3.4De beoordeling van de tenlastelegging
Er is geen direct bewijs voorhanden dat leidt tot vaststelling van de identiteit van de daders die op 3 maart 2016 getracht hebben [slachtoffer] in de Mercedes Vito te trekken en aldus hebben geprobeerd [slachtoffer] te ontvoeren. De rechtbank ziet zich aldus geplaatst voor de vraag of uit de bewijsmiddelen, zoals die zijn gepresenteerd door de officieren van justitie, niettemin kan worden afgeleid dat het verdachte is geweest die bij deze poging tot ontvoering betrokken is geweest en zo ja, waaruit die betrokkenheid heeft bestaan en of deze van voldoende gewicht is geweest om verdachte’s handelen te kunnen kwalificeren als medeplegen.
De verklaring van [slachtoffer]
Op 3 maart 2016 omstreeks 22:08 uur kwam [slachtoffer] samen met zijn vrouw en kind thuis op de [straat 1] te IJsselstein. Toen hij zijn auto had geparkeerd, zag hij uit tegengestelde richting een witte Mercedes Vito aan komen rijden. De verlichting van de Mercedes Vito stond uit. De Mercedes Vito stopte naast zijn auto. [slachtoffer] is uit zijn auto gestapt en hij zag vanuit de Mercedes Vito een man met bivakmuts op, aan komen lopen. Deze man (verder te noemen: man 1) was blank dan wel licht getint, tussen 1.80 en 1.85 m lang en had een breed postuur. Man 1 probeerde [slachtoffer] vast te pakken en [slachtoffer] zag dat de schuifdeur van de Mercedes Vito open stond. Naast de schuifdeur stond nog een man (verder te noemen: man 2). Deze man had ook een bivakmuts op en was tussen de 1.70 en 1.75 m lang en had een dun postuur. Man 2 had een stalen pijp in zijn hand en sloeg [slachtoffer] tegen het oor. [slachtoffer] viel op de grond en kreeg nog een aantal klappen. Beide mannen probeerden [slachtoffer] vast te pakken. Toen de buurvrouw van [slachtoffer] zijn naam riep, gingen de twee mannen er in de Mercedes Vito vandoor. [slachtoffer] heeft geen idee waarom iemand hem zou willen ontvoeren.
De verklaringen van getuigen
[getuige 1] , de vrouw van [slachtoffer] , heeft overeenkomstig de aangifte van [slachtoffer] verklaard en heeft tevens verklaard dat man 1 tegen [slachtoffer] zei dat hij mee moest lopen.
[getuige 2] , de buurvrouw van [slachtoffer] , heeft verklaard over een oude witte bus die zij eerder die avond van 3 maart 2016 rond 21.00 uur op de [straatnaam 1] heeft zien staan.
Telefoonnummers van verdachte en medeverdachten
Verdachte heeft gebruik gemaakt van het telefoonnummer [nummer 1] .Uit analyse van de historische verkeersgegevens van dit telefoonnummer blijkt dat dit alleen gebruikt is in de periode van 27 februari 2016 tot en met 3 maart 2016. Deze periode komt overeen met de voorbereiding van de poging ontvoering van [slachtoffer] en de poging zelf.
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft gebruik gemaakt van de telefoonnummers [nummer 2]en [nummer 3] .
Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft gebruik gemaakt van telefoonnummer [nummer 4] .
Het nummer eindigend op -4933 in gebruik van verdachte maakt alleen contact met nummer eindigend op -4719, in gebruik bij medeverdachte [medeverdachte 1] . Het nummer eindigend op
-4719, in gebruik bij medeverdachte [medeverdachte 1] , maakt gedurende het gebruik nagenoeg alleen contact met het nummer eindigend op -4933 in gebruik bij verdachte. Tevens werden alleen sms-berichten naar elkaar verzonden om elkaar ergens te ontmoeten.
Verdachte heeft verklaard dat hij zijn best doet om niet getapt te worden en dat hij daarom bij communicatie via de telefoon gebruik maakt van encryptie en PGP-telefoons en als dat niet mogelijk is gebruik maakt van 1 op 1 telefoons.
