In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 april 2018 een tussenbeschikking gegeven in het kader van een verzoek tot benoeming van een bijzondere curator in een internationale kinderontvoeringszaak. Het verzoek is ingediend door de vader van de minderjarige [minderjarige 1], die in België woont. De moeder van [minderjarige 1] woont op een onbekend adres in Nederland. De rechtbank heeft kennisgenomen van het verzoekschrift en de bijlagen, en op 10 april 2018 vond een regiezitting plaats. Tijdens deze zitting werd de mogelijkheid van crossborder mediation besproken, maar partijen hebben besloten hier geen gebruik van te maken.
De vader verzocht de rechtbank om de onmiddellijke terugkeer van [minderjarige 1] naar België te bevelen, terwijl de moeder verweer voerde tegen dit verzoek. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een belangenstrijd is en dat het noodzakelijk is om een bijzondere curator te benoemen om de belangen van [minderjarige 1] te behartigen. De bijzondere curator moet gesprekken voeren met [minderjarige 1] om diens mening over het verblijf in België en Nederland te achterhalen.
De rechtbank heeft drs. J.A.M. (Annelies) Hendriks benoemd tot bijzondere curator en heeft bepaald dat deze curator uiterlijk twee dagen voor de volgende zitting een schriftelijk verslag aan de rechtbank en de ouders moet sturen. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan, in afwachting van de bevindingen van de bijzondere curator.