ECLI:NL:RBDHA:2018:6916
Rechtbank Den Haag
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag van eiser met Jamaicaanse nationaliteit afgewezen op grond van internationale bescherming in Zweden
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 juni 2018 uitspraak gedaan in het beroep van eiser, een Jamaicaanse nationaliteit houder, tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had op 6 mei 2018 een asielaanvraag ingediend, maar deze werd op 18 mei 2018 door verweerder niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft de zitting op 29 mei 2018 gehouden, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk. Verweerder voerde ter zitting gemotiveerd verweer. De rechtbank heeft na de behandeling van de zaak onmiddellijk uitspraak gedaan.
De rechtbank oordeelde dat de aanvraag van eiser niet-ontvankelijk was, omdat hij sinds 2016 internationale bescherming geniet in Zweden. Verweerder stelde zich op het standpunt dat eiser bij problemen in Zweden zich tot de Zweedse autoriteiten moest wenden, gebaseerd op het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Eiser voerde aan dat hij niet kan aarden in Zweden en dat hij zijn homoseksualiteit daar niet kan uiten, wat heeft geleid tot suïcideneigingen en een opname in een psychiatrische inrichting. De rechtbank oordeelde echter dat de zorgen van eiser onvoldoende waren om van het vertrouwensbeginsel af te wijken. Eiser had zijn medische situatie niet voldoende onderbouwd en de rechtbank concludeerde dat de situatie in Zweden niet zodanig was dat eiser aanspraak kon maken op een verblijfsvergunning in Nederland.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om proceskostenveroordeling af. De uitspraak werd gedaan door mr. M. Soffers, in aanwezigheid van griffier mr. C.E.B. Davis. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.