV op hun naam hadden gezet en een bankrekening hadden geopend op naam van die bedrijven. Voorts heeft hij de beschikking gehad over de bankpassen die aan deze bankrekeningen waren gekoppeld en hiermee heeft hij veelvuldig grote geldbedragen opgenomen en deze, volgens eigen zeggen, afgegeven aan [betrokkene 2] . Voorts wist verdachte dat [betrokkene 2] gestolen goederen koopt en via derden constructies regelt met bedrijven en papieren. Onder deze (abnormale) omstandigheden kan het niet anders zijn dan dat de verdachte heeft moeten weten dat de gelden die op de bankrekening gestort zouden worden van misdrijf afkomstig waren.
Medeplegen
De raadsman van verdachte heeft vrijspraak bepleit omdat, zo begrijpt de rechtbank, verdachte wel handelingen voor medeverdachte [medeverdachte 5] en [betrokkene 8] verrichte, maar geen feitelijk eigenaar was van de bedrijven [bedrijf 1] en [bedrijf 2] .
De rechtbank volgt het standpunt van de verdediging niet. Voor een veroordeling voor medeplegen in het onderhavige geval is niet van belang wie de feitelijke eigenaar was van de bedrijven, maar dient volgens de jurisprudentie van de Hoge Raad beoordeeld te worden of zo nauw en bewust is samengewerkt bij het strafbare feit dat van medeplegen kan worden gesproken. Hierbij dient in het bijzonder aandacht te worden besteed aan de vraag of de bijdrage van verdachte van voldoende gewicht is geweest. Uit de hierboven genoemde feiten en omstandigheden staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat verdachte nauw betrokken is geweest bij het opzetten en in stand houden van de witwasconstructie zoals hierboven geschetst. Verdachte is direct betrokken geweest bij de oprichting van beide bedrijven, beschikte over de bankpassen van beide bedrijven, nam ook geld op van beide bedrijven en bracht dat naar [betrokkene 2] en deed de administratie, zoals het opmaken van de verkoopfacturen. Deze bijdrage van verdachte is naar het oordeel van de rechtbank van meer dan voldoende gewicht om te kunnen spreken van medeplegen.
Gewoonte
De verdachte heeft ten aanzien van [bedrijf 1] in een periode van ongeveer acht maanden samen met anderen in totaal € 1.355.810,06 witgewassen. Ten aanzien van [bedrijf 2] gaat het om een bedrag van € 168.000,48 gedurende negen maanden. Gelet op de aard, omvang en duur van de witwasactiviteiten die verdachte samen met de anderen heeft verricht acht de rechtbank bewezen dat de verdachte van dit witwassen een gewoonte heeft gemaakt.
Conclusie
Bewezen is dat verdachte in de periode van 17 april 2014 tot en met 24 september 2015 in Beverwijk, Purmerend, Hoofddorp, Amsterdam en Zevenhuizen een bedrag van
€ 1.355.810,06 ten laste van [bedrijf 1] en in de periode van 10 oktober 2014 tot en met 13 mei 2016 ten laste van [bedrijf 2] een bedrag van € 168.000,48 samen met anderen opzettelijk heeft witgewassen en daarvan een gewoonte heeft gemaakt.
Motorfiets
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de motorfiets is witgewassen. Deze motorfiets stond weliswaar op naam van [betrokkene 9] , maar is volgens de officier van justitie in werkelijkheid aangekocht door verdachte. Verdachte beschikte gelet op het voorgaande over grote geldbedragen. Dit terwijl uit het opsporingsonderzoek is gebleken dat [betrokkene 9] juist helemaal niet over enig vermogen kon beschikken. De verdediging heeft ter terechtzitting stukken overgelegd waaruit zou moeten blijken dat [betrokkene 9]
wel over voldoende vermogen zou beschikken om tot aankoop van de motorfiets over te gaan.
De rechtbank gaat ten aanzien van de motorfiets uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Uit tapgesprekken in december 2015 tussen verdachte en de verkoper van de motorfiets volgt dat verdachte aanpassingen wilde laten doen aan de motorfiets en dat hij op korte termijn de motorfiets zou komen betalen en dat deze nog gekeurd moest worden. Op
4 januari 2016 vindt er wederom een telefoongesprek plaats waaruit valt af te leiden dat verdachte niet heeft kunnen komen, dat hij op dat moment in het buitenland zit en dat hij overmorgen naar de verkoper toe zal komen. Op 7 januari 2016 is de motorfiets op naam gezet van [betrokkene 9] , de zwager van verdachte. Volgens de verklaring van de verkoper was de persoon met wie hij de telefoongesprekken over de motorfiets voerde voor hem de koper van de motorfiets. Bij de daadwerkelijke aankoop en betaling was die persoon overigens niet aanwezig. Op de eindfactuur staat de naam [betrokkene 9] vermeld, aldus de getuige. Verdachte heeft verklaard dat de motorfiets van [betrokkene 9] was, dat [betrokkene 9] de motor had betaald met familiegeld en dat [betrokkene 9] hem had gevraagd om de koop ervan te regelen. In het dossier bevinden zich foto’s van verdachte zittend op de motorfiets. Medeverdachte [medeverdachte 5] heeft over de motorfiets verklaard dat deze van de zwager van verdachte was. Uit het dossier blijkt niet dat [betrokkene 9] over voldoende vermogen beschikte om tot aankoop van de motorfiets over te gaan.
Hoewel bovengenoemde feiten en omstandigheden te denken geven, valt niet uit te sluiten dat verdachte inderdaad bemoeienis met de aankoop van de motorfiets heeft gehad ten behoeve van zijn zwager. Dat deze laatste op papier geen vermogen had ten tijde van de aankoop van de motorfiets overtuigt de rechtbank niet. Verdachte had dat immers ook niet. De rechtbank acht het witwassen van de motorfiets daarom niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
FEIT 2: ZAAKSDOSSIER RUIMTE
3.1
Inleiding
Op 3 maart 2016 omstreeks 22.08 uur is op de [straatnaam 6] te IJsselstein geprobeerd
[slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) te ontvoeren. Tijdens de poging tot ontvoering is gebruik gemaakt van een witte Mercedes Vito. Tijdens de poging tot ontvoering is [slachtoffer 1] door twee mannen met bivakmutsen op belaagd en geslagen met een ijzeren staaf dan wel een ander hard voorwerp.
Over dit feit, waarvan onderdelen in de tenlastelegging zijn terug te vinden, bestaat geen discussie.
Na het bekend worden van deze aangifte bleken meerdere eerder gedane waarnemingen en afgeluisterde gesprekken in het onderzoek “Blauwstaart” in verband te kunnen worden gebracht met de gebeurtenissen waarvan [slachtoffer 1] aangifte had gedaan. De resultaten van het onderzoek naar aanleiding van deze aangifte zijn neergelegd in het zaaksdossier “Ruimte”.
3.11
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officieren van justitie hebben – overeenkomstig hun op schrift gestelde requisitoir – gevorderd dat wettig en overtuigend bewezen wordt verklaard dat verdachte medepleger is geweest van de poging tot ontvoering.
3.12
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich, zoals verwoord in zijn schriftelijke pleitnota, op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem tenlastegelegde wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs voor enige betrokkenheid van verdachte bij de poging tot ontvoering.
