ECLI:NL:RBDHA:2018:6757

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 juni 2018
Publicatiedatum
8 juni 2018
Zaaknummer
09/777075-17
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken - openlijke geweldpleging, mishandeling en verduistering in dienstbetrekking door een minderjarige

Op 7 juni 2018 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een jeugdstrafzaak tegen een minderjarige verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere geweldsdelicten en verduistering. De verdachte is beschuldigd van openlijke geweldpleging, mishandeling en verduistering in dienstbetrekking. De feiten vonden plaats tussen mei en juni 2017 in Alphen aan den Rijn, waarbij de verdachte betrokken was bij verschillende incidenten met meerdere slachtoffers. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een leerstraf TACT Regulier en een deels voorwaardelijke werkstraf, met als bijzondere voorwaarde begeleiding door de jeugdreclassering. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de zorgen van de Raad voor de Kinderbescherming en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte heeft zich in een korte periode schuldig gemaakt aan meerdere geweldsfeiten, wat de rechtbank als zeer ernstig beschouwt. De rechtbank heeft de verdachte niet eerder veroordeeld, maar heeft wel zorgen over zijn gedrag en de invloed van zijn omgeving. De opgelegde straf is bedoeld om de verdachte te helpen zijn agressie onder controle te krijgen en recidive te voorkomen.

Uitspraak

Rechtbank Den Haag

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer 09/777075-17; 09/787054-18 (t.t.g)
Datum uitspraak: 7 juni 2018
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank Den Haag, rechtdoende in jeugdstrafzaken, heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te op [geboortedatum] 2002 te [geboorteplaats] ,
adres: [adres 1] te [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting met gesloten deuren van 24 mei 2018.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. P. de Jonge en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. R.A.J. Verploegh, advocaat te Den Haag, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
parketnummer 09/777075-17
1.
hij op of omstreeks 10 mei 2017 te Alphen aan den Rijn [slachtoffer 1] heeft mishandeld door meermalen in het gezicht, althans tegen het hoofd te stompen/slaan;
2.
hij op of omstreeks 30 mei 2017 te Alphen aan den Rijn met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de [adres 2] en/of in [adres 3] , in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] , welk geweld bestond uit
- het (telkens) tegenhouden van die [slachtoffer 2] , toen zij (telkens) weg wilde
fietsen en/of (vervolgens)
- het trappen tegen de tas van die [slachtoffer 2] en/of (vervolgens)
- het (meermalen) stompen/slaan in het gezicht, althans tegen het hoofd van die [slachtoffer 2] ;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 30 mei 2017 te Alphen aan den Rijn tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een tas, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door toen en daar opzettelijk en wederrechtelijk (meermalen) tegen die tas te trappen/schoppen;
3.
hij op of omstreeks 01 juni 2017 te Alphen aan den Rijn met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, [adres 4] , in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] , welk geweld bestond uit
- het (meermalen) duwen tegen het lichaam en/of
- het meermalen stompen en/of slaan tegen het hoofd en/of het lichaam en/of
- het meermalen (met kracht) trappen/schoppen tegen het lichaam en/of
- het meermalen schoppen en/of trappen tegen het lichaam en/of het hoofd,
terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag
en/of
openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 3] , welk geweld bestond uit
- het duwen tegen het lichaam en/of
- het (meermalen) stompen/slaan tegen de kaak, althans het hoofd en/of
- het meermalen slaan en/of schoppen tegen het lichaam en/of
- het trekken aan de haren en/of
- het geven van een of meer knietje(s) tegen het hoofd en/of
- het (meermalen) trappen/schoppen tegen het lichaam terwijl die [slachtoffer 3]
op de grond lag;
4.
hij op of omstreeks 13 juni 2017 te Alphen aan den Rijn met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, te weten op een schoolplein gelegen aan [adres 5] , in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 4] , welk geweld bestond uit het beetpakken van die [slachtoffer 4] en/of het (meermalen) slaan op een arm van die [slachtoffer 4] ;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 juni 2017 te Alphen aan den Rijn [slachtoffer 4] heeft mishandeld door (meermalen) op een arm te slaan;
parketnummer 09/787054-18
hij op of omstreeks 19 april 2018 te Aphen aan den Rijn opzettelijk zes, althans een of meer slof(fen) sigaretten, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehoorde aan [bedrijf 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
en welk goed verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking, te weten als stagiair, elk geval anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 april 2018 te Alphen aan de Rijn zes, althans een slof(fen) sigaretten, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [bedrijf 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan voornoemde feiten.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen
zal verklaren dat de verdachte de bij parketnummer 09/777075-17 onder 1, 2 primair,
3 eerste en tweede alternatief/cumulatief en 4 primair ten laste gelegde feiten en het bij parketnummer 09/797054-18 primair ten laste gelegde feit heeft begaan.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van feit 1 een beroep gedaan op noodweer. Volgens de raadsman heeft de verdachte verklaard dat aangever hem duwde en wilde slaan en dat er daarom sprake was van een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding jegens de verdachte, waar de verdachte op heeft gereageerd. Voorts had aangever geen pijn en heeft een getuige verklaard dat geen enkele klap raak was.
