ECLI:NL:RBDHA:2018:6327
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie
In deze zaak hebben eisers, beiden van Syrische nationaliteit, beroep ingesteld tegen de afwijzing van hun aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis. De aanvraag werd afgewezen door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, omdat eisers ten tijde van de aanvraag meerderjarig waren en de feitelijke gezinsband zou zijn verbroken. De rechtbank heeft op 18 mei 2018 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij de eisers zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigde, mr. J. Hemelaar. De referent, die de vader van eisers is, was ook aanwezig, terwijl de verweerder niet verscheen.
De rechtbank overweegt dat de aanvraag voor de machtiging tot voorlopig verblijf is afgewezen op basis van het feit dat eisers zelfstandig in hun levensonderhoud kunnen voorzien en dat er geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen hen en hun referent. De rechtbank stelt vast dat de eisers, respectievelijk 27 en 34 jaar oud, niet als jongvolwassenen kunnen worden beschouwd. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft aangenomen dat de feitelijke gezinsband is verbroken, mede omdat eisers werkten en er geen bewijs was van een normale afhankelijkheidsrelatie.
De rechtbank concludeert dat de eisers niet hebben aangetoond dat er sprake is van 'more than normal emotional ties', zoals vereist onder artikel 8 van het EVRM. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 18 mei 2018 en er staat een rechtsmiddel open voor hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.