ECLI:NL:RBDHA:2018:6327

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 mei 2018
Publicatiedatum
30 mei 2018
Zaaknummer
AWB - 18 _ 248
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie

In deze zaak hebben eisers, beiden van Syrische nationaliteit, beroep ingesteld tegen de afwijzing van hun aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis. De aanvraag werd afgewezen door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, omdat eisers ten tijde van de aanvraag meerderjarig waren en de feitelijke gezinsband zou zijn verbroken. De rechtbank heeft op 18 mei 2018 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij de eisers zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigde, mr. J. Hemelaar. De referent, die de vader van eisers is, was ook aanwezig, terwijl de verweerder niet verscheen.

De rechtbank overweegt dat de aanvraag voor de machtiging tot voorlopig verblijf is afgewezen op basis van het feit dat eisers zelfstandig in hun levensonderhoud kunnen voorzien en dat er geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen hen en hun referent. De rechtbank stelt vast dat de eisers, respectievelijk 27 en 34 jaar oud, niet als jongvolwassenen kunnen worden beschouwd. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft aangenomen dat de feitelijke gezinsband is verbroken, mede omdat eisers werkten en er geen bewijs was van een normale afhankelijkheidsrelatie.

De rechtbank concludeert dat de eisers niet hebben aangetoond dat er sprake is van 'more than normal emotional ties', zoals vereist onder artikel 8 van het EVRM. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 18 mei 2018 en er staat een rechtsmiddel open voor hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 18/248 en AWB 18/1740

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 mei 2018 in de zaak tussen

[eiseres], eiseres, V-nummer [V-nummer]

[eiser], eiser, V-nummer [V-nummer]
Tezamen eisers,
(gemachtigde: mr. J. Hemelaar),
en
De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, thans de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,verweerder

Procesverloop

Bij besluit van 22 maart 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis afgewezen.
Bij besluit van 15 september 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 mei 2018. Eisers hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. Referent, [referent] en tevens vader van eisers, is verschenen. Verweerder is, met bericht van verhindering, niet verschenen.