De raadsman heeft dan ook bepleit dat ontslag van alle rechtsvervolging zou moeten volgen.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman aangevoerd dat de verdachte geen wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de openlijke geweldpleging. De enige bijdrage die de verdachte heeft geleverd, is dat hij tegen de tas van aangeefster heeft getrapt. Dit was echter om te voorkomen dat de tas in het water zou vallen. De verdachte had geen opzet om de tas te vernielen en heeft dus geen wezenlijke bijdrage geleverd aan het geweld.
Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsman naar voren gebracht dat er reeds ruzie was tussen [persoon] en [slachtoffer 3] toen de verdachte uit de [bedrijf 3] kwam lopen.
De verdachte liep in de richting van de ruzie en [slachtoffer 1] sloeg toen de tand uit zijn mond. De verdachte werd daardoor boos en is mee gaan vechten.
Ten aanzien van feit 4 heeft de raadsman aangevoerd dat het feit dat de verdachte bij het bewuste incident een rood trainingsjack/vest aan had, nog niet wil zeggen dat hij degene was die een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het ten laste gelegde openlijke geweld, nu het de vraag is of de verdachte de enige was op het schoolplein met een rood trainingsjack/vest.
Ten aanzien van het gevoegde feit (de verduistering in dienstbetrekking) heeft de raadsman betoogd dat geen sprake was van een dienstbetrekking, omdat de verdachte in de winkel werkte in het kader van een onbetaalde stage. De raadsman heeft daarom vrijspraak van de primair ten laste gelegde verduistering bepleit. De subsidiair ten laste gelegde diefstal van de sloffen sigaretten kan, aldus de raadsman, wel bewezen worden verklaard.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank het volgende af.
Ten aanzien van parketnummer 09/777075-17
Feit 1 [1]
[slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) heeft aangifte gedaan van mishandeling op 10 mei 2017 tussen 11.00 uur en 11.15 uur door de verdachte op [bedrijf 2] te Alphen aan den Rijn. [slachtoffer 1] zag dat de verdachte op hem af kwam lopen en dat de verdachte zei: “Wat doe je stoer dan, wat doe je stoer?” en “Zullen we het even uitvechten?”. [slachtoffer 1] zei: “Doe wat je niet laten kan’. Werner zag dat de verdachte zijn vuist ophief en daarmee een paar keer hard op de linkerkant van zijn gezicht sloeg. Dit deed pijn. [slachtoffer 1] heeft de verdachte alleen van zich afgeduwd. [2]
De verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij had gehoord dat [slachtoffer 1] achter zijn rug om over hem sprak. De verdachte is toen naar [slachtoffer 1] toegegaan en heeft tegen hem gezegd, dat als deze iets over hem wilde zeggen, hij dit recht in zijn gezicht moest zeggen en niet achter zijn rug om. [slachtoffer 1] zei niets en toen kregen ze ruzie. [slachtoffer 1] gaf de verdachte een duw en toen heeft de verdachte [slachtoffer 1] met zijn rechtervuist een klap gegeven. Hij raakte [slachtoffer 1] op de linkerkant van zijn hoofd. De klap was meer een reactie op zijn duw. De verdachte heeft [slachtoffer 1] tweemaal geslagen waarvan eenmaal op zijn schouder en eenmaal in zijn gezicht. [3]
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan, op de hieronder in de bewezenverklaring beschreven wijze.
Feit 2 [4]
[slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) heeft aangifte gedaan. Zij verklaart dat zij op 30 mei 2017 omstreeks 17.00 uur samen met twee vrienden, [betrokkene 1] (hierna: [betrokkene 1] ) en [betrokkene 2] (hierna: [betrokkene 2] ), in [adres 3] te Alphen aan den Rijn was. Ze zaten op een aantal spiegelblokken die daar staan. Er kwam een groepje jongens aanlopen, waaronder de verdachte. Het groepje ging dichtbij hen zitten en ze voelden zich niet meer veilig en pakten hun fietsen. Op het moment dat ze weg wilden fietsen, hielden ze [betrokkene 2] tegen en zei de verdachte of [persoon] (hierna: [persoon] ) dat hij moest blijven staan.
Ze gingen voor de fiets van [betrokkene 2] staan. Ze pakten zijn tas met nieuwe schoenen uit de fietsmand en [betrokkene 2] pakte ze weer terug. Vervolgens kreeg [betrokkene 2] een woordenwisseling met de jongens die hem uitscholden voor ‘homo’, waarop [betrokkene 2] zei dat ze naar hun eigen land terug moesten gaan.