3.13
De beoordeling van feit 2 van de tenlastelegging [36]
Er is geen direct bewijs voorhanden dat leidt tot vaststelling van de identiteit van de daders die op 3 maart 2016 getracht hebben [slachtoffer 1] in de Mercedes Vito te trekken en aldus hebben geprobeerd [slachtoffer 1] te ontvoeren. De rechtbank ziet zich aldus geplaatst voor de vraag of uit de bewijsmiddelen, zoals die zijn gepresenteerd door de officieren van justitie, niettemin kan worden afgeleid dat het verdachte is geweest die bij deze poging tot ontvoering betrokken is geweest en zo ja, waaruit die betrokkenheid heeft bestaan en of dit te kwalificeren is als medeplegen.
De verklaring van [slachtoffer 1]
Op 3 maart 2016 omstreeks 22:08 kwam [slachtoffer 1] samen met zijn vrouw en kind thuis op de [straatnaam 6] te IJsselstein. Toen hij zijn auto had geparkeerd zag hij uit tegengestelde richting een witte Mercedes Vito aan komen rijden. De verlichting van de Mercedes Vito stond uit. De Mercedes Vito stopte naast zijn auto. [slachtoffer 1] is uit zijn auto gestapt en hij zag vanuit de Mercedes Vito een man met bivakmuts op, aan komen lopen. Deze man (verder te noemen: man 1) was blank dan wel licht getint, tussen 1.80 en 1.85 m lang en had een breed postuur. Man 1 probeerde [slachtoffer 1] vast te pakken en [slachtoffer 1] zag dat de schuifdeur van de Mercedes Vito open stond. Naast de schuifdeur stond nog een man (verder te noemen: man 2). Deze man had eveneens een bivakmuts op en was tussen de 1.70 en 1.75 m lang en had een dun postuur. Man 2 had een stalen pijp in zijn hand en sloeg [slachtoffer 1] tegen het oor. [slachtoffer 1] viel op de grond en kreeg nog een aantal klappen. Beide mannen probeerden [slachtoffer 1] vast te pakken. Toen de buurvrouw van [slachtoffer 1] zijn naam riep, gingen de twee mannen er in de Mercedes Vito vandoor. [slachtoffer 1] heeft geen idee waarom iemand hem zou willen ontvoeren. [37]
De verklaringen van getuigen
[getuige 5] , de vrouw van [slachtoffer 1] , heeft overeenkomstig de aangifte van [slachtoffer 1] verklaard en heeft tevens verklaard dat man 1 tegen [slachtoffer 1] zei dat hij mee moest lopen. [38]
[getuige 6] , de buurvrouw van [slachtoffer 1] , heeft verklaard over een oude witte bus die zij eerder die avond van 3 maart 2016 rond 21.00 uur op de [straatnaam 7] heeft zien staan. [39]
Telefoonnummers van verdachte en medeverdachten
Verdachte heeft gebruik gemaakt van onder meer de telefoonnummers [telefoonnummer 1] [40] en [telefoonnummer 2] . Dat verdachte ook gebruiker is van dit laatst genoemde telefoonnummer heeft de politie geconcludeerd op basis van stemherkenning door een verbalisant en op basis van stemherkenning door tolk 00005 die twee gesprekken van dit mobiele telefoonnummer heeft uitgeluisterd. [41]
Bij het gebruik van een zogenaamde stemherkenning dient terughoudendheid te worden betracht en deze dient te steunen op andere bewijsmiddelen. In deze zaak vindt de stemherkenning steun in de getapte telecommunicatie en de daaropvolgende geobserveerde ontmoetingen. Een voorbeeld hiervan is tot tweemaal toe de afspraken die gemaakt zijn via sms om elkaar over vijf minuten bij de gym te ontmoeten, waarna ook daadwerkelijk door het observatieteam na ongeveer vijf minuten ontmoetingen tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 6] worden gezien. [42]
Gelet op het voorgaande is de rechtbank, anders dan de raadsman, van oordeel dat vast staat dat verdachte dit telefoonnummer destijds in gebruik heeft gehad.
Medeverdachte [medeverdachte 5] heeft gebruik gemaakt van telefoonnummer [telefoonnummer 3] . [43]
Medeverdachte [medeverdachte 6] heeft gebruik gemaakt van telefoonnummer [telefoonnummer 4] . [44] Uit analyse van de historische verkeersgegevens van dit nummer blijkt dat dit nummer alleen gebruikt is in de periode van 27 februari 2016 tot en met 3 maart 2016. Deze periode komt overeen met de voorbereiding van de poging ontvoering van [slachtoffer 1] en de poging zelf. [45]
Van medeverdachte [medeverdachte 7] zijn geen telefoongegevens bekend in de relevante onderzoekperiode.
Het nummer eindigend op -4719 in gebruik van verdachte maakt nagenoeg alleen contact met het nummer eindigend op -4933, in gebruik bij medeverdachte [medeverdachte 6] . Het nummer eindigend op -4933, in gebruik bij medeverdachte [medeverdachte 6] , maakt gedurende het gebruik alleen contact met het nummer eindigend op -4719. Tevens worden alleen sms-berichten naar elkaar verzonden om elkaar ergens te ontmoeten.
Mercedes Vito met kenteken [kenteken 1]
Omdat de politie het vermoeden had dat de Vito gebruikt zou gaan worden voor criminele activiteiten, is onder de Vito een peilbaken geplaatst. [46] Het overzicht van de bakengegevens van de Vito bevinden zich in het dossier voor de periode van 28 februari 2016 tot en met
4 maart 2016. De Vito heeft zich in de periode van 28 februari 2016 tot 1 maart 2016 met name in en rondom Amsterdam verplaatst. Opvallend is dat op 1 maart 2016 tussen 00:06 uur en 00:46 uur de Vito vanuit Amsterdam naar IJsselstein is gereden. De Vito bevindt zich dan tussen 00:46 uur en 01:26 uur in IJsselstein om vervolgens weer terug te rijden naar Amsterdam. [47]
Op 3 maart 2016 is de Vito vanuit Beverwijk naar IJsselstein gereden en daar rond 21:00 uur aangekomen. Ten tijde van de poging tot ontvoering welke plaats vond rond 22:08 uur op de [straatnaam 6] te IJsselstein, bevond de Vito zich op de [straatnaam 8] en de [straatnaam 6] . Daarna is de Vito naar Benschop gereden, waar die tussen 22:19 uur en 02.34 uur op 4 maart 2016 stil heeft gestaan. Daarna is de Vito naar Amsterdam gereden. Daar heeft de Vito tussen 03:17 uur en 03:26 uur stil gestaan op de [straatnaam 9] om vervolgens naar de [straatnaam 10] te rijden. [48]
Tussenconclusie
Gezien bovenstaande bevindingen, de verklaringen van [slachtoffer 1] en de getuigen, is de Vito die eerder op 18 februari 2016 is aangeschaft gebruikt bij de poging tot ontvoering.