Overwegingen

1. Eiseres is geboren op [geboortedatum 1] 1981 en heeft de Syrische nationaliteit. Eiser is geboren op [geboortedatum 2] 1988 en heeft eveneens de Syrische nationaliteit. Op 29 december 2015 heeft referent namens eisers een aanvraag voor een mvv met als doel gezinshereniging in het kader van nareis ingediend.
2. Verweerder heeft de aanvraag voor een mvv afgewezen omdat eisers ten tijde van de aanvraag meerderjarig waren en de feitelijke gezinsband is verbroken. Verweerder meent dat hij niet gehouden is om verwachtingen die bij referent of eisers gewekt zijn na te komen, enkel omdat er eerst DNA-onderzoek heeft plaatsgevonden en pas daarna een identificerend gehoor. In reactie op hetgeen gemachtigde in de bezwaarfase heeft aangevoerd stelt verweerder dat het hebben van een eigen inkomen een reden is om aan te nemen dat de feitelijke gezinsband is verbroken. Het hebben van een eigen huishouden is geen voorwaarde om aan te nemen dat de feitelijke gezinsband is verbroken. Verweerder meent voorts dat niet gebleken is van een normale afhankelijkheidsrelatie tussen eisers en referent. Daarnaast meent verweerder dat eiseres door haar verloving in elk geval de intentie heeft gehad om feitelijk een gezin te vormen met haar verloofde, waaruit kan worden afgeleid dat zij in staat is om zelfstandig besluiten te nemen. Tot slot meent verweerder dat de gestelde medische en psychische klachten van eiseres de beoordeling van de aanvraag niet anders kunnen maken.
3. Eisers menen dat sprake is van onzorgvuldige besluitvorming. Ten eerste heeft de besluitvorming veel te lang geduurd en daarnaast heeft verweerder verschillende keren toezeggingen gedaan dat het besluit binnen één of twee weken zou plaatsvinden, maar dat gebeurde telkens niet. Eisers menen dat uit de beschikking zelf ook blijkt dat de aanvraag met onvoldoende nauwkeurigheid en zorgvuldigheid is behandeld, nu er wisselende data voor de beschikking in primo worden genoemd. Eisers menen voorts dat uit niets blijkt dat de gezinsband ooit verbroken is geweest. De verloofde van eiseres is omgekomen voor zij konden trouwen en zij daarom altijd in de boezem van het gezin gebleven. Eiser was bij aanvang van de procedure nog niet bijzonder lang meerderjarig en had vanwege het uitbreken van het conflict in Syrië nog niet de gelegenheid gehad om uit te vliegen. Eisers menen dat juist het feit dat zij zo lang deel zijn blijven uitmaken van het gezin maakt dat sprake is van “more than normal emotional ties”. Daarnaast hebben eisers en hun ouders samen gruwelijke dingen doorstaan, waardoor het gezin nog hechter is geworden. Referent is het gezinshoofd en in de afgelopen maanden hebben eisers steeds een klemmend beroep op zijn hulp en bescherming gedaan. Eisers menen dat uit het feit dat referent ’s nachts wakker schrikt uit zorg voor zijn gezinsleden en vaak geen hap door de keel krijgt ook blijkt dat sprake is van “more than normal emotional ties”. Eisers voeren tot slot aan dat de bescherming van referent meer dan in andere gevallen noodzakelijk is nu referent zich heeft bekeerd tot het christendom en eisers daar de gevolgen van dreigen te ondervinden.
Wettelijk kader
4. Op grond van artikel 29, tweede lid, onder b van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) kan een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 worden verleend aan de hierna te noemen gezinsleden, indien deze op het tijdstip van binnenkomst van de in het eerste lid bedoelde vreemdeling behoorden tot diens gezin en gelijktijdig met die vreemdeling Nederland zijn ingereisd dan wel zijn nagereisd binnen drie maanden nadat aan die vreemdeling de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, bedoeld in artikel 28, is verleend:
(…)
b. de vreemdeling die als partner of meerderjarig kind van de in het eerste lid bedoelde vreemdeling zodanig afhankelijk is van die vreemdeling, dat hij om die reden behoort tot diens gezin;
5. In de Vreemdelingencirculaire 2000 (C) onder C2/4 is vervolgens bepaald dat De IND de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29 tweede lid, Vw, verleent als de kinderen, ouders, echtgeno(o)t(e) of partner feitelijk behoren tot het gezin van de referent. De referent in Nederland moet aantonen dat zijn kinderen, ouders, echtgeno(o)t(e) of partner op het moment van binnenkomst van de referent in Nederland feitelijk tot zijn gezin behoren en dat die feitelijke gezinsband niet verbroken is. Voor de beoordeling of sprake is van een feitelijke gezinsband betrekt de IND alle feiten en omstandigheden van het geval, onder meer de vraag of er sprake is (geweest) van samenwoning. De IND wijst de aanvraag in ieder geval af als aannemelijk is dat er sprake is van een schijnrelatie of schijnhuwelijk, of als er geen sprake (meer) is van een feitelijke gezinsband en deze als verbroken kan worden beschouwd.