De Mercedes Vito met kenteken [kenteken]
Op 18 februari 2016 om 17.23 uur is een Mercedes Vito met kenteken [kenteken] (verder te noemen: de Vito) op naam gesteld van [betrokkene] .
Omdat de politie het vermoeden had dat de Vito gebruikt zou gaan worden voor criminele activiteiten, is onder de Vito een peilbaken geplaatst.Het overzicht van de bakengegevens van de Vito bevinden zich in het dossier voor de periode van 28 februari 2016 tot en met 4 maart 2016. De Vito heeft zich in de periode van 28 februari 2016 tot 1 maart 2016 met name in en rondom Amsterdam verplaatst. Opvallend is dat op 1 maart 2016 tussen 00.06 uur en 00:46 uur de Vito vanuit Amsterdam naar IJsselstein is gereden. De Vito bevindt zich dan tussen 00:46 uur en 1:26 uur in IJsselstein om vervolgens weer terug te rijden naar Amsterdam.
Op 3 maart 2016 is de Vito vanuit Beverwijk naar IJsselstein gereden en daar rond 21.00 uur aangekomen. Ten tijde van de poging tot ontvoering welke plaats vond rond 22.08 uur op de [straat 1] te IJsselstein, bevond de Vito zich op de [straat 2] en de [straat 1] . Daarna is de Vito naar Benschop gereden, waar die tussen 22.19 uur en 02.34 uur op 4 maart 2016 stil heeft gestaan. Daarna is de Vito naar Amsterdam gereden. Daar heeft de Vito tussen 03.17 uur en 03.26 uur stil gestaan op de [straatnaam 2] om vervolgens naar de Leusdenhof te rijden.
Tussenconclusie
Gezien bovenstaande bevindingen, de verklaringen van [slachtoffer] en de getuigen, is de Vito die eerder op 18 februari 2016 is aangeschaft gebruikt bij de poging tot ontvoering.
Betrokkenheid medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] bij aankoop van de Vito
Op basis van tapgesprekken en observaties verricht door de politie concludeert de rechtbank dat medeverdachte [medeverdachte 1] en medeverdachte [medeverdachte 2] direct betrokken zijn geweest bij de aankoop van de Vito en dat zij hun betrokkenheid hierbij hebben willen maskeren door de koop van de Vito door anderen te laten verrichten, de auto ook op naam van een ander te laten zetten en de Vito door anderen naar Amsterdam te laten rijden.
Betrokkenheid verdachte bij de Vito
Op 2 maart 2016 wordt gezien dat medeverdachte [medeverdachte 3] in de Vito rijdt en dat hij gebruik maakt van hetzelfde portiek als waar verdachte woonachtig is, namelijk [straatnaam 3] in Beverwijk. Ook is tijdens de observatie gezien dat medeverdachte [medeverdachte 3] en verdachte contact met elkaar hebben en verdachte is bij de Vito gezien.Uit het bovenstaande wordt geconcludeerd dat verdachte betrokken is geweest bij de Vito.
Plaatsen baken
Op 28 februari 2016 sturen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] onderstaande sms-berichten naar elkaar.
21:24 uur (sessienummer 053) van [verdachte] naar [medeverdachte 1] : Ik ben er in tien min
21:47 uur (sessienummer 055) van [medeverdachte 1] naar [verdachte] : Ik ben af weg daar zie je morgen
21:49 uur (sessienummer 056) van [verdachte] naar [medeverdachte 1] : Oeh zo verlengen we wel te lang
als ites moet doen wilde dit morgen al achter de rug hebben
21:51 uur (sessienummer 057) van [medeverdachte 1] naar [verdachte] : Ja ik was tot 9 uur hier maar moest
wat doen zie we morgen
21:52 uur (sessienummer 058) van [verdachte] naar [medeverdachte 1] : Vroeg dan of niet?
21:52 uur (sessienummer 059) van [medeverdachte 1] naar [verdachte] : 12 rond?