Aankoop van de Mercedes Vito
Op 18 februari 2016 om 17:23 uur is een Mercedes Vito met kenteken [kenteken 1] (verder te noemen: de Vito) op naam gesteld van [betrokkene 10] . [49]
In de periode voorafgaand aan deze tenaamstelling is er door medeverdachte [medeverdachte 5] meerdere malen telefonisch contact geweest met de gebruiker van het telefoonnummer eindigend op -8187. De gebruiker van dit telefoonnummer blijkt later [betrokkene 11] te zijn. In deze gesprekken wordt gesproken over het regelen van iets wat blijkbaar bij de gemeente moet gebeuren waarbij pasfoto’s vereist zijn, dat dit enige vertraging heeft opgelopen [50] , maar dat met spoed € 111,00 is betaald en dat ze het dan gelijk morgen krijgen. [51]
Uit het raadplegen van de website van de gemeente Capelle aan den IJssel is gebleken dat voor het aanvragen van een paspoort met spoed € 111,70 wordt berekend. [52] Na bevraging in het GBA is gebleken dat [betrokkene 10] op 15 februari 2016 een nieuw paspoort heeft aangevraagd en gekregen. [53]
In een eerder gesprek tussen medeverdachte [medeverdachte 5] en [betrokkene 11] is gesproken over een adres in Capelle aan den IJssel dat [betrokkene 11] naar medeverdachte [medeverdachte 5] zou sturen waar zij elkaar zouden ontmoeten. [54]
Ook verdachte en medeverdachte [medeverdachte 5] hebben in de periode voorafgaand aan 18 februari 2016 meerdere telefonische gesprekken gevoerd. Uit een gesprek dat gevoerd is op
13 februari 2016 komt naar voren dat medeverdachte [medeverdachte 5] aan verdachte vertelt dat iets maandag zal gebeuren, omdat gisteren te laat was. Verdachte reageert hierop door te zeggen dat alle programma’s uitgesteld moeten worden en noemt de persoon om wie het gaat klootzak. [55] Op 16 februari 2016 wordt een gesprek gevoerd dat gaat over een auto, APK en de motor van de auto. [56] Uit de gesprekken komt naar voren dat medeverdachte [medeverdachte 5] het contact heeft met [betrokkene 11] en dat verdachte aan medeverdachte [medeverdachte 5] hierover instructies geeft.
Het observatieteam van de Eenheid Den Haag heeft op 18 februari 2018 omstreeks 10.40 uur gezien dat medeverdachte [medeverdachte 5] op de [straatnaam 11] contact maakt met, naar later blijkt, [betrokkene 11] en een onbekende man. Medeverdachte [medeverdachte 5] , [betrokkene 11] en de derde man rijden weg in een Opel Corsa met kenteken [kenteken 2] en de auto wordt rond 10:58 uur geparkeerd. [betrokkene 11] en de derde man stappen uit en lopen het terrein van [bedrijf 6] te Rotterdam op. Medeverdachte [medeverdachte 5] blijft dan in de auto zitten. [betrokkene 11] en de derde man stappen een uur later weer in, waarna de Opel Corsa wegrijdt. [57] De Opel Corsa met kenteken [kenteken 2] staat op naam van [betrokkene 11] . [58]
Voorts is door het observatieteam op 18 februari 2016 gezien dat verdachte omstreeks 14:28 uur in een Mercedes met kenteken [kenteken 3] bij het adres van medeverdachte [medeverdachte 5] aankomt. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte 5] rijden daarna samen in een Alfa Romeo weg en hebben een ontmoeting met twee onbekende mannen die in een auto met kenteken
[kenteken 4] rijden en met wie ze naar de [straatnaam 11] rijden [59] . Omstreeks 17:47 uur wordt naast de Alfa Romeo de Vito geparkeerd. De bestuurder van de Vito blijkt later [betrokkene 10] te zijn. [60] Het observatieteam ziet vervolgens dat medeverdachte [medeverdachte 5] op de bijrijdersplaats van de Vito instapt. Omstreeks 17:53 uur staat de Opel Corsa naast de Vito en verdachte en medeverdachte [medeverdachte 5] gaan bij de Opel Corsa staan. De Corsa betreft dezelfde Corsa als waarmee medeverdachte [medeverdachte 5] diezelfde ochtend contact had. De Corsa gaat korte tijd weg en komt later terug waarna verdachte en medeverdachte [medeverdachte 5] in de Corsa gaan zitten. Omstreeks 18:42 uur vertrekken de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 5] in de Alfa Romeo en de twee onbekende mannen rijden vanaf de [straatnaam 11] in Rotterdam in de Vito weg. [61]
De Vito wordt later geparkeerd op de [straatnaam 12] te Amsterdam. Omstreeks 21:12 uur parkeert de auto met kenteken [kenteken 4] ter hoogte van de sportschool op de [straatnaam 13] te Beverwijk. Deze auto is hier eerder op 4 februari 2016 gezien toen de inzittenden van de auto contact hadden met verdachte. Omstreeks 21:24 uur komen de Mercedes met kenteken [kenteken 3] en de Opel Corsa met kenteken [kenteken 2] op dezelfde locatie aan. [62]
Uit het raadplegen van de website van [bedrijf 6] op 18 februari 2016 blijkt dat genoemde Vito, zonder geldige APK, voor € 920 te koop werd aangeboden. [63]
[betrokkene 10] heeft verklaard dat hij samen met een jongen die hij kent als [naam] en een vriend van [naam] naar [bedrijf 6] in Rotterdam is gegaan. De politie heeft aan [betrokkene 10] een foto, gemaakt door het observatieteam, getoond waarop hijzelf en een andere man te zien is. [betrokkene 10] heeft deze persoon herkend als [naam] . Uit onderzoek is gebleken dat deze man [betrokkene 11] is. De politie heeft aan [betrokkene 10] foto 2a uit het fotoboek, behorend bij het onderzoeksdossier, getoond. [betrokkene 10] heeft op deze foto de persoon herkend die met hem en [betrokkene 11] naar [bedrijf 6] is gegaan. Foto 2a uit het fotoboek betreft een foto van medeverdachte [medeverdachte 5] . Voorts heeft [betrokkene 10] verklaard dat hij bij [bedrijf 6] een Mercedes Vito heeft gekocht en op zijn naam heeft gezet. [betrokkene 11] heeft hem thuis afgezet en hij heeft de sleutels van de Vito aan [betrokkene 11] gegeven. Toen [betrokkene 10] later thuis kwam, was de Vito weg. Hierna heeft [betrokkene 10] [betrokkene 11] niet meer kunnen bereiken. [64]
[betrokkene 11] heeft verklaard dat hij [naam] wordt genoemd en dat hij gebruik maakt van een Opel Corsa. Voorts heeft hij verklaard dat een man aan hem heeft gevraagd of hij iemand kon regelen om een auto op diens naam te zetten. Van deze man heeft hij ook een telefoon gekregen, welke later toen de man bij hem in de auto had gezeten, weg was. Hij heeft [betrokkene 10] geregeld om een auto op zijn naam te laten zetten en bij [bedrijf 6] hebben ze een auto geregeld. Van de man kregen ze te horen welke auto met welk kenteken ze bij [bedrijf 6] moesten kopen. [betrokkene 10] en hij zouden hiervoor geld krijgen, maar dat hebben ze nooit ontvangen. [65]
Tussenconclusie ten aanzien van de betrokkenheid van de verdachte bij het kopen van de Vito
Uit bovengenoemde omstandigheden rijst het sterke vermoeden dat de gesprekken die verdachte en medeverdachte [medeverdachte 5] hebben gevoerd, gaan over het kopen van de Vito en het op naam stellen van deze auto op iemand anders dan zichzelf. Nu de verdachte niets heeft willen verklaren, zal de rechtbank hiervan uitgaan.
