ECLI:NL:RBDHA:2018:6323

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 mei 2018
Publicatiedatum
30 mei 2018
Zaaknummer
AWB - 17 _ 9198
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep niet-ontvankelijk wegens ontbreken procesbelang na emigratie eiseres

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 mei 2018 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. A.A. van Harmelen, had beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, thans de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Het primaire besluit, genomen op 16 augustus 2016, stelde vast dat het rechtmatig verblijf van eiseres als gemeenschapsonderdaan in Nederland per 4 april 2016 was geëindigd. Eiseres had hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd bij het bestreden besluit van 3 april 2017 ongegrond verklaard.

Tijdens de zitting op 14 mei 2018, waar de staatssecretaris niet aanwezig was, werd vastgesteld dat eiseres per 29 januari 2018 was uitgeschreven uit de Basisregistratie Personen (BRP) wegens emigratie naar Polen. De gemachtigde van eiseres bevestigde dit tijdens de zitting. De rechtbank oordeelde dat eiseres Nederland kennelijk permanent had verlaten en dat zij daarom geen procesbelang meer had bij de beoordeling van het bestreden besluit. Dit leidde tot de conclusie dat het beroep niet-ontvankelijk was.

De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling, aangezien het beroep niet-ontvankelijk werd verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. J.M. Ghrib, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Kroon, griffier. De partijen zijn op de hoogte gesteld van de uitspraak, en er is een mogelijkheid voor hoger beroep binnen vier weken na verzending van het proces-verbaal.

Uitspraak

Rechtbank DEN Haag

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 17/9198
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 mei 2018 in de zaak tussen

[eiseres], eiseres, V-nummer [V-nummer]

(gemachtigde: mr. A.A. van Harmelen),
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, thans de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

Procesverloop

Bij besluit van 16 augustus 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder vastgesteld dat het rechtmatig verblijf van eiseres als gemeenschapsonderdaan in Nederland per 4 april 2016 geëindigd is. Eiseres heeft tegen deze beslissing bezwaar gemaakt. Bij besluit van 3 april 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 mei 2018. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder is, met bericht van verhindering, niet verschenen.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Uit het door verweerder ingediende verweerschrift is gebleken dat eiseres per 29 januari 2018 is uitgeschreven uit de BRP wegens emigratie. De gemachtigde van eiseres heeft ter zitting bevestigd dat eiseres naar Polen is teruggekeerd. Nu eiseres Nederland kennelijk permanent verlaten heeft, heeft eiseres heeft naar het oordeel van de rechtbank geen belang meer bij de beoordeling van het bestreden besluit.
3. Nu het beroep niet-ontvankelijk is, bestaat er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Ghrib, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Kroon, griffier, op 14 mei 2018.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.