21:55 uur (sessienummer 060) van [verdachte] naar [medeverdachte 1] : Als je eerder kan en plak die ding
vandaag als het kan is morgen al jackpot ik ga auto verplaatsen staat er telang
21:56 uur(sessienummer 061)van [medeverdachte 1] naar [verdachte] : Ok zie je morgen
21:57 uur (sessienummer 062) van [verdachte] naar [medeverdachte 1] : Liefst tien uur
21:57 uur (sessienummer 063) van [medeverdachte 1] naar [verdachte] Doe me best
21:58 uur (sessienummer 064) van [verdachte] naar [medeverdachte 1] : Okey
Verdachte heeft met betrekking tot de bovengenoemde sms-berichten verklaard dat dit ging om het verkopen van een auto en dat het ook mogelijk over andere onoorbare dingen ging waar hij verder niet over wil verklaren.
Tussenconclusie
Het is de rechtbank bekend dat het begrip ‘plakken’ een term is die zowel door politie als ook in het criminele circuit gebruikt wordt voor het plaatsen van een baken in of aan een voertuig. Op grond van bovengenoemde sms-berichten is het aannemelijk dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] het op 28 februari 2016 hebben over het plakken van een baken onder de auto van [slachtoffer] . De verklaring van verdachte dat dit ging over het verkopen van een auto heeft de politie niet verder kunnen onderzoeken, omdat verdachte geen nadere informatie hierover heeft willen verstrekken. Naar het oordeel van de rechtbank had verdachte hierover wel nadere informatie kunnen geven waarmee hij anderen niet zou belasten, al was het alleen maar bijvoorbeeld over het type auto zelf. Nu verdachte geen aannemelijke verklaring heeft gegeven voor deze sms-berichten, gaat de rechtbank er bij de verdere beoordeling van uit dat de gesprekken gaan over het plaatsen van het baken onder de auto van [slachtoffer] .
Baken en controle telefoon
Onder de auto van [slachtoffer] is immers een baken commercieel (hierna: baken) aangetroffen.In het baken zat een simkaart.Het baken was van het merk en type Coban-104 en had een Imei-nummer [Imei-nummer 1] . In het baken zat een simkaart van het merk Lebara met Imsi-nummer [Imei-nummer 2] .
Uit onderzoek is gebleken dat aan de simkaart het nummer [bakennummer] (hierna: bakennummer) gekoppeld was. Uit analyse van dit telefoonnummer is gebleken dat deze op 1 maart 2016 om 20:02 uur in gebruik is genomen dan wel is geactiveerd en in gebruik is geweest tot en met 3 maart 2016 22.37 uur. In het proces-verbaal is een tijdstip genoemd van 02.02 uur. Uit het overzicht van deze simkaart is echter gebleken dat dit 20.02 uur moet zijn.Ten tijde van de opwaardering van dit nummer bevond deze zich onder het bereik van de zendmast op de [laan] in Zaandam. Ten tijde van het opwaarderen van het beltegoed van dit telefoonnummer was de simkaart geplaatst in een mobiele telefoon met Imei-nummer [Imei-nummer 3] . Dit betreft een telefoon van het merk Nokia 108 (RM-945). Uit analyse van dit Imei-nummer is gebleken dat in dit toestel oorspronkelijk een simkaart zat met het nummer eindigend op -4719. Deze simkaart wordt op 1 maart 2016 voor korte tijd vervangen door de simkaart met het bakennummer. Na het opwaarderen wordt de oorspronkelijke simkaart met het nummer eindigend op -4719 weer in het toestel gedaan. Zoals hierboven overwogen maakte medeverdachte [medeverdachte 1] destijds gebruik van de mobiele telefoon met het Imei-nummer eindigend op -5140 en het telefoonnummer eindigend op -4719.
Na analyse van het bakennummer is te zien dat hierop na activatie alleen ingebeld wordt door het telefoonnummer eindigend op -0607. Analyse van dit laatste telefoonnummer heeft opgeleverd dat dit telefoonnummer gedurende het gebruik in een telefoon van het merk Samsung Galaxy Note 2 (GT-N7100) met Imei-nummer [Imei-nummer 4] zat (hierna: controletelefoon).
