In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 8 mei 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap Van Gansewinkel Nederland B.V., handelend onder de naam Renewi Nederland, en een gedaagde partij die procedeerde in persoon. Van Gansewinkel vorderde betaling van een bedrag van € 731,83, vermeerderd met wettelijke handelsrente en proceskosten, op basis van een overeenkomst tot opdracht die volgens hen was gesloten met de gedaagde. De gedaagde betwistte echter de totstandkoming van deze overeenkomst en voerde aan dat hij nooit een overeenkomst had gesloten met Van Gansewinkel.
De kantonrechter heeft kennisgenomen van verschillende processtukken, waaronder de dagvaarding, de conclusie van antwoord, en de aantekeningen van de comparitie van partijen. Tijdens deze comparitie heeft de kantonrechter Van Gansewinkel een bewijsopdracht gegeven om aan te tonen dat er meerdere overeenkomsten tot stand waren gekomen. Van Gansewinkel heeft daarop drie overeenkomsten overgelegd, maar de gedaagde heeft betwist dat deze overeenkomsten rechtsgeldig zijn, onder andere omdat de handtekeningen niet overeenkwamen met zijn handtekening en zijn naam op verschillende manieren was geschreven.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat de totstandkoming van de overeenkomsten onvoldoende waarborgen bood om te concluderen dat deze door de gedaagde waren aangegaan. De rechter heeft vastgesteld dat de handtekeningen op de overeenkomsten niet overeenkwamen met de handtekening op het identiteitsbewijs van de gedaagde en dat er onregelmatigheden waren in de naamgeving en factuuradressen. Hierdoor kon niet worden vastgesteld dat er rechtsgeldige overeenkomsten waren gesloten. De vordering van Van Gansewinkel is afgewezen en zij is veroordeeld in de proceskosten.