6. Op grond van de Vreemdelingcirculaire 2000 (C) geldt voor meerderjarige kinderen eveneens dat het kind in het buitenland feitelijk tot het gezin van referent moet hebben behoord en die feitelijke gezinsband niet verbroken is. Voor het aannemen van gezinsleven tussen ouder(s) en meerderjarige kinderen moet er sprake zijn van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie (more than normal emotional ties) tussen het meerderjarige kind en diens ouder(s).
6.1
In het geval dat het meerderjarige kind jongvolwassen is, neemt de IND gezinsleven aan zonder dat sprake moet zijn van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie. Voor de beoordeling of het meerderjarige kind feitelijk behoort tot het gezin, is het moment van binnenkomst van de referent in Nederland leidend en betrekt de IND ook uitdrukkelijk de gezinssituatie ten tijde van het vertrek van de hoofdpersoon uit het land van herkomst (dan wel land van bestendig verblijf). De IND beoordeelt of zich na binnenkomst van de referent in Nederland omstandigheden hebben voorgedaan waardoor kan worden aangenomen dat de feitelijke gezinsband is verbroken.
6.2
Indien er sprake is van één of meer van de volgende omstandigheden (contra-indicaties), kan in ieder geval worden aangenomen dat het meerderjarige kind niet langer feitelijk tot het gezin van de ouder(s) behoort:
− het kind woont zelfstandig;
− het kind voorziet in eigen onderhoud;
− het kind is een huwelijk of een relatie aangegaan;
− het kind is belast met de zorg voor een buitenechtelijk kind.
Deze contra-indicaties zullen per individueel geval beoordeeld worden. Conclusie van de beoordeling kan zijn dat op het moment van vertrek van de referent het meerderjarig kind niet feitelijk behoorde tot het gezin. Indien deze contra-indicaties zich na het vertrek hebben voorgedaan kan de conclusie zijn dat de feitelijke gezinsband verbroken is.
Oordeel van de rechtbank
7. Voor zover eisers betogen dat door de lange duur van de besluitvorming er sprake is van een onzorgvuldige besluitvorming kunnen zij daarin niet worden gevolgd. Verweerder heeft nu de familierechtelijke relatie niet op voorhand kon worden aangetoond immers terecht een DNA onderzoek ingesteld. Dit maakt de besluitvorming niet onzorgvuldig. Ook in de duur van de procedure ziet de rechtbank geen om het beroep gegrond te verklaren. De beroepsgrond faalt.
8. De rechtbank stelt vast dat eisers ten tijde van de aanvraag respectievelijk 27 jaar (eiser) en 34 jaar (eiseres) oud waren. Om die reden kunnen eisers niet beschouwd worden als jongvolwassenen. Voor meerderjarige kinderen – niet zijnde jongvolwassenen – hanteert verweerder het beleid dat het kind in het buitenland feitelijk tot het gezin van referent moet hebben behoord en die feitelijke gezinsband niet verbroken is. Voor het aannemen van gezinsleven tussen ouder(s) en meerderjarige kinderen moet er sprake zijn van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie (more than normal emotional ties) tussen het meerderjarige kind en diens ouder(s). De rechtbank acht het beleid van verweerder niet onredelijk.
8.1
De rechtbank is van oordeel dat verweerder heeft mogen aannemen dat de feitelijke gezinsband is verbroken, omdat uit de eigen verklaringen van eisers blijkt dat zowel eiser als eiseres hebben gewerkt. Daarnaast heeft referent gedurende het eerste gehoor verklaart dat hij niet bijdraagt in het onderhoud van eisers. Verweerder heeft aldus kunnen concluderen dat eisers in staat zijn in hun eigen levensonderhoud te voorzien en zichzelf staande te kunnen houden. Dit gegeven is voldoende voor verweerder om aan te mogen nemen dat de gezinsband is verbroken. De rechtbank volgt verweerder in zijn oordeel dat het hebben van een eigen huishouden geen voorwaarde is om aan te nemen dat de feitelijke gezinsband verbroken is. Er is geen sprake van een onjuiste interpretatie van de bepaling, zoals eisers betogen. De rechtbank is van oordeel dat de hetgeen naar voren is gebracht met betrekking tot de verloving van eiseres geen bespreking behoeft. De gezinsband is immers reeds verbroken door het hebben van een eigen inkomen.
8.2
De rechtbank is voorts van oordeel dat verweerder heeft kunnen concluderen dat geen sprake is van more than normal emotional ties. Voor zover eisers betogen dat wel degelijk sprake is van more than normal emotional ties, overweegt de rechtbank dat het feit dat de familie hecht is omdat ze met elkaar een moeilijke situatie hebben meegemaakt en bij elkaar woonden, onvoldoende is om aan te nemen dat sprake is van more than normal emotional ties zoals bedoeld in artikel 8 van het EVRM. Overwogen wordt dat anders dan de feitelijke situatie gesteld noch gebleken is dat sprake is van more than normal emotional ties. Daarnaast is niet gebleken van bijzondere omstandigheden.
9. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Ghrib, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Kroon, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 mei 2018.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.