Uit analyse van het bakennummer en de controletelefoon is af te leiden dat met de controletelefoon wordt gebeld naar het bakennummer met het doel vast te stellen op welke locatie het baken zich bevindt.
Bij een doorzoeking op 21 juni 2016 in de woning aan de [straatnaam 3] te Beverwijk, de woning van verdachte, is een zwarte Nokia 108 (RM-945) aangetroffen. In deze telefoon zat een Lebara simkaart met het Imsi-nummer eindigend op 1145. Aan dit Imsi-nummer was telefoonnummer eindigend op -4719 gekoppeld, zijnde het nummer van medeverdachte [medeverdachte 1] . Uit het onderzoek blijkt dat de simkaart met dit nummer van medeverdachte [medeverdachte 1] alleen maar heeft gezeten in een telefoon met het Imei-nummer eindigend op
-5140. Dit betreft de Nokia 108 (RM-945) waarin ook de simkaart van het bakennummer is opgewaardeerd en welke in de woning van verdachte is aangetroffen.
Op 1 maart 2016 om 19.53 uur wordt met de controletelefoon gebeld om het beltegoed op te waarderen. Op dat moment gebruikt de controletelefoon de zendmast aan de [laan] te Zaandam.
Uit de sms-berichten tussen medeverdachte [medeverdachte 1] en verdachte die op 1 maart 2016 tussen 19.30 uur en 20.37 uur zijn verstuurd blijkt dat medeverdachte [medeverdachte 1] zich op dat moment in de omgeving van de MacDonalds bij het ziekenhuis in Zaandam bevond. In deze sms-berichten vraagt medeverdachte [medeverdachte 1] aan de verdachte om naar hem toe te komen. De [laan] in Zaandam is in de directe omgeving van de MacDonalds bij het ziekenhuis in Zaandam. De telefoon van [medeverdachte 1] maakt op 1 maart 2016 om 20.17 uur gebruik van de zendmast aan de [laan] te Zaandam.De telefoon van de verdachte maakt om 20.36 uur gebruik van dezelfde zendmast.Kort na het opwaarderen van de simkaarten van het baken en de controletelefoon door medeverdachte [medeverdachte 1] voegt verdachte zich bij hem.
Na het opwaarderen van de beltegoeden van de simkaart in het baken en de controletelefoon in Zaandam, verplaatsen zowel het baken als de controletelefoon zich via Amsterdam naar IJsselstein, de woonplaats van [slachtoffer] . Om 02.29 uur straalt de controletelefoon de zendmast aan de [straatnaam 4] in IJsselstein aan. Om 02.55 uur straalt de controletelefoon een zendmast in Nieuwegein aan, terwijl het baken de zendmast aan de [straatnaam 4] te IJsselstein aanstraalt. De controletelefoon verplaatst zich daarna naar Beverwijk waar hij om 06.21 uur gebruik maakt van de zendmast aan de [straatnaam 5] . Zowel de woning van verdachte als van medeverdachte [medeverdachte 1] vallen binnen het bereik van deze zendmast. Het baken maakt op dat moment nog steeds gebruik van de zendmast aan de [straatnaam 4] te IJsselstein. Na 20.50 uur op 1 maart 2016 zijn van zowel verdachte als van medeverdachte [medeverdachte 1] geen zichtbare telefonisch contacten meer waarbij de zendmastgegevens zichtbaar zijn.
Tussen 13:47 uur en 18.32 uur op 2 maart 2016 vallen zowel de telefoons van verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] als de controletelefoon met name onder het bereik van de zendmasten welke zich op de locaties [straatnaam 5] en [straatnaam 6] te Beverwijk bevinden.
Tussenconclusie
Gelet op het feit dat op 2 maart 2016 tot 02.29 uur de controletelefoon en het baken van dezelfde zendmasten gebruik maken en dit niet meer het geval is na 02.55 uur tot ongeveer 19.30 uur die dag, concludeert de rechtbank dat het baken tussen 02.29 uur en 02.55 uur onder de auto van [slachtoffer] is geplakt. De rechtbank vindt het hierbij opmerkelijk dat juist vanaf het moment dat op basis van de zendmastgegevens te zien is dat de controletelefoon zich vanuit Amsterdam naar IJsselstein en weer terug naar Beverwijk begeeft en daar valt onder het bereik van de zendmast waaronder ook de woningen van verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] zich bevinden, de telefoons van zowel verdachte als van medeverdachte [medeverdachte 1] blijkbaar uitstaan en geen contact maken met zendmasten.