[betrokkene 2] fietste weg en de jongens renden achter hem aan. [betrokkene 1] en [slachtoffer 2] fietsten achter [betrokkene 2] aan, maar [slachtoffer 2] werd tegengehouden door [persoon] . Hij ging aan de achterkant van haar fiets hangen. [slachtoffer 2] probeerde een paar keer weg te fietsen, maar [persoon] pakte steeds haar fiets weer vast. [betrokkene 1] kon wegkomen. [slachtoffer 2] is afgestapt en zette haar fiets neer. De verdachte en [persoon] kwamen toen heel dicht bij haar staan. [persoon] schopte haar tas van het rekje voorop haar fiets. Toen de tas op de grond lag trapten ze heel hard tegen de tas zodat alles eruit viel. Ook brak het handvat van de tas. Vervolgens sloeg [persoon] [slachtoffer 2] twee maal met zijn vuist in haar gezicht tegen haar linkerkaak en wang. [slachtoffer 2] zag meteen wazig en voelde pijn ter hoogte van haar kaak. Hierna liepen de jongens weg. [slachtoffer 2] had pijn bij het kauwen en hoofdpijn door de klappen. [5]
[betrokkene 1] heeft verklaard dat zij zag dat de verdachte degene was die de spullen uit het kratje van [betrokkene 2] heeft gepakt en dat [persoon] degene was die [slachtoffer 2] tegen hield door aan de bagagedrager van haar fiets te trekken, dat de verdachte [slachtoffer 2] van de fiets trok en dat de verdachte en [persoon] tegen de spullen van [slachtoffer 2] schopten. [slachtoffer 2] stapte af en [persoon] sloeg haar twee maal in haar gezicht. De wang van [slachtoffer 2] was net onder haar jukbeen blauw. [6]
De verdachte heeft bij de politie verklaard dat [persoon] woorden kreeg met [slachtoffer 2] , dat haar tas op de grond viel en [persoon] [slachtoffer 2] een of twee keer in haar gezicht sloeg. De tas van [slachtoffer 2] lag op de grond en de spullen waren eruit gevallen. De verdachte heeft met zijn voeten de spullen van [slachtoffer 2] bij elkaar geveegd, zodat deze niet in de sloot vielen. [7]
Ook ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij de tas van [slachtoffer 2] met zijn voeten heeft aangeraakt en deze opzij heeft geschoven, opdat deze niet in de sloot zou vallen en dat hij er verder wel bij stond, maar niets heeft gedaan. [8]
De rechtbank acht de verklaring van de verdachte dat hij de tas van [slachtoffer 2] alleen met zijn voeten heeft verschoven niet geloofwaardig, gelet op de overige in het dossier voorhanden zijnde verklaringen. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat niet alleen [persoon] , maar ook de verdachte tegen de tas heeft getrapt.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan openlijke geweldpleging. De verdachte maakte onderdeel uit van een groepje jongens die in het park [betrokkene 2] , [betrokkene 1] en [slachtoffer 2] hebben lastig gevallen. Ook is hij samen met [persoon] vlak bij [slachtoffer 2] gaan staan en was hij erbij aanwezig toen [slachtoffer 2] vervolgens door [persoon] werd tegengehouden en geslagen. Hij heeft daarmee bijgedragen aan de dreigende sfeer die er voor [slachtoffer 2] op dat moment was.
De rechtbank is, gelet op voornoemde bewijsmiddelen - in onderlinge samenhang bezien -, dan ook van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte het onder
2 primair ten laste gelegde feit heeft begaan, op de hieronder in de bewezenverklaring beschreven wijze.
Feit 3 [9]
[slachtoffer 1] heeft aangifte gedaan van mishandeling. Hij heeft verklaard dat hij op 1 juni 2017 omstreeks 18.54 uur samen met zijn zus [slachtoffer 3] bij [bedrijf 3] in winkelcentrum ‘ [adres 4] ’ was. Hij ging naar binnen, zijn zus bleef buiten bij de scooter. Toen hij bij de kassa was zag hij enkele jongens aan komen waarmee hij en zijn familie al vier jaar ruzie hebben. Dat waren [persoon] , de verdachte, [betrokkene 3] , [betrokkene 4] , [medeverdachte] en een onbekende jongen.
Toen hij de boodschappen in de scooter deed, begonnen die jongens hem uit te schelden. [persoon] gaf hem een duw in zijn rug en hij zag dat dat [medeverdachte] , de verdachte en [betrokkene 3] zijn zus duwden en haar sloegen met hun vuisten.
Zijn zus werd op de grond geduwd en de jongens trapten tegen haar hoofd en lijf. [slachtoffer 1] wilde zijn zus helpen maar werd ook aangevallen door [betrokkene 3] , [betrokkene 4] en [medeverdachte] . Hij kreeg klappen en schoppen, ook toen hij op de grond lag, ook door de verdachte. Het werd even zwart voor zijn ogen en toen hij bijkwam was [slachtoffer 1] boos en wilde hij zijn zus beschermen zodat hij [verdachte] met zijn rechtervuist op diens mond sloeg, waardoor deze een tand verloor.
[slachtoffer 1] heeft aan de mishandeling, duizeligheid, hoofdpijn, pijn aan de rechterkant van zijn bovenlichaam, bij zijn ribben, last van zijn linker heup en rechter middelvinger en over zijn hele lichaam spierpijn en een beurs gevoel overgehouden. [10]
[slachtoffer 3] heeft verklaard dat zij met haar broertje, [slachtoffer 1] , op donderdag 1 juni 2017, omstreeks 19:00 uur, bij [bedrijf 3] was in winkelcentrum ‘ [adres 4] ’. Haar broertje ging de winkel in en zij bleef wachten bij haar scooter. Zij zag een aantal jongens uit [bedrijf 3] komen waaronder de verdachte. De verdachte stalkt haar en haar familie al vier jaar. Toen zij de boodschappen in de scooter aan het doen was, zag ze dat [persoon] naar hen toe kwam. [persoon] zei iets tegen haar broertje, duwde hem tegen zijn borst en riep dat hij mee moest lopen. [slachtoffer 3] ging hier tussen staan. [persoon] duwde haar vervolgens met twee handen op haar borst hard naar achteren en sloeg met zijn linkervuist op haar rechterkaak. Ze voelde meteen pijn. Daarna begon iedereen haar te schoppen en te slaan. [medeverdachte] trok haar naar de grond aan haar haar en gaf haar vervolgens knietjes op haar hoofd.
