ECLI:NL:RBDHA:2018:6640

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 mei 2018
Publicatiedatum
6 juni 2018
Zaaknummer
NL18.5654 en NL18.8427
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen toegangsweigering en vrijheidsontnemende maatregel op grond van de Vreemdelingenwet 2000

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 mei 2018 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit tot toegangsweigering en een vrijheidsontnemende maatregel. Eiser, van Montenegrijnse nationaliteit, arriveerde op 19 maart 2018 op Schiphol, waar hem de toegang werd geweigerd op basis van artikel 6 van de Schengengrenscode, omdat zijn paspoort vol stempels zou staan en daardoor niet geldig zou zijn. De rechtbank oordeelde dat er geen rechtsregel is die stelt dat een paspoort ongeldig is vanwege de aanwezigheid van stempels, en dat verweerder ten onrechte de toegang heeft geweigerd. Dit leidde tot de conclusie dat het besluit tot oplegging van de vrijheidsontnemende maatregel ook onrechtmatig was. De rechtbank heeft het beroep tegen de toegangsweigering gegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen, omdat eiser zijn schade niet had gespecificeerd. Voor het beroep tegen de vrijheidsontnemende maatregel werd geoordeeld dat deze onrechtmatig was, en de rechtbank kende eiser een schadevergoeding toe van € 320,- voor de onrechtmatige vrijheidsontneming. De proceskosten werden vastgesteld op € 1.002,-, te betalen door de Staat der Nederlanden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: NL18.8427
NL18.5654

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 mei 2018 in de zaak tussen

[eiser] , eiser

(gemachtigde: mr. M.H.K. van Middelkoop),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. S. Smit).