Voorts kan op basis van het aanstralen van de verschillende zendmasten op 2 maart 2016 vanaf 13:47 uur tot ongeveer 18.30 uur door zowel de telefoons van verdachte als van medeverdachte [medeverdachte 1] als die van de controletelefoon naar het oordeel van de rechtbank geconcludeerd worden dat de controletelefoon gedurende die periode steeds in het bezit was van verdachte dan wel medeverdachte [medeverdachte 1] .
Hoewel niet vast te stellen is dat verdachte het baken onder de auto van [slachtoffer] heeft geplaatst, dringt zich naar het oordeel van de rechtbank uit de bovengenoemde feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien en in combinatie met de omstandigheid dat de sms-berichten over het plakken hebben plaatsgevonden in de dagen voorafgaand aan de dag waarop het baken onder de auto van [slachtoffer] is geplaatst, het beeld op dat verdachte in elk geval een directe betrokkenheid heeft gehad in het plaatsen van het baken onder de auto van [slachtoffer] .
Observatie op 2 maart 2016
[slachtoffer] heeft verklaard dat hij op 2 maart 2016 in de avond tussen 18.00 uur en 22.00 uur les had in een gebouw naast de [Moskee] in Overvecht. [slachtoffer] denkt dat hij daar was met zijn eigen auto, de Audi A3.
Vanuit opgenomen telefonische communicatie en observatie op 2 maart 2016 komt het volgende naar voren.
Medeverdachte [medeverdachte 1] belt rond 20.00 uur medeverdachte [medeverdachte 2] op en zegt dat hij naar de [straatnaam 7] in Utrecht moet komen. In het tweede gesprek vraagt medeverdachte [medeverdachte 1] of medeverdachte [medeverdachte 2] in de Alfa is gekomen, hetgeen wordt bevestigd. Tijdens dit gesprek maakt de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 1] verbinding met de zendmast aan de [straatnaam 8] te Utrecht.
Door het observatieteam wordt gezien dat medeverdachte [medeverdachte 1] in een BMW zit, waar verdachte later instapt en dat de BMW vervolgens parkeert op de [straatnaam 9] . Medeverdachte [medeverdachte 1] stapt uit en loopt naar de Alfa. Vervolgens wordt een paar keer heen en weer gelopen tussen de twee auto’s. Vervolgens wordt gezien dat verdachte in de BMW wegrijdt en dat medeverdachte [medeverdachte 1] om 20.24 uur als passagier in de Alfa stapt.
Verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] versturen vervolgens berichten naar elkaar met de volgende inhoud:
21:48 uur (sessienummer 308) van [verdachte] naar [medeverdachte 1] : Duurt wel lang
21:49 uur (sessienummer 310) van [medeverdachte 1] naar [verdachte] : ja we blijven nog ff
21:53 uur (sessienummer 311) van [verdachte] naar [medeverdachte 1] : Ik heb geen haast
21:55 uur (sessienummer 312) van [medeverdachte 1] naar [verdachte] : We blijven nog if dan word het duidelijk
22:11 uur (sessienummer 313) van [medeverdachte 1] naar [verdachte] : Gaan al een beetje autos weg daar?
22:12 uur (sessienummer 314) van [verdachte] naar [medeverdachte 1] : Ja
22:13 uur (sessienummer 315) van [medeverdachte 1] naar [verdachte] : Kijk goed wie gaat rijden en onthou
22:14 uur (sessienummer 316) van [verdachte] naar [medeverdachte 1] : Nee gaat niet
22:17 uur (sessienummer 317) van [medeverdachte 1] naar [verdachte] : Je kan wat dicht bij ken je niet
22:20 uur (sessienummer 318) van [medeverdachte 1] naar [verdachte] : Is hij nog
De telefoon van verdachte en die van medeverdachte [medeverdachte 1] maken gedurende deze sms-berichten verbinding met de zendmast aan de [straatnaam 8] in Utrecht.