De andere jongens schopten haar ook en één van de jongens ging op haar staan.
Toen de jongens stopten, zag ze dat ze naar haar broertje gingen en hem schopten alsof hij een voetbal was. Ze ging er naar toe en werd wederom geslagen in ieder geval door [persoon] , [medeverdachte] en de verdachte. Ze zag [slachtoffer 1] naar de schuifdeuren rennen met de jongens achter zich aan. [slachtoffer 1] viel op de grond en hij werd toen geschopt door zes jongens. Ze raakten hem overal op zijn lichaam.
[slachtoffer 3] is er naartoe gegaan en heeft de jongens weggeduwd en geroepen dat ze moesten ophouden. Daarna gingen ze uit elkaar. De verdachte riep “Wacht maar, je moet uitkijken” en “Je kankermoeder”. Zij riep hetzelfde terug.
De verdachte kwam toen weer hun kant op, ging voor haar staan en sloeg haar met een gebalde linkervuist op haar rechterkaak. [slachtoffer 3] heeft pijn in haar rechterbeen, hoofd en gezicht. [11]
[getuige 1] heeft verklaard dat zij op donderdag 1 juni 2017, omstreeks 18:50 uur, op een bankje zat in winkelcentrum ‘ [adres 4] ’. Zij zag een groepje jeugd van 5 à 6 man rondhangen bij [bedrijf 3] . De jongens gingen naar een jongen en een meisje toe en daagden hen uit. Ze kon niet horen wat er werd gezegd. Wel hoorde ze dat het meisje riep dat ze van haar broertje af moesten blijven. De jongens uit de groep duwden de jongen. Daarna ging iedereen vechten met elkaar. Het meisje werd aan haar paardenstaart getrokken.
De vechtpartij verplaatste zich naar [bedrijf 3] en de jongen viel waarna hij werd getrapt door drie jongens. Een van de jongens uit de groep had later zijn tand verloren. Deze jongen was aan het schoppen en slaan en was volgens haar het middelpunt van de vechtpartij. [12]
Ook drie andere onafhankelijke getuigen die in de buurt van [bedrijf 3] op een bankje of op het terras van [bedrijf 4] zaten, hebben verklaard dat de jongen die een tand verloor, het hardste vocht en erg agressief was. Ook werd verklaard dat deze jongen de bron van het gevecht was. [13] [14] [15]
[medeverdachte] heeft verklaard dat hij met [persoon] , de verdachte, [betrokkene 4] en [betrokkene 3] buiten bij de schuifdeuren van [bedrijf 3] stond, dat iemand [slachtoffer 1] buiten zag staan en dat [persoon] er naartoe ging. [persoon] ging hem vragen waarom hij aan verdachtess zusje had gezeten. De zus van [slachtoffer 1] bemoeide zich er mee en het werd ruzie met schoppen en slaan. Op een gegeven moment sloeg [slachtoffer 1] [persoon] met zijn vuisten en toen kwam de verdachte erbij en die sloeg [slachtoffer 1] omdat hij Leidelemeijer had geslagen. [medeverdachte] probeerde ze uit elkaar te halen maar toen schopte de zus van [slachtoffer 1] hem en schopte hij tweemaal terug. Toen de zus van [slachtoffer 1] tegen de verdachte zei ‘je kankermoeder’ sloeg de verdachte de zus met zijn hand of vuist en daarna sloeg [slachtoffer 1] de verdachte en vloog zijn tand eruit. [16]
De verdachte heeft verklaard dat hij in [bedrijf 3] stond om geld te wisselen en toen zag dat [slachtoffer 1] naar buiten kwam. Zijn neef [persoon] liep naar [slachtoffer 1] en zijn zus toe.
Hij hoorde schelden en schreeuwen en zag dat ze elkaar klappen gaven. Hij liep er naartoe en kreeg een klap van de zus van [slachtoffer 1] . Ze sloeg met haar vuist. Hij gaf haar een vuistslag tegen haar kaak. Zij riep ‘je kankermoeder’ en hij werd boos en sloeg haar nog een keer. Hij kreeg toen van [slachtoffer 1] een klap waardoor zijn tand uit zijn mond ging.