Voorts komt uit bovengenoemde bevindingen van de politie naar voren dat verdachte aanwezig was toen de Vito vlak nadat deze op naam was gezet van [betrokkene 10] naast de Alfa Romeo wordt geparkeerd, dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte 5] in de Opel Corsa van [betrokkene 11] heeft gezeten en dat twee onbekende personen met wie verdachte kort daarvoor een ontmoeting heeft gehad, met de Vito zijn weggereden. De Mercedes met kenteken [kenteken 3] waarin verdachte eerder die dag reed, is gezien op dezelfde locatie in Beverwijk als de onbekende mannen die vlak daarvoor de Vito hadden geparkeerd in Amsterdam.
Gelet op al deze omstandigheden staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat verdachte direct betrokken is geweest bij de aankoop van de Vito en dat hij zijn betrokkenheid heeft willen maskeren door de koop van de Vito door anderen te laten verrichten, de auto ook op naam van een ander te laten zetten en de Vito door anderen naar Amsterdam te laten rijden.
Baken en controle telefoon
Onder de auto van [slachtoffer 1] is een commercieel peilbaken (hierna: baken) aangetroffen. [66] In het baken zat een simkaart. [67] Het baken was van het merk en type Coban-104 en had een Imeinummer [Imei-nummer 1] . In het baken zat een simkaart van het merk Lebara met Imsinummer [Imei-nummer 2] . [68]
Op donderdag 2 juni 2016 is aan de [straatnaam 14] te Beverwijk, de woning van de schoonmoeder van verdachte waar verdachte in die periode ook wel eens verbleef, een doorzoeking geweest. Daar werden twee verpakkingen van GPS trackers/peilbakens aangetroffen. In één van de verpakkingen was het baken niet aanwezig. Het merk van het aangetroffen baken op de [straatnaam 14] was Coban TK-104. Het baken onder de auto van [slachtoffer 1] was een Coban 104. [69]
Uit onderzoek is gebleken dat aan de simkaart het nummer [bakennummer] (hierna: bakennummer) gekoppeld was. Uit analyse van dit nummer is gebleken dat deze op 1 maart 2016 om 20:02 uur in gebruik is genomen dan wel is geactiveerd en in gebruik is geweest tot en met 3 maart 22:37 uur. In het proces-verbaal is een tijdstip genoemd van 02:02 uur. Uit het overzicht van deze simkaart is echter gebleken dat dit 20:02 uur moet zijn. [70] Ten tijde van de opwaardering van dit nummer bevond deze zich onder het bereik van de zendmast op de [straatnaam 15] in Zaandam. Ten tijde van de opwaardering van het nummer was de simkaart geplaatst in een mobiele telefoon met Imei-nummer [Imei-nummer 3] . Dit betreft een telefoon van het merk Nokia 108 (RM-945). Uit analyse van dit Imei-nummer is gebleken dat in dit toestel een simkaart met het nummer eindigend op -4719 zat. Deze simkaart wordt op 1 maart 2016 voor korte tijd vervangen door de simkaart met het bakennummer. Na opwaardering van dit nummer wordt de oorspronkelijke simkaart met het nummer eindigend op -4719 weer in het toestel gedaan. Uit het onderzoek Blauwstaart is bekend geworden dat de verdachte destijds gebruik maakte van de mobiele telefoon met het Imei-nummer eindigend op 5140 en – zoals hiervoor ook reeds door de rechtbank vastgesteld – het telefoonnummer eindigend op -4719.
Na analyse van het bakennummer is te zien dat na activatie op dit nummer alleen ingebeld wordt door het telefoonnummer eindigend op -0607. Analyse van dit nummer leverde op dat dit nummer gedurende het gebruik in een telefoon van het merk Samsung Galaxy Note 2 (GT-N7100) met Imei-nummer [Imei-nummer 4] zat (hierna: controletelefoon).
Uit analyse van het bakennummer en de controletelefoon is af te leiden dat met de controletelefoon wordt gebeld naar het bakennummer met het doel om vast te stellen op welke locatie het baken zich bevindt. [71]
Op 1 maart 2016 om 19:53 uur wordt met de controletelefoon gebeld om het beltegoed op te waarderen. Op dat moment gebruikt de controletelefoon de zendmast aan de [straatnaam 15] te Zaandam. [72]
Uit de sms-berichten tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 6] die op 1 maart 2016 tussen 19:30 en 20:37 uur zijn verstuurd blijkt dat verdachte zich op dat moment in de omgeving van de MacDonalds bij het ziekenhuis in Zaandam bevond. In deze sms-berichten vraagt de verdachte aan [medeverdachte 6] om naar hem toe te komen. De [straatnaam 15] in Zaandam is in de directe omgeving van de MacDonalds bij het ziekenhuis in Zaandam. De telefoon van de verdachte maakt op 1 maart 2016 om 20:17 uur gebruik van de zendmast aan de [straatnaam 15] te Zaandam. [73] De telefoon van medeverdachte [medeverdachte 6] maakt om 20:36 uur gebruik van dezelfde zendmast. [74]
Bij een doorzoeking op 21 juni 2016 in de woning aan de [straatnaam 16] te Beverwijk, de woning van medeverdachte [medeverdachte 6] , is een zwarte Nokia 108 (RM-945) aangetroffen. In deze telefoon zat een Lebara simkaart met het Imsi-nummer eindigend op 1145. Aan dit Imsi-nummer was telefoonnummer [telefoonnummer 2] gekoppeld, zijnde het nummer van verdachte. Uit het onderzoek blijkt dat de simkaart met dit nummer van verdachte alleen maar heeft gezeten in een telefoon met het Imei-nummer [Imei-nummer 3] . Dit betreft de Nokia 108 (RM-945), welke in de woning van medeverdachte [medeverdachte 6] is aangetroffen. [75]
Bij een doorzoeking op 2 juni 2016 in een Opel Vivaro, welke geparkeerd stond aan de Plesmanweg te Beverwijk voor de woning van verdachte, zijn een Samsung Note 2 telefoon en een Lebara simkaarthouder van het nummer [telefoonnummer 5] aangetroffen. [76]
De Opel Vivaro stond op naam van [bedrijf 7] B.V. gevestigd aan de [straatnaam 4] te Beverwijk. Dit betreft het GBA-adres van de verdachte. Uit gegevens van de Kamer van Koophandel bleek dat de verdachte bestuurder is van deze onderneming. [77] Door het observatieteam is ook gezien dat verdachte in deze auto reed. [78]
Het observatieteam heeft gezien dat verdachte op 1 maart 2016 om 13:15 uur een BMW aan de [straatnaam 7] te IJsselstein heeft geparkeerd. [79]
Tussenconclusie
Uit bovenstaande feiten en omstandigheden leidt de rechtbank af dat verdachte op 1 maart 2016 de simkaart, die later gevonden is in het baken, in zijn telefoon, de Nokia 108 (RM-945) welke later is aangetroffen in de woning van medeverdachte [medeverdachte 6] , heeft opgewaardeerd. Op dat moment had verdachte ook de controletelefoon, die op 2 juni 2016 in de bij hem in gebruik zijnde Opel Vivaro is gevonden, in zijn bezit. De rechtbank is van oordeel dat verdachte op dat moment zowel de simkaart met het bakennummer als de controletelefoon heeft voorzien van beltegoed en dat hiermee zijn betrokkenheid bij zowel het baken dat onder de auto van [slachtoffer 1] is aangetroffen als bij de controletelefoon vast staat.