22:54 uur (sessienummer 319) van [verdachte] naar [medeverdachte 1] : Nee waar ben je
23:01 uur (sessienummer 321) van [medeverdachte 1] naar [verdachte] : Ik ben waar ik gister zat
23:02 uur (sessienummer 325) van [verdachte] naar [medeverdachte 1] : Okey
De telefoon van medeverdachte [medeverdachte 1] maakt bij deze sms-berichten verbinding met de zendmast aan de [straatnaam 10] in Nieuwegein en de telefoon van verdachte maakt bij deze sms-berichten verbinding met de zendmast aan de [straatnaam 4] in IJsselstein, de woonplaats van [slachtoffer] .
Op 2 maart 2016 tussen 19.23 uur en 22.20 uur vallen zowel het baken als de controletelefoon als de telefoon van verdachte onder het bereik van de zendmast op de [straatnaam 8] te Utrecht. Ook de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 1] valt, behalve tussen 20.15 uur en 21.48 uur (dan onder het bereik van de zendmast aan de [straatnaam 11] te Utrecht), gedurende dit tijdsbestek onder het bereik van deze zendmast.
Na 22.30 uur verplaatsen het baken, de controletelefoon en de telefoon van verdachte zich naar IJsselstein. Daar vallen zij vanaf 22.49 uur allen onder het bereik van de zendmast aan de [straatnaam 4] te IJsselstein. De telefoon van verdachte straalt deze mast aan tot 23:01 uur. De telefoon van medeverdachte [medeverdachte 1] valt op dat moment onder het bereik van een zendmast aan de [straatnaam 10] te Nieuwegein. Om 23.47 uur straalt de controletelefoon een zendmast aan bij Schiphol. Het baken valt op dat moment nog onder het bereik van de zendmast aan de [straatnaam 4] te IJsselstein.
Verdachte heeft verklaard dat hij die dag medeverdachte [medeverdachte 1] naar Utrecht heeft gereden omdat deze daar afspraken had en hij heeft daar op medeverdachte [medeverdachte 1] gewacht. Verdachte heeft geen voldoende aannemelijke verklaring gegeven voor de inhoud van de sms-berichten, anders dan dat zijn sms-bericht, inhoudende dat hij vindt dat het lang duurt, zijn verklaring dat hij medeverdachte [medeverdachte 1] aan het rond rijden was bevestigt. Als verklaring voor het aanstralen van een zendmast in IJsselstein door zijn telefoon heeft verdachte verklaard dat dit mogelijk kan zijn als over de A2 richting Nieuwegein wordt gereden en dat de woning van [slachtoffer] dicht tegen de A2 aan ligt.
Tussenconclusie
De inhoud van bovengenoemde sms-berichten mede in het licht bezien van de eerdere tussenconclusie van de rechtbank dat verdachte betrokken is geweest bij het plaatsen van het baken onder de auto van [slachtoffer] , vragen om een verklaring van de zijde van verdachte. Nu verdachte geen verklaring heeft gegeven die een ander licht kunnen werpen op de inhoud van de genoemde sms-berichten en gelet op het feit dat een en ander heeft plaatsgevonden de dag voorafgaand aan de poging tot ontvoering van [slachtoffer] , is de rechtbank van oordeel dat vast staat dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] op 2 maart 2016 in Utrecht [slachtoffer] hebben geobserveerd en dat verdachte [slachtoffer] naar IJsselstein is gevolgd. De verklaring van verdachte over het aanstralen van de zendmast in IJsselstein door het rijden op de A2 acht de rechtbank niet geloofwaardig, nu de telefoon van verdachte gedurende acht minuten de zendmast in IJsselstein heeft aangestraald.
Poging ontvoering 3 maart 2016
Op 3 maart 2016 omstreeks 22.08 uur heeft de poging tot ontvoering van [slachtoffer] plaatsgevonden. [slachtoffer] heeft verdachte niet herkend op foto’s als iemand die hij kent.