Ook schopte [slachtoffer 1] hem nog tegen zijn kuit en heeft hij [slachtoffer 1] vervolgens een ‘ijsbeentje’ gegeven, een harde trap tegen de zijkant van zijn been. [slachtoffer 1] viel en iedereen ging los op [slachtoffer 1] . Hij heeft [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] diverse malen geslagen. [17]
Ter terechtzitting heeft de verdachte aangegeven dat hij pas is begonnen met slaan nadat [slachtoffer 1] zijn tand uit zijn mond had geslagen. [18]
De rechtbank is, gelet op voornoemde bewijsmiddelen - in onderlinge samenhang bezien -, van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte de onder 3 eerste en tweede alternatief/cumulatief ten laste gelegde feiten heeft begaan, op de hieronder in de bewezenverklaring beschreven wijze.
Feit 4 [19]
[slachtoffer 4] (hierna: [slachtoffer 4] ) heeft aangifte gedaan van mishandeling. Hij heeft verklaard dat hij op 12 juni 2017 door een jongen is mishandeld op zijn school,
[adres 6] , gelegen aan de [adres 2] te Alphen aan den Rijn.
Hij verklaarde dat hij eerder die dag op school was aangesproken door een medeleerling dat hij na school opgewacht zou gaan worden door [persoon] en enkele van zijn vrienden. [slachtoffer 4] meldde dit verhaal bij docenten. Na school mocht hij wel naar buiten, maar moest hij op het schoolplein blijven. De politie zou eraan komen.
Nadat [slachtoffer 4] buiten op het schoolplein was, zag hij een groep van ongeveer 50 man op hem af komen rennen. Hij werd door een aantal jongens beetgepakt en geslagen. Hij is ongeveer 2 tot 3 keer op zijn rechter bovenarm geslagen en voelde direct pijn. [slachtoffer 4] geeft het volgende signalement van de jongen die hem heeft geslagen: licht getinte huidskleur, kort zwart haar, ongeveer 1.75 meter lang, ongeveer 15/16 jaar oud en hij droeg een rood trainingsvest. [20]
[betrokkene 6] (hierna: [betrokkene 6] ) werd op 12 juni 2017 door [slachtoffer 4] op de hoogte gesteld dat deze opgewacht zou worden. [betrokkene 6] heeft vervolgens de politie en de conciërge van de school van [slachtoffer 4] gebeld. Hij is vervolgens zelf naar het schoolplein gegaan en zag dat [slachtoffer 4] samen met twee andere jongens met zijn fiets ging vertrekken. Hij liep een stukje achter hen aan en zag dat er opeens een grote groep onbekende jongens om [slachtoffer 4] af doken. Een jonge met een rode jas stormde op [slachtoffer 4] af en gaf hem meerdere malen klappen met zijn vuist.
[betrokkene 6] zag dat [slachtoffer 4] ineen dook. [betrokkene 6] rende schreeuwend richting de groep jongens en die renden weg. [betrokkene 6] ging achter de jongen met de rode jas aan en riep naar de [verbalisant 1] dat hij die jongen moest hebben. [betrokkene 6] hoorde de jongen met de rode jas nog zeggen dat ze met hun poten van zijn zusje af moesten blijven. [verbalisant 1] hield de jongen met de rode jas aan. [21]
[verbalisant 1] kwam op 12 juni 2017 ter plaatse en zag een groep van 30 personen zich naar het schoolplein van [adres 6] begeven. [verbalisant 1] herkende de verdachte en wist dat deze niet op [adres 6] zat en heeft hem aangehouden.
De verdachte droeg een opvallend rood trainingsvest. [22]
Ook [verbalisant 2] was op 12 juni 2017 rond 14.10 uur ter plaatse en zag een groep van ongeveer 30 jongeren voor het hek van [adres 6] staan. Zij herkende daar twee personen uit, te weten de verdachte en [betrokkene 7] , de zus van de verdachte. [verbalisant 2] wist dat deze twee personen hier niet op school zaten.
Tevens was zij op de hoogte van een eerdere vechtpartij op 9 juni 2017 waarbij [betrokkene 7] betrokken was. Omstreeks 14.15 uur kwam de groep jongeren in beweging en renden zij het schoolplein op. [verbalisant 2] en [verbalisant 1] zagen de verdachte en [betrokkene 7] van het plein af komen lopen en zij zijn vervolgens aangehouden. De verdachte droeg een opvallende rode jas.
Door meerdere personen werd verklaard dat de jongen die [slachtoffer 4] geslagen had een opvallende rode jas droeg. [23]
De beelden van de camera’s op het schoolplein zijn veilig gesteld. Op deze beelden is de daadwerkelijke vechtpartij niet te zien. Wel is de groep jongeren te zien die opeens het plein op ging. Op deze beelden wordt de verdachte herkend in een rode jas. [24]
De verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij naar de school was gegaan omdat hij had gehoord dat zijn zusje, [betrokkene 7] daar om 14.10 uur zou gaan vechten. Hij had eerder gehoord dat zij ruzie had gehad en dat zij verhaal wilde gaan halen. Dit zou gaan om [slachtoffer 4] . Toen hij bij de school kwam waren er heel veel jongeren. Toen hij [slachtoffer 4] zag is hij er naartoe gelopen. Hij zag dat [slachtoffer 4] omkeerde en rende toen op hem af. Onderweg gaf hij iemand een tik in zijn zij. Hij heeft niet geslagen. Hij zegt dat [slachtoffer 4] direct begon te schreeuwen dat hij werd aangevallen en geslagen. [25]
Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij naar de school is gegaan omdat hij had gehoord dat zijn zusje zou gaan vechten en hij haar wilde helpen. Voorts heeft de verdachte verklaard dat hij naar [slachtoffer 4] is toegelopen om hem te vragen waarom hij een paar dagen eerder zijn zusje had aangeraakt, dat er toen agenten aan kwamen rennen en dat hij toen heeft gedacht “ik ga niets doen”. De verdachte ontkent [slachtoffer 4] te hebben geslagen; hij zegt [slachtoffer 4] alleen een tikje in zijn zij te hebben gegeven. [26]
De rechtbank is, gelet op voornoemde bewijsmiddelen - in onderlinge samenhang bezien -, van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte het onder 4 primair ten laste gelegde feit heeft begaan, op de hieronder in de bewezenverklaring beschreven wijze.
