In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 3 mei 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een weduwe en de Stichting Pensioenfonds Horeca & Catering over de uitkering van een nabestaandenpensioen. De weduwe, eiseres, vorderde betaling van het nabestaandenpensioen van haar overleden echtgenoot, die een individuele aanvullende verzekering had afgesloten. De verzekeraar, gedaagde, beroept zich op een uitsluitingsclausule omdat de echtgenoot binnen een jaar na het afsluiten van de verzekering is overleden aan een ziekte die bij het afsluiten bekend was. De kantonrechter oordeelt dat de uitsluitingsclausule van toepassing is en dat eiseres onvoldoende heeft meegewerkt aan het vaststellen van de doodsoorzaak, waardoor gedaagde niet in staat is om het bewijs te leveren dat de uitsluitingsclausule terecht wordt ingeroepen. De vordering van eiseres wordt afgewezen, en zij wordt veroordeeld in de proceskosten.
De procedure begon met een comparitie van partijen op 12 december 2017, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals vertegenwoordigers van gedaagde. Na verschillende zittingen en het indienen van stukken, waaronder een verzoek om medische informatie, concludeert de kantonrechter dat eiseres niet voldoende heeft bijgedragen aan het verkrijgen van de benodigde informatie. De rechter stelt vast dat de uitsluitingsclausule niet in strijd is met de Pensioenwet en dat gedaagde zich terecht op deze clausule beroept. Eiseres heeft niet voldaan aan haar verplichting om informatie te verstrekken over de doodsoorzaak, wat leidt tot de afwijzing van haar vordering.