Uit tapgegevens van verdachte blijkt dat hij vanaf 23:01 uur op 2 maart 2016 geen gebruik meer heeft gemaakt van het telefoonnummer eindigend op -4933. Door middel van plaatsbepalings-smsjes kon nog wel vastgesteld worden dat de telefoon zich op 3 maart 2016 vanaf 14:04 uur van Amsterdam naar Beverwijk heeft verplaatst. Tevens kon aan de hand van de tijdstippen waarop de telefoon van verdachte bepaalde zendmasten heeft aangestraald en het bellen met de controletelefoon naar het baken, vastgesteld worden dat de houder van het telefoonnummer eindigend op -4933 de persoon is geweest die met de controletelefoon naar het baken heeft gebeld.
Tussenconclusie
Verdachte is ten tijde van de poging tot ontvoering niet te plaatsen op de [straat 1] . Gelet op bovengenoemde bevindingen van de politie gaat de rechtbank ervan uit dat het verdachte is geweest die op 3 maart 2016 in de middag met de controletelefoon gebeld heeft met het baken dat onder de auto van [slachtoffer] zat.
Eindconclusie
De rechtbank heeft reeds in tussenconclusies geoordeeld dat de verdachte betrokken is geweest bij de Vito, het plaatsen van het baken onder de auto van [slachtoffer] , de observatie van [slachtoffer] op 2 maart 2016 en het bellen naar het baken onder de auto van [slachtoffer] op de dag van de poging ontvoering.
Had verdachte opzet op de poging tot ontvoering?
De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend. Verdachte is bij de Vito gezien waarmee de poging tot ontvoering is gepleegd, hij is betrokken geweest bij het plaatsen van het baken onder de auto van [slachtoffer] , hij was een groot deel van de dag voorafgaand aan de poging tot ontvoering (mede) in het bezit van de controletelefoon, hij heeft de avond voorafgaand aan de poging tot ontvoering [slachtoffer] geobserveerd en is [slachtoffer] die avond ook naar zijn huis gevolgd. Voorts heeft de verdachte op de dag van de ontvoering met de controletelefoon naar het baken onder de auto van [slachtoffer] gebeld. Al deze feiten en omstandigheden schreeuwen om een verklaring van verdachte, maar deze is uitgebleven. De rechtbank houdt het er dan ook voor dat verdachte wist dat zijn handelingen waren gericht op het uiteindelijke doel om [slachtoffer] wederrechtelijk van zijn vrijheid te beroven.
Betrokkenheid van de verdachte te kwalificeren als medeplegen?
Nu uit de onderzoeksresultaten niet blijkt van de aanwezigheid van verdachte tijdens de poging tot ontvoering zelf, dient volgens de jurisprudentie van de Hoge Raad beoordeeld te worden of wel zo nauw en bewust is samengewerkt bij het strafbare feit dat van medeplegen kan worden gesproken. Hierbij dient in het bijzonder aandacht te worden besteed aan de vraag of de bijdrage van verdachte van voldoende gewicht is geweest.
Uit de hierboven genoemde feiten en omstandigheden staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat verdachte een grote rol heeft gehad in de voorbereiding van de poging tot ontvoering. Hij is direct betrokken geweest bij het plaatsen van het baken onder de auto van [slachtoffer] en de observatie van [slachtoffer] op de dag voorafgaand aan de poging tot ontvoering. Verdachte heeft voorts op de dag van de poging tot ontvoering gebeld naar het baken onder de auto van [slachtoffer] met als doel de locatie van die auto te kunnen bepalen. Nu het gebruik van het baken essentieel is gebleken om te kunnen nagaan waar [slachtoffer] zich bevond en ook de observatie van belang was in de voorbereiding van de ontvoering om zo de gangen van [slachtoffer] na te kunnen gaan, is de bijdrage van verdachte naar het oordeel van de rechtbank van meer dan voldoende gewicht om het ontbreken van enige rol in de uitvoering van de poging tot ontvoering te compenseren.
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte tezamen en in vereniging geprobeerd heeft op 3 maart 2016 [slachtoffer] wederrechtelijk van zijn vrijheid te beroven.