Ten aanzien van parketnummer 09/797054-18 [27]
De raadsman heeft ten aanzien van de primair ten laste gelegde verduistering betoogd dat er geen sprake was van een dienstbetrekking, omdat de verdachte een onbetaalde stage volgde.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad (vgl. het arrest d.d. 24 november 2015, ECLI:NL:2015:3368) kan worden afgeleid dat het bij een persoonlijke dienstbetrekking in de zin van artikel 322 van het Wetboek van Strafrecht gaat om de verhouding tussen een ondergeschikte jegens zijn meerdere. Iemand die als stagiair in een winkel werkzaam is, werkt in een ondergeschikte rol ten opzichte van de eigenaar van de winkel en aldus is er, naar het oordeel van de rechtbank, sprake van een persoonlijke dienstbetrekking.
De rechtbank is ten aanzien van dit feit van oordeel dat met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering kan worden volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend. Voorts heeft de verdachte nadien niet anders verklaard en heeft de raadsman van de verdachte geen vrijspraak bepleit.
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring door de verdachte afgelegd ter terechtzitting van
24 mei 2018;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 19 april 2018,
inhoudende de verklaring van [bedrijf 1] (p. 3-5).
Op grond van het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het hem bij dagvaarding met parketnummer 09/797054-18 primair ten laste gelegde feit heeft begaan, op de hieronder in de bewezenverklaring beschreven wijze.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat
parketnummer 09/777075-17
1.
hij op 10 mei 2017 te Alphen aan den Rijn [slachtoffer 1] heeft mishandeld door
hemmeermalen in het gezicht te stompen/slaan;
2.
hij op 30 mei 2017 te Alphen aan den Rijn met anderen, op of aan de openbare weg, de [adres 2] en/of in [adres 3] , openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] , welk geweld bestond uit
- het tegenhouden van die [slachtoffer 2] , toen zij weg wilde fietsen en vervolgens
- het trappen tegen de tas van die [slachtoffer 2] en vervolgens
- het meermalen stompen/slaan in het gezicht van die [slachtoffer 2] ;
3.
hij op 01 juni 2017 te Alphen aan den Rijn met anderen, op of aan de openbare weg, [adres 4] ,
openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] , welk geweld bestond uit
- het meermalen duwen tegen het lichaam en
- het meermalen stompen en/of slaan tegen het hoofd en het lichaam en
- het meermalen (met kracht) trappen/schoppen tegen het lichaam en
- het meermalen schoppen en/of trappen tegen het lichaam en het hoofd, terwijl die [slachtoffer 1] op
de grond lag
en
openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 3] , welk geweld bestond uit
- het duwen tegen het lichaam en
- het stompen/slaan tegen de kaak en
- het meermalen slaan en/of schoppen tegen het lichaam en
- het trekken aan de haren en
- het geven van knietjes tegen het hoofd en
- het meermalen trappen/schoppen tegen het lichaam terwijl die [slachtoffer 3] op de grond lag;
4.
hij omstreeks 13 juni 2017 te Alphen aan den Rijn met anderen, op of aan de openbare weg, te weten op een schoolplein gelegen aan [adres 5] , openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen
[slachtoffer 4] , welk geweld bestond uit het beetpakken van die [slachtoffer 4] en het meermalen slaan op een arm van die [slachtoffer 4] ;
parketnummer 09/787054-18
hij op 19 april 2018 te A
lphen aan den Rijn opzettelijk zes sloffen sigaretten,
toebehorendeaan
[bedrijf 1] , en welk goed verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking, te weten als stagiair, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van de feiten

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De raadsman heeft betoogd dat de verdachte ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 09/777075-17 onder 1 ten laste gelegde feit dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat de verdachte zich heeft verdedigd tegen een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding direct voorafgaand aan het feit.
De rechtbank acht uit het onderzoek ter terechtzitting niet aannemelijk geworden dat verdachte het feit heeft gepleegd ter noodzakelijke verdediging van zichzelf tegen een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding direct voorafgaand aan het feit. Immers de verdachte heeft zelf de confrontatie gezocht met aangever [slachtoffer 1] , terwijl evenmin is gebleken dat hij zich niet aan deze confrontatie kon onttrekken.
