ECLI:NL:RBDHA:2018:6916

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 juni 2018
Publicatiedatum
12 juni 2018
Zaaknummer
NL18.9598
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van eiser met Jamaicaanse nationaliteit afgewezen op grond van internationale bescherming in Zweden

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 juni 2018 uitspraak gedaan in het beroep van eiser, een Jamaicaanse nationaliteit houder, tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had op 6 mei 2018 een asielaanvraag ingediend, maar deze werd op 18 mei 2018 door verweerder niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft de zitting op 29 mei 2018 gehouden, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk. Verweerder voerde ter zitting gemotiveerd verweer. De rechtbank heeft na de behandeling van de zaak onmiddellijk uitspraak gedaan.

De rechtbank oordeelde dat de aanvraag van eiser niet-ontvankelijk was, omdat hij sinds 2016 internationale bescherming geniet in Zweden. Verweerder stelde zich op het standpunt dat eiser bij problemen in Zweden zich tot de Zweedse autoriteiten moest wenden, gebaseerd op het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Eiser voerde aan dat hij niet kan aarden in Zweden en dat hij zijn homoseksualiteit daar niet kan uiten, wat heeft geleid tot suïcideneigingen en een opname in een psychiatrische inrichting. De rechtbank oordeelde echter dat de zorgen van eiser onvoldoende waren om van het vertrouwensbeginsel af te wijken. Eiser had zijn medische situatie niet voldoende onderbouwd en de rechtbank concludeerde dat de situatie in Zweden niet zodanig was dat eiser aanspraak kon maken op een verblijfsvergunning in Nederland.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om proceskostenveroordeling af. De uitspraak werd gedaan door mr. M. Soffers, in aanwezigheid van griffier mr. C.E.B. Davis. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL18.9598
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

(gemachtigde: mr. T.R. Hüpscher),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. S. Oba).

Procesverloop

Bij besluit van 18 mei 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft ter zitting gemotiveerd verweer gevoerd.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL18.9599, plaatsgevonden op 29 mei 2018. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen mevrouw L. Visser. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Het verzoek om proceskostenveroordeling wordt afgewezen.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [geboortedatum] 1980 en heeft de Jamaicaanse nationaliteit. Eiser heeft op 6 mei 2018 een asielaanvraag ingediend.
2. Verweerder heeft eisers asielaanvraag afgewezen als niet-ontvankelijk op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 omdat eiser in Zweden sinds 2016 internationale bescherming geniet. Verweerder stelt zich op het standpunt dat ten aanzien van Zweden uitgegaan kan worden van het interstatelijk vertrouwensbeginsel en dat eiser bij voorkomende problemen dient te klagen bij de Zweedse autoriteiten.
3. Eiser voert aan dat hij niet kan aarden in Zweden en dat hij zijn homoseksualiteit daar niet voldoende kan uiten. Hij is daardoor in een depressieve gemoedstoestand geraakt. Dit heeft geleid tot suïcideneigingen waarvoor hij enkele dagen is opgenomen geweest in een psychiatrische inrichting. Verweerder had nader onderzoek moeten doen naar zijn medische situatie alvorens te besluiten om eiser over te dragen aan Zweden. Eiser heeft voorts meer dan een jaar geleden bij de politie in Zweden aangifte gedaan van belediging vanwege zijn geaardheid, maar daar heeft de politie nog niets mee gedaan.
4. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat verweerder uit kan gaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Zweden. Dat eiser niet kan aarden in Zweden en is uitgescholden, is onvoldoende om van dit uitgangspunt af te wijken. Voorts heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat er onvoldoende aanknopingspunten zijn om een onderzoek te gelasten naar de medische situatie van eiser. Eiser heeft zijn medische situatie onvoldoende onderbouwd. Eiser heeft zijn medische situatie mondeling uitgelegd en verder heeft hij een patiëntendossier overgelegd, maar daarin komen zijn beschreven klachten in het geheel niet naar voren. Wat daar verder ook van zij, uit het gehoor blijkt dat eiser in Zweden ook medisch is behandeld, voor zijn HIV. Dat de situatie in Zweden voor eiser voor wat betreft het uiten van zijn geaardheid niet hetzelfde is als in Nederland maakt niet dat eiser daarom aanspraak maakt op een verblijfsvergunning in Nederland.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Soffers, rechter, in aanwezigheid van mr. C.E.B. Davis, griffier.
Het proces-verbaal is digitaal ondertekend en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.