Procesverloop

De ambtenaar belast met de grensbewaking heeft op 19 maart 2018 aan eiser op grond van artikel 14, gelezen in samenhang met artikel 6, Verordening (EU) nr. 2016/399 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende een Uniecode voor de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode, hierna: SGC) de toegang geweigerd en bij besluit van diezelfde datum aan eiser op grond van artikel 6, eerste en tweede lid, Vreemdelingenwet 2000 (Vw) een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd.
Eiser heeft tegen de vrijheidsontnemende maatregel beroep ingesteld. Dit beroep strekt ook tot een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Ingevolge artikel 94, tweede lid, Vw wordt het beroep geacht mede een beroep tegen het besluit tot toegangsweigering te omvatten. Eiseres heeft ook een verzoek tot schadevergoeding gedaan.
Verweerder heeft op 23 maart 2018 de vrijheidsontnemende maatregel opgeheven.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 april 2018. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. Eiser is van Montenegrijnse nationaliteit. Hij is geboren op [geboortedatum] .
2. Eiser is op 19 maart 2018 op Schiphol aangekomen. Op diezelfde datum is hem de toegang geweigerd en is aan hem de vrijheidsontnemende maatregel opgelegd. Verweerder heeft deze maatregel op 23 maart 2018 opgeheven omdat eiser die dag naar Skopje, Macedonië, is vertrokken.
Het beroep, voor zover gericht tegen de toegangsweigering (zaaknummer NL18.8427)
3. Eiser voert aan dat verweerder ten onrechte aan hem de toegang heeft geweigerd op de grond dat zijn paspoort vol met stempels staat en daardoor de stempels niet leesbaar zouden zijn. Hij wijst erop dat uit de Aanbeveling van de Commissie tot vaststelling van een gemeenschappelijk Praktisch handboek voor grenswachters (Schengenhandboek) voor gebruik door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten bij de uitvoering van grenstoezicht op personen (PB C (2006)5186 final) blijkt dat, indien geen bladzijden meer beschikbaar zijn in het paspoort om een stempel aan te brengen, een afzonderlijk blad kan worden gebruikt waarop verdere stempels kunnen worden aangebracht. Verder betwist eiser dat de stempels in zijn paspoort niet leesbaar zijn.
3.1
Uit het besluit tot toegangsweigering blijkt dat verweerder aan eiser de toegang heeft geweigerd op grond van artikel 6, eerste lid, aanhef en onder a, SGC, omdat eiser niet in het bezit is van een geldig reisdocument.
3.2
Uit het proces-verbaal van bevindingen van de Koninklijke Marechaussee (KMar) van 19 maart 2018 blijkt dat de KMar het Montenegrijnse paspoort van eiser heeft gecontroleerd op authenticiteit en goed heeft bevonden.
Verder staat in het proces-verbaal als verklaring van eiser opgenomen: ‘U vertelt mij dat u mijn reisgedrag niet kunt controleren door de vele stempels die over elkaar zitten in mijn paspoort.’
3.3
Er is geen grond voor het oordeel dat de omstandigheid dat het paspoort van eiser vol staat met stempels, dat die stempels daardoor moeilijk of niet leesbaar zijn, of dat geen beschikbare ruimte aanwezig is in het paspoort om een nieuwe stempel aan te brengen, maakt dat het reisdocument om die reden ongeldig is. Er is geen rechtsregel waarop die conclusie kan worden gebaseerd. Verweerder heeft daarom ten onrechte aan eiser de toegang geweigerd op grond van artikel 6, eerste lid, aanhef en onder a, SGC. De vraag of de stempels in het paspoort van eiser leesbaar zijn, kan daarom in het midden blijven.
Voor zover verweerder heeft bedoeld aan eiser de toegang te weigeren omdat hij niet heeft kunnen vaststellen of eiser niet al maximaal 90 dagen binnen een periode van 180 dagen in het Schengengebied heeft verbleven, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, SGC, heeft hij dat niet aan het besluit tot weigering van de toegang ten grondslag gelegd, nog daargelaten dat hij eiser niet in de gelegenheid heeft gesteld om met ander bewijs aan te tonen dat hij aan die voorwaarde van artikel 6, eerste lid, SGC voldeed.
De beroepsgrond slaagt.
4. Het beroep, voor zover gericht tegen de toegangsweigering, is gegrond.
5. Eiser heeft verzocht verweerder te veroordelen tot vergoeding van de schade als gevolg van het onrechtmatige besluit, bestaande uit de kosten van zijn vliegticket. De rechtbank merkt dat verzoek aan als een verzoek tot schadevergoeding op grond van artikel 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
5.1 Omdat eiser zijn gestelde schade niet heeft gespecificeerd en onderbouwd, wijst de rechtbank dat verzoek af.
Het beroep, voor zover gericht tegen de vrijheidsontnemende maatregel (zaaknummer NL18.5654)
6. Omdat de vrijheidsontneming is opgeheven, beperkt de beoordeling zich in deze zaak tot de vraag of aan eiser schadevergoeding moet worden toegekend. In dit verband moet de vraag worden beantwoord of de tenuitvoerlegging van de maatregel op enig moment voorafgaande aan de opheffing daarvan onrechtmatig is geweest. Op grond van artikel 106 Vw kan de rechtbank indien de bewaring al is opgeheven vóór de behandeling van het verzoek om opheffing van de maatregel aan eiser een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen.
7. Eiser voert aan dat vanwege de onrechtmatige toegangsweigering geen grond bestond om aan hem een vrijheidsontnemende maatregel op te leggen.
7.1
Uit artikel 6, eerste en tweede lid, Vw volgt dat een vrijheidsontnemende maatregel kan worden opgelegd aan de vreemdeling aan wie de toegang is geweigerd.
Uit hetgeen in voorgaande is overwogen, volgt dat het besluit tot weigering van de toegang aan eiser onrechtmatig is. Daaruit volgt dat het besluit tot oplegging van de vrijheidsontnemende maatregel ook onrechtmatig is.
De beroepsgrond slaagt.
8. De vrijheidsontnemende maatregel was vanaf het moment van opleggen daarvan onrechtmatig tot het moment van opheffing hiervan.
9.
De rechtbank acht gronden aanwezig om een schadevergoeding toe te kennen voor 4 dagen onrechtmatige (tenuitvoerlegging van de) vrijheidsontneming van 4 x € 80,- (verblijf in het detentiecentrum) = € 320,-.
10.
De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.002,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 501,- en een wegingsfactor 1). Omdat aan eiser een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep, voor zover gericht tegen het besluit tot toegangsweigering (NL18.8427), gegrond;
- wijst het verzoek om vergoeding van schade als gevolg van het besluit tot toegangsweigering af;
- verklaart het beroep, voor zover gericht tegen de vrijheidsontnemende maatregel (NL18.5654), gegrond;
- veroordeelt de Staat der Nederlanden tot het betalen van een schadevergoeding aan eiser in verband met de vrijheidsontneming tot een bedrag van € 320,-, te betalen door de griffier;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.002,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. van der Kluit, rechter, in aanwezigheid van mr. drs. R. Mattemaker, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 mei 2018.
griffier
rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van verzending van deze uitspraak of na de dag van plaatsing daarvan in het digitale dossier.