De verdachte is dan ook strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De straf/maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de tijd van 140 uren, bestaande uit een leerstraf TACT van 35 uren en uit een werkstraf voor de duur van 105 uren, waarvan 45 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en als bijzondere voorwaarde begeleiding door de jeugdreclassering in het kader van de meldplicht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich niet verzet tegen het opleggen van de leerstraf TACT voor de duur van 35 uren en de voorwaardelijke werkstraf maar wel tegen de bijzondere voorwaarde dat de verdachte dient te worden begeleid door de jeugdreclassering.
De noodzaak voor deze begeleiding ontbreekt aldus de raadsman, nu de verdachte geen problemen met geweld of op school heeft.
De verdachte heeft met betrekking tot feit 3 voorts ook zelf leed ervaren toen zijn tand uit zijn mond is geslagen en dit dient in de strafmaat te worden meegewogen, temeer nu de verdachte er nog steeds last van heeft.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich in een korte periode schuldig gemaakt aan meerdere geweldsfeiten. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling. Hij heeft het slachtoffer meermalen in het gezicht geslagen. De verdachte heeft drie weken later samen met anderen ditzelfde slachtoffer en ook zijn zusje meerdere malen geschopt en geslagen tegen het hoofd en lichaam, ook toen zij op de grond lagen. Aldus heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging. Twee weken later heeft de verdachte zich samen met anderen wederom schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging. Dit slachtoffer is beetgepakt en meerdere malen op zijn arm geslagen.
Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van voornoemde geweldsdelicten zich nog gedurende langere tijd angstig en onveilig voelen en/of psychische gevolgen van het gebeurde ondervinden. Bovendien nemen als gevolg van dit soort delicten de gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij in het algemeen toe.
De rechtbank neemt de verdachte dit agressieve en gewelddadige gedrag zeer kwalijk. Daarnaast neemt de rechtbank het de verdachte kwalijk dat hij geen enkele spijt of inkeer heeft getoond ten aanzien van dit gedrag.
De verduistering van een aantal sloffen sigaretten toen de verdachte als stagiair in een
winkel werkte, is ook een ernstig feit. De verdachte heeft het vertrouwen dat zijn werkgever in hem stelde ernstig beschaamd, temeer nu deze hem expliciet een kans wilde geven.
De persoon van de verdachte
De verdachte is nog niet eerder veroordeeld voor strafbare feiten.
De rechtbank heeft acht geslagen op het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming
(verder: de Raad) d.d. 26 januari 2018.
Blijkens dit rapport zijn er zorgen op meerdere gebieden te weten: gezin, school, vrije tijd, relaties, attitude, agressie en vaardigheden. Dit komt overeen met het Dynamisch Risico Profiel (DRP) wat uitkomt op hoog. Er zijn vanuit de Raad zorgen omtrent de opvoedsituatie en de tijdsbesteding van de verdachte buitenshuis.
De moeder en stiefvader zijn betrokken en zorgzaam naar de verdachte en laten zien dat zij bereid zijn hem te helpen waar nodig. Gezien de uitkomsten van het onderzoek lukt het hen echter onvoldoende om de verdachte adequaat aan te sturen en hem te begeleiden in zijn ontwikkeling.
Daarnaast is gebleken dat school regelmatig antisociaal gedrag bij de verdachte ziet en dat zij merken dat zijn houding omtrent autoriteit en schoolregels onvoldoende is veranderd, ondanks inzet van coaching door de jongerenbuurtwerker. Bovendien is gebleken dat de verdachte buiten school veelal met antisociale jongeren omgaat en het moeilijk vindt weerstand te bieden in groepsverband. Dit kan ertoe bijdragen dat de verdachte in de toekomst in zijn oude gedrag terugvalt aangezien het raadsonderzoek heeft uitgewezen dat de verdachte zijn agressie onvoldoende onder controle heeft.
Gezien vorenstaande factoren in combinatie met zijn ongestructureerde tijdsbesteding en de aard van de delicten die in het omgaan met agressie liggen, adviseert de Raad een taakstraf op te leggen in de vorm van een leerstraf, te weten de gedragsinterventie TACT Regulier. Tevens adviseert de Raad de verdachte een (deels) voorwaardelijke werkstraf op te leggen, met als bijzondere voorwaarden begeleiding door de jeugdreclassering in het kader van de meldplicht waarbij Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland de toezichthouder en begeleider zal zijn.
Tijdens de behandeling ter terechtzitting is van de zijde van de Raad meegedeeld dat de in het rapport genoemde zorgen nog onverkort aanwezig zijn. Geadviseerd wordt zoals in het rapport is weergegeven. De begeleiding van de jeugdreclassering is, gelet op genoemde zorgen, noodzakelijk alsook om de overstap naar het MBO onderwijs te begeleiden en recidive te voorkomen. De leerstraf TACT richt zich specifiek op de boosheid en agressie van de verdachte.
De op te leggen straf
De rechtbank komt, alles afwegend, tot de volgende straf. Zij houdt daarbij rekening met de ernst van de feiten, de oriëntatiepunten die gelden voor jeugdigen in soortgelijke gevallen en het advies van de Raad.
