Uitspraak
Internationale kinderontvoering
Beschikking in het kader van het op 30 maart 2018 ingekomen verzoek van:
[verzoeker] ,
[belanghebbende] ,
Procedure
- het verzoekschrift;
- het verslag van de bijzondere curator, ingekomen bij de rechtbank op 25 april 2018;
- het per fax op 26 april 2018 van de zijde van de moeder ingediende verweerschrift;
- de brief van 30 april 2018 van de zijde van de vader, met bijlagen.
- de brief van 9 mei 2018 van de zijde van de moeder, met als bijlage het arrest van het Hof van Antwerpen van 8 mei 2018;
- de brief van 9 mei 2018 met de reactie van de moeder op genoemd arrest;
- de brief van 16 mei 2018 met de reactie van de vader op genoemd arrest.
Beoordeling
in Nederlandte verblijven. Weliswaar heeft het Hof bepaald dat het hoofdverblijf en de inschrijving van [minderjarige 1] voorlopig bij de moeder dient te zijn, doch hieruit blijkt niet dat hiermee toestemming is gegeven om met haar in Nederland te verblijven. Uit het feit dat er sprake is van begeleid contact in België en een sociaal onderzoek door de Belgische instanties wordt bevolen blijkt veeleer het tegendeel. Hierbij laat de rechtbank nog in het midden of dit arrest voor erkenning en tenuitvoerlegging in Nederland in aanmerking nu – zoals namens de vader is opgemerkt – daarin niet is verwezen naar één van de bevoegdheidsgronden zoals opgenomen in de Verordening Brussel IIbis.
uiterlijk 18 juni 2018, zijnde de derde (werk)dag na afloop van de termijn waarbinnen hoger beroep tegen onderhavige beslissing kan worden ingediend.
Beslissing
uiterlijk op 18 juni 2018, waarbij de moeder [minderjarige 1] dient terug te brengen naar België en beveelt, indien de moeder nalaat [minderjarige 1] terug te brengen naar België, dat de moeder [minderjarige 1] met de benodigde geldige reisdocumenten aan de vader zal afgeven uiterlijk op 18 juni 2018, opdat de vader [minderjarige 1] zelf mee terug kan nemen naar België;