ECLI:NL:RBDHA:2018:6513
Rechtbank Den Haag
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing wrakingsverzoek tegen kantonrechter in civiele procedure
In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag op 18 mei 2018 een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoeker, die betrokken was bij een civiele procedure tegen de stichting DUWO, had de kantonrechter, mr. M.T. Nijhuis, gewraakt tijdens een comparitie van partijen op 26 april 2018. Verzoeker voelde zich niet gehoord en had de indruk dat de kantonrechter subjectief naar zijn handelen keek. De wrakingskamer heeft het proces-verbaal van de zitting en de schriftelijke reactie van de kantonrechter in overweging genomen. Tijdens de mondelinge behandeling op 7 mei 2018 zijn zowel verzoeker als de kantonrechter verschenen.
De wrakingskamer oordeelde dat de opmerkingen van de kantonrechter feitelijk van aard waren en niet konden leiden tot een gerechtvaardigde vrees voor onpartijdigheid. De kantonrechter had geprobeerd een oplossing te vinden en had verzoeker voldoende gelegenheid gegeven om zijn standpunt naar voren te brengen. De wrakingskamer concludeerde dat verzoeker geen concrete feiten had aangedragen die de vrees voor partijdigheid konden rechtvaardigen. De beslissing van de kantonrechter om verzoeker niet schriftelijk te laten reageren op de ingediende stukken werd als een procedurele beslissing beschouwd die niet voor wraking in aanmerking komt.
Uiteindelijk heeft de wrakingskamer het verzoek tot wraking afgewezen en bepaald dat de hoofdzaak voortgezet wordt in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De beslissing is openbaar uitgesproken en een afschrift is toegezonden aan de betrokken partijen.