Plaatsen baken
Op 28 februari 2016 sturen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 6] onderstaande sms-berichten naar elkaar [80] :
21:24 uur (sessienummer 053) van [medeverdachte 6] naar [verdachte] : Ik ben er in tien min
21:47 uur (sessienummer 055) van [verdachte] naar [medeverdachte 6] : Ik ben af weg daar zie je morgen
21:49 uur (sessienummer 056) van [medeverdachte 6] naar [verdachte] : Oeh zo verlengen we wel te lang
als ites moet doen wilde dit morgen al achter de rug hebben
21:51 uur (sessienummer 057) van [verdachte] naar [medeverdachte 6] : Ja ik was tot 9 uur hier maar moest
wat doen zie we morgen
21:52 uur (sessienummer 058) van [medeverdachte 6] naar [verdachte] : Vroeg dan of niet?
21:52 uur (sessienummer 059) van [verdachte] naar [medeverdachte 6] : 12 rond?
21:55 uur (sessienummer 060) van [medeverdachte 6] naar [verdachte] : Als je eerder kan en plak die ding
vandaag als het kan is morgen al jackpot ik ga auto verplaatsen staat er telang
21:56 uur(sessienummer 061)van [verdachte] naar [medeverdachte 6] : 0k zie je morgen
21:57 uur (sessienummer 062) van [medeverdachte 6] naar [verdachte] : Liefst tien uur
21:57 uur (sessienummer 063) van [verdachte] naar [medeverdachte 6] Doe me best
21:58 uur (sessienummer 064) van [medeverdachte 6] naar [verdachte] : Okey
Op 1 maart 2016 na het opwaarderen van de beltegoeden van de simkaart in het baken en de controletelefoon in Zaandam, verplaatsen zowel het baken als de controletelefoon zich via Amsterdam naar IJsselstein. Om 02:29 uur straalt de controletelefoon de zendmast aan de
[straatnaam 17] in IJsselstein aan. Om 02:55 uur straalt de controletelefoon een zendmast in Nieuwegein aan, terwijl het baken de zendmast aan de [straatnaam 17] te IJsselstein aanstraalt. De controletelefoon verplaatst zich daarna naar Beverwijk waar hij om 06:21 uur gebruik maakt van de zendmast aan de [straatnaam 18] . Zowel de woning van verdachte als van medeverdachte [medeverdachte 6] vallen binnen het bereik van deze zendmast. Het baken maakt op dat moment nog steeds gebruik van de zendmast aan de [straatnaam 17] te IJsselstein. Na 20:50 uur op 1 maart 2016 zijn van zowel verdachte als van medeverdachte [medeverdachte 6] geen zichtbare telefonisch contacten meer waarbij de zendmastgegevens zichtbaar zijn. [81]
Tussen 13:30 uur en 18:32 uur op 2 maart 2016 vallen zowel de telefoons van verdachte en vanaf 13:47 uur ook die van medeverdachte [medeverdachte 6] , als de controletelefoon met name onder het bereik van de zendmasten/Cell-ID’s welke zich op de locaties [straatnaam 18] , [straatnaam 19] en de [straatnaam 20] te Beverwijk bevinden. [82] Om 13:47 uur die dag maken zowel de telefoon van verdachte als de controletelefoon telefonisch contact waarbij zij beiden onder een Cell-ID vallen op de locaties [straatnaam 19] te Beverwijk met een zendrichting van 60 graden. [83]
Tussenconclusie
Het is de rechtbank bekend dat het begrip ‘plakken’ een term is die zowel door politie als ook in het criminele circuit gebruikt wordt voor het plaatsen van een baken in of aan een voertuig. Uit de bovengenoemde sms-berichten rijst het vermoeden dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 6] het op 28 februari 2016 hebben over het plakken van een baken. Nu verdachte geen verklaring heeft gegeven die een ander licht kunnen werpen op deze sms-berichten, zal de rechtbank hier dan ook vanuit gaan.
Gelet op het feit dat op 2 maart 2016 tot 02;29 uur de controletelefoon en het baken van dezelfde zendmasten gebruik maken en dit niet meer het geval is na 02:55 uur tot ongeveer 19:30 uur die dag, concludeert de rechtbank dat het baken tussen 02:29 uur en 02:55 uur onder de auto van [slachtoffer 1] is geplakt. De rechtbank vindt het hierbij opmerkelijk dat juist vanaf het moment dat op basis van de zendmastgegevens te zien is dat de controletelefoon zich vanuit Amsterdam naar IJsselstein en weer terug naar Beverwijk begeeft en daar valt onder het bereik van de zendmast waaronder ook de woningen van verdachte en medeverdachte [medeverdachte 6] zich bevinden, de telefoons van verdachte en medeverdachte [medeverdachte 6] blijkbaar uitstaan en geen contact maken met zendmasten.
Voorts kan op basis van het aanstralen van de verschillende zendmasten op 2 maart 2016 vanaf 13:30 uur tot ongeveer 18:30 uur door zowel de telefoons van verdachte als van medeverdachte [medeverdachte 6] als die van de controletelefoon naar het oordeel van de rechtbank geconcludeerd worden dat de controletelefoon gedurende die periode steeds in het bezit was van verdachte dan wel medeverdachte [medeverdachte 6] .
Hoewel niet vast te stellen is dat verdachte het baken onder de auto van [slachtoffer 1] heeft geplaatst, dringt zich naar het oordeel van de rechtbank uit de bovengenoemde feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien en in combinatie met de omstandigheid dat de sms-berichten hebben plaatsgevonden in de dagen voorafgaand aan de dag waarop het baken onder de auto van [slachtoffer 1] is geplaatst, het beeld op dat verdachte in elk geval een directe betrokkenheid heeft gehad in het plaatsen van het baken onder de auto van [slachtoffer 1] .
Observatie op 2 maart 2016
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij op 2 maart 2016 in de avond tussen 18:00 uur en 22:00 uur les had in een gebouw naast de [Moskee] in Overvecht. [slachtoffer 1] denkt dat hij daar was met zijn eigen auto, de Audi A3. [84]
Vanuit opgenomen telefonische communicatie en observatie op 2 maart 2016 komt het volgende naar voren. Verdachte belt rond 20:00 uur medeverdachte [medeverdachte 5] op en zegt dat hij naar de [straatnaam 21] in Utrecht moet komen. In het tweede gesprek vraagt de verdachte of medeverdachte [medeverdachte 5] in de Alfa is gekomen, hetgeen wordt bevestigd. Tijdens dit gesprek maakt de telefoon van verdachte verbinding met een zendmast aan de [straatnaam 22] te Utrecht. [85]
Door het observatieteam wordt gezien dat verdachte in een BMW zit, waar medeverdachte [medeverdachte 6] later instapt en dat de BMW vervolgens parkeert op de [straatnaam 23] . Verdachte stapt uit en loopt naar de Alfa. Vervolgens wordt een paar keer heen en weer gelopen tussen de twee auto’s. Vervolgens wordt gezien dat [medeverdachte 6] in de BMW wegrijdt en dat verdachte om 20:24 uur als passagier in de Alfa stapt. [86]
Verdachte en medeverdachte [medeverdachte 6] versturen vervolgens berichten naar elkaar met de volgende inhoud [87] :
21:48 uur (sessienummer 308) van [medeverdachte 6] naar [verdachte] : Duurt wel lang
21:49 uur (sessienummer 310) van [verdachte] naar [medeverdachte 6] : ja we blijven nog ff
21:53 uur (sessienummer 311) van [medeverdachte 6] naar [verdachte] : Ik heb geen haast
21:55 uur (sessienummer 312) van [verdachte] naar [medeverdachte 6] : We blijven nog if dan word het duidelijk
22:11 uur (sessienummer 313) van [verdachte] naar [medeverdachte 6] : Gaan al een beetje autos weg daar?
