ECLI:NL:RBDHA:2018:6588
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Cubaanse eisers wegens onvoldoende onderbouwing van vervolgingsrisico
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over de asielaanvragen van een Cubaans stel, dat vreesde voor vervolging bij terugkeer naar Cuba. De aanvragen werden op 17 april 2018 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen. Eisers stelden dat zij in Cuba onderdrukt worden en dat hun levensonderhoud afhankelijk is van illegale activiteiten, omdat zij niet voor de autoriteiten willen werken. Eiser heeft te maken gehad met inbeslagname van zijn handelswaar en boetes, terwijl eiseres bedreigd is met gevangenisstraf wegens verdenking van prostitutie. Tijdens de zitting op 22 mei 2018 hebben eisers hun vrees voor vervolging toegelicht, waarbij zij ook verwezen naar de slechte economische situatie in Cuba en de mogelijkheid van beschuldiging van landverraad bij terugkeer.
De rechtbank oordeelde dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat er persoonlijke feiten en omstandigheden zijn die hun vrees voor vervolging rechtvaardigen. De rechtbank stelde vast dat, hoewel eisers met de politie in aanraking zijn geweest, dit niet voldoende is om te concluderen dat zij een reëel risico lopen op ernstige schade bij terugkeer. De rechtbank wees erop dat discriminatie door de autoriteiten niet automatisch leidt tot vluchtelingschap en dat de asielaanvragen op basis van artikel 31 van de Vreemdelingenwet 2000 ongegrond zijn verklaard. De rechtbank concludeerde dat eisers niet in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning asiel en dat er geen aanleiding is voor proceskostenveroordeling.