ECLI:NL:RBDHA:2018:6323
Rechtbank Den Haag
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Beroep niet-ontvankelijk wegens ontbreken procesbelang na emigratie eiseres
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 mei 2018 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. A.A. van Harmelen, had beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, thans de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Het primaire besluit, genomen op 16 augustus 2016, stelde vast dat het rechtmatig verblijf van eiseres als gemeenschapsonderdaan in Nederland per 4 april 2016 was geëindigd. Eiseres had hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd bij het bestreden besluit van 3 april 2017 ongegrond verklaard.
Tijdens de zitting op 14 mei 2018, waar de staatssecretaris niet aanwezig was, werd vastgesteld dat eiseres per 29 januari 2018 was uitgeschreven uit de Basisregistratie Personen (BRP) wegens emigratie naar Polen. De gemachtigde van eiseres bevestigde dit tijdens de zitting. De rechtbank oordeelde dat eiseres Nederland kennelijk permanent had verlaten en dat zij daarom geen procesbelang meer had bij de beoordeling van het bestreden besluit. Dit leidde tot de conclusie dat het beroep niet-ontvankelijk was.
De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling, aangezien het beroep niet-ontvankelijk werd verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. J.M. Ghrib, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Kroon, griffier. De partijen zijn op de hoogte gesteld van de uitspraak, en er is een mogelijkheid voor hoger beroep binnen vier weken na verzending van het proces-verbaal.