22:12 uur (sessienummer 314) van [medeverdachte 6] naar [verdachte] : Ja
22:13 uur (sessienummer 315) van [verdachte] naar [medeverdachte 6] : Kijk goed wie gaat rijden en onthou
22:14 uur (sessienummer 316) van [medeverdachte 6] naar [verdachte] : Nee gaat niet
22:17 uur (sessienummer 317) van [verdachte] naar [medeverdachte 6] : Je kan wat dicht bij ken je niet
22:20 uur (sessienummer 318) van [verdachte] naar [medeverdachte 6] : Is hij nog
De telefoon van verdachte en die van medeverdachte [medeverdachte 6] maken gedurende deze sms-berichten verbinding met de zendmast aan de [straatnaam 22] 1 in Utrecht.
22:54 uur (sessienummer 319) van [medeverdachte 6] naar [verdachte] : Nee waar ben je
23:01 uur (sessienummer 321) van [verdachte] naar [medeverdachte 6] : Ik ben waar ik gister zat
23:02 uur (sessienummer 325) van [medeverdachte 6] naar [verdachte] : Okey
De telefoon van verdachte maakt bij deze sms-berichten verbinding met de zendmast aan de
[straatnaam 24] in Nieuwegein en de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 6] maakt bij deze sms-berichten verbinding met de zendmast aan de [straatnaam 17] 44 in IJsselstein.
Op 2 maart 2016 tussen 19:23 en 22:20 uur vallen zowel het baken als de controletelefoon als de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 6] onder het bereik van de zendmast op de [straatnaam 22] 1 te Utrecht. Ook de telefoon van verdachte valt, behalve tussen 20:15 uur en 21:48 uur (dan onder het bereik van de zendmast aan de [straatnaam 25] te Utrecht), gedurende dit tijdsbestek onder het bereik van deze zendmast. [88]
Na 22:30 verplaatsen het baken, de controletelefoon en de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 6] zich naar IJsselstein. Daar vallen zij vanaf 22:49 uur allen onder het bereik van de zendmast aan de [straatnaam 17] 44 te IJsselstein. De telefoon van verdachte valt op dat moment onder het bereik van een zendmast aan de [straatnaam 24] te Nieuwegein. Om 23:47 straalt de controletelefoon een zendmast aan bij Schiphol. Het baken valt op dat moment nog onder het bereik van de zendmast aan de [straatnaam 17] 44 te IJsselstein.
Tussenconclusie
De inhoud van bovengenoemde sms-berichten mede in het licht bezien van de eerdere tussenconclusie van de rechtbank dat verdachte betrokken is geweest bij de aankoop van de Vito en het plaatsen van het baken onder de auto van [slachtoffer 1] , vragen om een verklaring van de zijde van verdachte. Nu verdachte geen verklaring heeft gegeven die een ander licht kunnen werpen op de inhoud van de genoemde sms-berichten en gelet op het feit dat een en ander heeft plaatsgevonden de dag voorafgaand aan de poging tot ontvoering van [slachtoffer 1] , is de rechtbank van oordeel dat vast staat dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 6] op 2 maart 2016 in Utrecht [slachtoffer 1] hebben geobserveerd en dat medeverdachte [medeverdachte 6] [slachtoffer 1] naar IJsselstein is gevolgd.
Poging ontvoering 3 maart 2016
Op 3 maart 2016 omstreeks 22;08 uur heeft de poging tot ontvoering van [slachtoffer 1] plaatsgevonden. [slachtoffer 1] heeft verdachte niet herkend op foto’s als iemand die hij kent.
Uit tapgegevens blijkt dat het toestel met daarin het nummer eindigend op -4917 dat in gebruik was bij verdachte na 3 maart 2016 14.04 uur niet meer in gebruik is geweest. Op 3 maart 2016 vanaf 14.49 uur begint de verdachte weer gebruik te maken van zijn nummer eindigend op -7808. Tevens is op die dag in een telefoon die in beslag is genomen in de woning van verdachte, het telefoonnummer eindigend op -1491 in gebruik genomen, welke alleen op de dag van de poging ontvoering gebruikt is. [89]
De Vito komt om 20:59 uur aan in IJsselstein en rijdt direct naar de [straatnaam 6] . De controletelefoon valt tussen 21:16 uur en 21:24 onder het bereik van de zendmast op de
[straatnaam 17] 44 te IJsselstein. Om 22:12 uur valt de controletelefoon onder het bereik van de zendmast aan de [straatnaam 22] 1 te Utrecht. Van 22:24 – 22:26 uur valt de controletelefoon onder het bereik van de zendmast aan de [straatnaam 25] te Utrecht, waaronder rond dezelfde tijd ook de telefoons van verdachte met nummers eindigend op
-1491 en -7808 vallen. [90]
Tussenconclusie
De verdachte is ten tijde van de poging tot ontvoering niet te plaatsen op de [straatnaam 6] . De rechtbank acht het opmerkelijk dat de telefoons van de verdachte in ieder geval na het tijdstip van de poging tot ontvoering gebruik maken van dezelfde zendmast als de controletelefoon.
Eindconclusie ten aanzien van feit 2: zaaksdossier Ruimte
De onderzoeksresultaten waaruit de betrokkenheid van de verdachte bij de poging tot ontvoering naar voren komt zoals hierboven in tussenconclusies van de rechtbank reeds is verwoord, schreeuwen om een verklaring van de verdachte. De verdachte heeft bij de politie en ook bij de rechter-commissaris zich echter beroepen op zijn zwijgrecht. Ook is verdachte niet ter terechtzitting verschenen om aldaar alsnog gebruik te maken van de gelegenheid een verklaring af te leggen.
Gelet op alle onderzoeksresultaten en op het feit dat verdachte geen verklaring heeft gegeven die mogelijk een ander licht kan werpen op de hierboven vermelde onderzoeksresultaten, houdt de rechtbank het erop dat verdachte betrokken is geweest bij de poging tot ontvoering van [slachtoffer 1] .
Betrokkenheid van de verdachte te kwalificeren als medeplegen?
Nu uit de onderzoeksresultaten niet blijkt van de aanwezigheid van verdachte tijdens de poging tot ontvoering zelf, dient volgens de jurisprudentie van de Hoge Raad beoordeeld te worden of wel zo nauw en bewust is samengewerkt bij het strafbare feit dat van medeplegen kan worden gesproken. Hierbij dient in het bijzonder aandacht te worden besteed aan de vraag of de bijdrage van verdachte van voldoende gewicht is geweest.
