ECLI:NL:RBDHA:2018:6324

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 mei 2018
Publicatiedatum
30 mei 2018
Zaaknummer
AWB - 17 _ 12367
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verblijfsdocument op basis van schijnhuwelijk en tegenstrijdige verklaringen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 mei 2018 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een verblijfsaanvraag door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, een Marokkaanse man, had een aanvraag ingediend om in Nederland te mogen verblijven bij zijn Spaanse echtgenote, referente. De aanvraag werd afgewezen op grond van het vermoeden van een schijnrelatie, waarbij verweerder zich baseerde op tegenstrijdige en ongeloofwaardige verklaringen van eiser en referente tijdens een hoorzitting.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaringen van eiser en referente op essentiële punten van elkaar afwijken, zoals de omstandigheden van hun ontmoeting en het moment van hun huwelijk. Ondanks dat eiser en referente enkele overeenkomsten in hun verklaringen erkenden, oordeelde de rechtbank dat de tegenstrijdigheden niet konden worden verklaard. De rechtbank concludeerde dat de Staatssecretaris terecht had geoordeeld dat er sprake was van een schijnrelatie, en dat de aanvraag om een verblijfsdocument op basis van artikel 9 van de Vreemdelingenwet 2000 terecht was afgewezen.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees erop dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is een rechtsmiddel voorzien voor hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 17/12367

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 mei 2018 in de zaak tussen

[eiser], eiser, V-nummer [V-nummer]

(gemachtigde: mr. M.G. Evers),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