De rechtbank zal de geadviseerde leerstraf TACT Regulier opleggen. De rechtbank ziet in de ernst en de veelheid van de bewezenverklaarde feiten, redenen om naast de leerstraf ook nog een deels onvoorwaardelijke werkstraf op te leggen. De verdachte moet de consequenties van zijn gedrag ervaren. De rechtbank hoopt voorts dat de verdachte door het opleggen van het voorwaardelijk deel van de werkstraf wordt weerhouden van het plegen van nieuwe strafbare feiten.
Nu er problemen zijn in de huiselijke sfeer, te weten een conflict met de buren, en de kinderen van deze buren de slachtoffers zijn bij meerdere van de bewezenverklaarde feiten en er ook problemen zijn met het gedrag van de verdachte op school, acht de rechtbank het ten zeerste noodzakelijk dat aan de verdachte verplichte begeleiding door de jeugdreclassering wordt opgelegd als bijzondere voorwaarde bij het voorwaardelijk deel van de werkstraf.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
77a, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 141, 300, 321 en 322 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de hem bij dagvaarding met parketnummer 09/777075-17 onder 1, 2 primair, 3 eerste en tweede alternatief/cumulatief
en 4 primair ten laste gelegde feiten en het hem bij dagvaarding met parketnummer 09/797054-18 primair ten laste gelegde feit heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
parketnummer 09/777075-17
1
mishandeling;
2
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;

3.eerste en twee alternatief/cumulatief

openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, meermalen gepleegd;

4.primair

openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;

parketnummer 09/787054-18 (t.t.g)
verduistering gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft;
verklaart het bewezene en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte bij dagvaarding meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een
taakstraf, bestaande uit:
een
leerstraf,zijnde het volgen van een leerproject, te weten
TACT Regulier,
voor de tijd van
35 UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de tijd van
17 DAGEN;
en
een
werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van
105 UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de tijd van
50 DAGEN;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde werkstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt de maatstaf volgens welke de aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht zal geschieden op 2 uren per dag;
bepaalt dat een gedeelte van deze werkstraf, groot
45 urenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden;
stelt de proeftijd vast op
2 jarenonder
de algemene voorwaardendat de veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het
nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1
Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de (jeugd)reclassering te houden toezicht,
bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de
medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
en onder
de bijzondere voorwaardedat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd en op door de (jeugd)reclassering te bepalen tijdstippen zal
melden bij de (jeugd)reclassering, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk
acht;
geeft opdracht aan de Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland, een gecertificeerde instelling, tot het verlenen van hulp en steun ter naleving van de bijzondere voorwaarde.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Kramer, kinderrechter, voorzitter,
mr. H.J.M. Smid-Verhage, kinderrechter,
en mr. M.P.M. Loos, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. de Witte, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 7 juni 2018.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit - voor zover niet anders weergegeven - delen van ambtsedige processen-verbaal van politie Eenheid Den Haag, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL1500-2017262400 Z, doorgenummerd als pagina 1 tot en met 134.
2.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 12-13.
3.Proces-verbaal van verhoor minderjarige verdachte [verdachte] , p. 22-23.
4.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit - voor zover niet anders weergegeven - delen van ambtsedige processen-verbaal van politie Eenheid Den Haag, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL1500-2017148983, ongenummerd.
5.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] d.d.30 mei 2017, nummer PL1500-2017148983-1.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 1] d.d. 1 juni 2017, nummer PL1500-2017148983-4.
7.Proces-verbaal van verhoor minderjarige verdachte [verdachte] d.d. 14 juni 2017, nummer PL1500-
8.Eigen verklaring verdachte ter terechtzitting van 24 mei 2018.
9.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit - voor zover niet anders weergegeven - delen van ambtsedige processen-verbaal van politie Eenheid Den Haag, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL1500-2017217605 Z, doorgenummerd als pagina 1 tot en met 135.
10.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , met bijlage, p. 24-28.
11.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] , met bijlagen, p. 29-32.
12.Proces-verbaal van verhoor [getuige 1] , p. 36-37.
13.Proces-verbaal van verhoor [getuige 2] , p. 41-42.
14.Proces-verbaal van verhoor [getuige 3] , p. 46-47.
15.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] , p. 48-50.
16.Proces-verbaal van verhoor minderjarige verdachte [medeverdachte] , p. 82-87.
17.Proces-verbaal van verhoor minderjarige verdachte [verdachte] , p. 64-70.
18.Eigen verklaring verdachte ter terechtzitting van 24 mei 2018.
19.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit - voor zover niet anders weergegeven - delen van ambtsedige processen-verbaal van politie Eenheid Den Haag, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL1500-2017262400 Z, doorgenummerd als pagina 1 tot en met 134.
20.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] . p. 67-68.
21.Proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 6] , p. 70-72.
22.Proces-verbaal van bevindingen, p. 78-79 en proces-verbaal aanhouding van [verdachte] , p. 112-113.
23.Proces-verbaal van bevindingen, p. 80-82.
24.Proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen, p. 83-87.
25.Proces-verbaal van verhoor minderjarige verdachte [verdachte] , p. 120-125.
26.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 24 mei 2018.
27.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit - voor zover niet anders weergegeven - delen van ambtsedige processen-verbaal van politie Eenheid Den Haag, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL1500-2018101782, doorgenummerd als pagina 1 tot en met 20.