Uit de hierboven genoemde feiten en omstandigheden staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat verdachte een initiërende en sturende rol heeft gehad in de voorbereiding van de poging tot ontvoering en dat hij bij elke fase hiervan direct betrokken is geweest. Zo is de verdachte betrokken geweest bij de aanschaf van de Vito die gebruikt is bij de poging tot ontvoering en blijkt uit de gesprekken tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 5] dat hij een sturende rol heeft. Verdachte heeft met medeverdachte [medeverdachte 6] gesproken over het plakken van een baken en verdachte heeft de simkaart van het baken in zijn eigen telefoon opgewaardeerd en ook de controletelefoon opgewaardeerd. Met het baken en de controletelefoon kon verdachte steeds controleren waar de auto van [slachtoffer 1] en waarschijnlijk dus ook [slachtoffer 1] zelf zich bevond. Voorts heeft verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte 6] de dag voor de poging tot ontvoering [slachtoffer 1] geobserveerd.
Deze bijdrage van verdachte is naar het oordeel van de rechtbank van meer dan voldoende gewicht om het ontbreken van enige rol in de uitvoering van de poging tot ontvoering te compenseren.
Gelet op alle feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte tezamen en in vereniging met anderen geprobeerd heeft op 3 maart 2016 [slachtoffer 1] wederrechtelijk van zijn vrijheid te beroven.
3.14
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat:
1.
hij in de periode van
17april 2014 t/m
13 mei 2016te Beverwijk en Purmerend en Hoofddorp en Amsterdam en Zevenhuizen en elders in Nederland, tezamen en in
vereniging met anderen van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt,
immers hebben verdachte en zijn mededaders van geldbedragen
- tot een bedrag van totaal €
1.355.810,06[ten laste van [bedrijf 1] B.V.] en
- tot een bedrag van
€ 168.000,48[ten laste van [bedrijf 2] B.V.]
de werkelijke aard en de herkomst verborgen en verhuld wie de rechthebbende op die geldbedragen zijn en
die geldbedragen verworven en voorhanden gehad en overgedragen en omgezet en van die geldbedragen gebruik gemaakt,
terwijl hij, verdachte wist dat het - onmiddellijk of middellijk - van misdrijf afkomstige geldbedragen betroffen;
2.
hij op 03 maart 2016 te IJsselstein tezamen en in vereniging met anderen ter uitvoering van het door hem en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid te beroven en beroofd te houden,
- die [slachtoffer 1] meermalen met een staaf, althans een hard voorwerp, op het hoofd en het lichaam heeft geslagen en daarbij
- getracht heeft die [slachtoffer 1] in een voertuig (te weten een Mercedes Vito) te trekken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben – op grond van hetgeen zij bewezen achten – gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren met aftrek van de tijd die verdachte reeds in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast hebben de officieren van justitie gevorderd om de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om de door de officieren van justitie gevorderde straf te matigen gelet op de ernst van de feiten en de rol van verdachte bij die feiten. Daarnaast heeft de raadsman verzocht om rekening te houden met eerdere veroordelingen van verdachte na de tenlastegelegde feiten. Ten slotte heeft de raadsman verzocht om de vordering tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis af te wijzen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Verdachte heeft zich gedurende ruim twee jaar schuldig gemaakt aan het medeplegen van gewoontewitwassen van ruim € 1.500.000. Verdachte heeft daarbij een initiërende en belangrijke rol gehad. Door zijn handelen heeft verdachte structureel en actief meegewerkt aan het faciliteren van de verkoop van grote partijen gestolen goederen met een legale herkomst. Ook heeft verdachte de opbrengsten daarvan geïncasseerd. Verdachte heeft hiermee niet alleen aangetoond geen respect te hebben voor andermans eigendommen, maar ook bijgedragen aan het in stand houden van een afzetmarkt voor gestolen goederen.
Daarnaast heeft verdachte als initiatiefnemer en medepleger [slachtoffer 1] gepoogd met geweld te ontvoeren. Als voorbereiding heeft hij [slachtoffer 1] geobserveerd en laten observeren. Daarbij werd gebruik gemaakt van een peilbaken, zodat verdachte de gangen van [slachtoffer 1] kon nagaan. Verdachte heeft door zijn handelen een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer 1] en ook op zijn persoonlijke levenssfeer en bewegingsvrijheid. Bovendien worden door dit soort handelingen gevoelens van onveiligheid aangewakkerd, zeker nu dit onder het oog van de partner van [slachtoffer 1] , zijn kind en diverse omstanders op/aan de openbare weg heeft plaatsgevonden. De rechtbank rekent dit alles verdachte in ernstige mate aan.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel Justitiële Documentatie betreffende verdachte van 2 februari 2018, waaruit volgt dat verdachte in de vijf jaar voorafgaand aan de bewezen verklaarde feiten meerdere malen is veroordeeld voor geweldsmisdrijven en een vermogensdelict.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmaat tot uitgangspunt genomen de straffen die in soortgelijke zaken gewoonlijk worden opgelegd, zoals onder meer neergelegd in de door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) vastgestelde oriëntatiepunten voor de straftoemeting.
Al het voorgaande in aanmerking nemende, acht de rechtbank een gevangenisstraf van dertig maanden ten aanzien van het witwassen en achttien maanden voor de poging tot ontvoering – tezamen achtenveertig maanden – op haar plaats. Aangezien de rechtbank verdachte vrij zal spreken van feit 3 en van het witwassen van de motorfiets, zal de rechtbank aan verdachte een lagere gevangenisstraf opleggen dan door de officieren van justitie is geëist.

7.Voorlopige hechtenis

De officieren van justitie hebben gevorderd dat de schorsing van de voorlopig hechtenis wordt opgeheven. De voorlopige hechtenis van verdachte is met ingang van 13 december 2016 onder voorwaarden geschorst. Eén van de voorwaarden was dat verdachte moest verschijnen ter terechtzitting. Hoewel de oproeping in persoon is betekend, is verdachte - zonder opgave van redenen - ter terechtzittingen van 19 tot en met 22 maart 2018 niet verschenen. De rechtbank stelt dan ook vast dat verdachte zijn schorsingsvoorwaarden heeft overtreden en ziet hierin en in het feit dat een lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd voor ernstige strafbare feiten aanleiding de schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte op te heffen.

8.De inbeslaggenomen goederen

8.1
De vordering van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben gevorderd dat de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen (beslaglijst, die als bijlage aan dit vonnis is gehecht) onder 1 tot en met 15 en 20 tot en met 22 genummerde voorwerpen zullen worden verbeurdverklaard.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich niet uitgelaten over de inbeslaggenomen voorwerpen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Nu het belang van de strafvordering zich daartegen niet verzet, zal de rechtbank de teruggave gelasten van het op de beslaglijst onder 1 genummerde voorwerp aan verdachte en het onder 3 genummerde voorwerp aan [betrokkene 9] .