Procesverloop

Bij besluit van 26 januari 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag tot afgifte van een document als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Vreemdelingenwet (Vw) 2000, waaruit het rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan blijkt, afgewezen.
Bij besluit van 31 mei 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser kennelijk ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 mei 2018. Eiser en referente zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [geboortedatum] 1959 en heeft de Marokkaanse nationaliteit. Op 20 mei 2016 heeft eiser een aanvraag ingediend om bij zijn gestelde echtgenote, [referente] (hierna: referente), in Nederland te mogen verblijven. Referente heeft de Spaanse nationaliteit.
2. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen omdat sprake is van een schijnrelatie tussen eiser en referente, welke is aangegaan met als enig doel het in de Richtlijn 2004/38/EG (hierna: de Verblijfsrichtlijn) neergelegde recht van vrij verkeer en verblijf te kunnen genieten, waarop anders geen aanspraak zou kunnen worden gemaakt. Volgens verweerder waren er in dit geval algemene en individuele indicatoren die onafhankelijk van elkaar en in samenhang bezien een onderzoek naar de vraag of er sprake is van misbruik van de Verblijfsrichtlijn rechtvaardigen. Verweerder heeft vervolgens zowel eiser als referente gehoord op 15 december 2016. Dat er volgens verweerder sprake is van een schijnrelatie, baseert verweerder op de tegenstrijdige, ongeloofwaardige en bevreemdingwekkende verklaringen die eiser en referente op de hoorzitting van 15 december 2016 hebben afgelegd.
3. Eiser en referente kunnen zich met deze beslissing niet verenigen. Eiser en referente erkennen dat bepaalde verklaringen niet met elkaar stroken, maar menen dat veel verklaringen die zij tijdens de hoorzitting hebben afgelegd, wel degelijk overeenkomen. Er is daarom geen sprake van tegenstrijdige verklaringen. In beroep heeft de gemachtigde van eiser een overzicht overgelegd van 45 gelijkluidende verklaringen zoals afgelegd tijdens de hoorzitting. Voorts hebben eiser en referente een verklaring opgesteld over de gang van zaken bij het bezoek aan het IND loket medio februari 2016. Deze verklaring is eveneens in beroep overgelegd en stelt samengevat dat [persoon A] bij het loket voor referente getolkt heeft, maar er een miscommunicatie is ontstaan omdat referente alleen Arabisch spreekt, en [persoon A] alleen Berber.
Wettelijk kader
4. Op grond van artikel 9, eerste lid van de Vw 2000, gelezen in samenhang met artikel 1 en artikel 8, onder e, van de Vw 2000, verschaft verweerder aan de partner van een gemeenschapsonderdaan die rechtmatig verblijf heeft een document of schriftelijke verklaring, waaruit het rechtmatig verblijf van die partner blijkt.
5. Artikel 35 van de Verblijfsrichtlijn geeft lidstaten de bevoegdheid om een in die richtlijn neergelegd recht in geval van rechtsmisbruik of fraude, waaronder schijnhuwelijken, te ontzeggen. Dit artikel biedt een grondslag voor het maken van een uitzondering op het beginsel van vrij verkeer en verblijf voor burgers van de Unie en hun familieleden.
Oordeel van de rechtbank
6. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen van eiser en referente zijn aan te merken als tegenstrijdig, ongeloofwaardig en bevreemdingwekkend. Daarbij overweegt de rechtbank dat met name de verklaringen over hoe, wanneer en onder welke omstandigheden referente en eiser elkaar hebben leren kennen, zijn gaan samenwonen en gehuwd zijn en het gehuwde leven met elkaar, op essentiële punten afwijken. Zo heeft eiser verklaard dat hij referente voor het eerst heeft ontmoet bij een kennis in april of mei 2015, terwijl referente heeft verklaard dat zij eiser een tijdje terug voor het eerst heeft ontmoet in Marokko. Tijdens de hoorzitting verklaren zij beiden echter dat ze elkaar voor de eerste keer in Nederland zouden hebben ontmoet bij referente thuis. Ook heeft eiser verklaard dat referente in april 2015 definitief naar Nederland is gekomen, terwijl referente zelf verklaart in november 2014 definitief naar Nederland te zijn gekomen. Eiser heeft verder verklaard dat het religieus huwelijk plaatsvond een paar dagen nadat hij bij referente was ingetrokken. Tot het moment van het religieus huwelijk sliep hij naar eigen zeggen in de woonkamer. Referente daarentegen verklaart dat het religieus huwelijk is voltrokken op de dag dat eiser bij haar introk en dat eiser nooit in haar woning is blijven slapen voordat het religieus huwelijk was gesloten. Over de zondag voorafgaand aan de hoorzitting verklaart eiser dat hij rond het middaguur naar de moskee is geweest en hij tussen 16.30 en 17.00 uur weer thuiskwam. Referente was volgens eiser op dat moment thuis, omdat er een vriendin met haar kind langskwam. Referente verklaart echter over de bewuste zondag dat zij de hele dag thuis is geweest. Wanneer zij tijdens het gehoor wordt geconfronteerd met bevindingen verkregen via Facebook, dat zij die zondag naar [kerk] in [plaats] zou zijn geweest, verklaart referente dat dat klopt. Zij verklaart van 15.30 tot 17.30 uur alleen naar een voorstelling in [kerk] te zijn geweest. Zij verklaart tevens haar vriendin en diens kind in de woning van referente zijn achtergebleven terwijl referente zelf naar [kerk] ging. De rechtbank overweegt bovendien dat eiser en referente geen verklaring voor de tegenstrijdigheden hebben gegeven. De rechtbank is daarom van oordeel dat verweerder op grond van de afgelegde verklaringen de gestelde relatie tussen eiser en referente terecht heeft aangemerkt als een schijnrelatie. Voorts is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende is gebleken dat er sprake is geweest van communicatieproblemen bij het loket van verweerder. De later opgestelde verklaring van [persoon A] dat hij referente niet zou hebben begrepen omdat hij een andere taal spreekt is onvoldoende. Immers niet alleen is deze verklaring niet afkomstig uit objectieve bron maar de verklaring is ook onvoldoende onderbouwd om van de inhoud uit te kunnen gaan. Voorts kan de stelling dat sprake is van 45 gelijkluidende verklaringen niet leiden tot een ander oordeel nu dit op geen enkele wijze een verklaring biedt voor de tegenstrijdige, ongeloofwaardige en bevreemdingwekkende verklaringen zoals door verweerder gemotiveerd weergegeven in het besluit.
7. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Ghrib, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Kroon, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 mei 2018.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.