De rechtbank zal de op de beslaglijst onder 2, 4 tot en met 15 en 20 tot en met 22 genummerde voorwerpen, verbeurdverklaren. Deze voorwerpen zijn voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien deze voorwerpen aan verdachte toebehoren en deze voorwerpen geheel of grotendeels door middel van het onder 1 bewezenverklaarde strafbare feit zijn verkregen dan wel met betrekking tot deze voorwerpen het onder 2 bewezenverklaarde feit is begaan. Bij de vaststelling van deze bijkomende straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 45, 47, 57, 63, 282 en 420ter van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 3 tenlastegelegde feit heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de onder 1 en 2 primair tenlastegelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.14 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
medeplegen van het plegen van witwassen een gewoonte maken;
ten aanzien van feit 2:
poging tot het medeplegen van het opzettelijk iemand van de vrijheid beroven;
verklaart het bewezenverklaarde en verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 48 (ACHTENVEERTIG) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
heft op deschorsingvan het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte;
gelast de teruggave aan van het op de beslaglijst onder 1 genummerde voorwerp, te weten:
verklaart verbeurd de op de beslaglijst onder 2 en 4 tot en met 15, en 20 tot en met 22 genummerde voorwerpen, te weten:
gelast de teruggave aan de rechthebbende [betrokkene 9] van het op de beslaglijst onder 3 genummerde voorwerp, te weten:
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.P. Verbeek, voorzitter,
mr. J. Holleman, rechter,
mr. N.I.S. Wallet, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. B. Schaafsma, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 13 april 2018.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal zaaksdossier witwassen met onderzoeksnummer DHRAA15036 van de Dienst Regionale Recherche, Eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd p. 1 t/m 1334)
2.Proces-verbaal van bevindingen p. 273
3.Geschriften p. 624 en 632, een verklaring van een getuige p. 805, een verklaring van een getuige p. 559, proces-verbaal van bevindingen p. 210
4.Proces-verbaal van bevindingen p. 23
5.Proces-verbaal van bevindingen p. 223
6.Proces-verbaal van bevindingen p. 268
7.Proces-verbaal van bevindingen p. 270
8.Proces-verbaal van bevindingen p. 575-646 en p. 662
9.Proces-verbaal van bevindingen p. 223-244
10.Proces-verbaal van bevindingen p. 578
11.Proces-verbaal van bevindingen p. 30-31
12.Proces-verbaal van bevindingen p. 31-37
13.Proces-verbaal van bevindingen p. 37-38
14.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 303
15.Proces-verbaal van bevindingen p. 577
16.Een geschrift p. 1189
17.Proces-verbaal van bevindingen p. 798
18.Proces-verbaal van bevindingen p. 799-800, 913-958, 1204-1216
19.Proces-verbaal van bevindingen p. 1217
20.Proces-verbaal van bevindingen p. 1196
21.Proces-verbaal van bevindingen p. 23 en p. 67
22.Een geschrift p. 98
23.Proces-verbaal van bevindingen Algemeen Dossier p. 28-29
24.Proces-verbaal van bevindingen p. 798
25.Proces-verbaal van bevindingen p. 214, verklaringen van getuigen p. 539-541, 556-559, 803-805
26.Proces-verbaal van bevindingen p. 107-110
27.Proces-verbaal van bevindingen, p. 111-112
28.Proces-verbaal van bevindingen, p. 129 en fotobijlagen, p. 131- 134
29.proces-verbaal van bevindingen, p. 1078
30.Verklaring van verdachte, p. 886
31.Verklaring van verdachte p. 884-896
32.verhoor van verdachte p. 889
33.Verklaring van getuige afgelegd bij de rechter-commissaris d.d. 12 april 2017
34.Verklaring van getuige afgelegd bij de rechter-commissaris d.d. 1 februari 2017
35.Verklaring van getuige afgelegd bij de rechter-commissaris d.d. 12 april 2017
36.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit, tenzij anders vermeld, de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer 2015-209439, zaaksdossier genaamd ‘Ruimte’, van de politie eenheid Den Haag, Dienst Regionale Recherche, met bijlagen (doorgenummerd p. 1 t/m 1145)
37.Proces-verbaal van aangifte, p. 24-30 en aanvullend verhoor, p. 31-35
38.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 5] , p. 38-39
39.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 6] , p. 41
40.Proces-verbaal van bevindingen van identificatie, p. 84 van zaakdossier ‘King’
41.Proces-verbaal, p. 419 algemeen dossier
42.Proces-verbaal van bevindingen, p. 189-190
43.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 5] , p. 618
44.Proces-verbaal van bevindingen, p. 149
45.Proces-verbaal van bevindingen controletelefoon, p. 869-870
46.Proces-verbaal van relaas, blz. 15
47.Overzicht bakengegevens Vito, blz. 276-287
48.Overzicht bakengegevens Vito, blz. 425-430
49.Proces-verbaal van bevindingen, p. 106
50.Proces-verbaal van bevindingen, p. 74
51.Proces-verbaal van bevindingen, p. 76
52.Proces-verbaal van bevindingen, p. 76
53.Proces-verbaal van bevindingen, p. 107
54.Proces-verbaal van bevindingen, p. 108
55.Proces-verbaal van bevindingen, p. 75
56.Proces-verbaal van bevindingen, p. 79
57.Proces-verbaal van bevindingen, p. 102
58.Proces-verbaal van bevindingen, p. 105
59.Proces-verbaal van bevindingen, p. 104
60.Proces-verbaal van bevindingen, p. 80-81
61.Proces-verbaal van bevindingen, p. 104
62.Proces-verbaal van bevindingen, p. 104-105
63.Proces-verbaal van bevindingen, p. 107
64.Proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 10] , p. 534-540
65.Proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 11] , p. 1073- 1080
66.Proces-verbaal sporenonderzoek, p. 140
67.Proces-verbaal biologisch vooronderzoek, p. 141
68.Proces-verbaal van onderzoek GPS-tracker, p. 143-144
69.Proces-verbaal van bevindingen peilbakens [straatnaam 14] vs baken [slachtoffer 1] , p. 451-452
70.Een geschrift, te weten een excelsheet van de bakensim
71.Proces-verbaal van bevindingen historische verkeersgegevens, p. 546-547
72.Proces-verbaal van bevindingen controletelefoon, p. 867
73.Proces-verbaal van bevindingen, p. 244-245
74.Proces-verbaal van bevindingen controletelefoon, p. 870
75.Proces-verbaal bevindingen onderzoek Nokia 108 (RM-945), p. 732-733
76.Proces-verbaal onderzoek in de Opel Vivaro 74-BB-DB, p. 548
77.Proces-verbaal van bevindingen m.b.t. aantreffen simkaarthouder, p. 728-729
78.Proces-verbaal van observatie, p. 1107
79.Proces-verbaal van bevindingen, 1 maart 2016, p. 244
80.Proces-verbaal van bevindingen, p. 165
81.Proces-verbaal van bevindingen controletelefoon, p. 870-872
82.Proces-verbaal van bevindingen controletelefoon, p. 874-876
83.Proces-verbaal van bevindingen controletelefoon, p. 876
84.Proces-verbaal van verhoor aangever, p. 489
85.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 maart 2016, p. 297
86.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 maart 2016, p. 298
87.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 maart 2016, p. 298-299
88.Proces-verbaal van bevindingen controletelefoon, p. 877-878
89.Proces-verbaal onderzoek historische gegevens, p. 904-905
90.Proces-verbaal van bevindingen controletelefoon, p. 894-896