ECLI:NL:RBDHA:2018:6124
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en Dublinverordening: Verantwoordelijkheid Italië
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 mei 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een vreemdeling, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Italië verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 17 mei 2018, waar eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk, is het procesverloop besproken. Eiser had op 11 december 2017 een asielaanvraag ingediend, maar uit Eurodac bleek dat hij de buitengrens van de EU op 30 november 2016 via Italië had overschreden. Eiser had eerder in Duitsland een verzoek om internationale bescherming ingediend, maar de Duitse autoriteiten weigerden hem terug te nemen, met de reden dat Italië verantwoordelijk was. De Italiaanse autoriteiten bevestigden deze verantwoordelijkheid op 28 januari 2018.
De rechtbank overwoog dat de verweerder op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag aannemen dat Italië zich houdt aan internationale verplichtingen. Eiser heeft niet kunnen aantonen dat er sprake is van tekortkomingen in het asiel- en opvangsysteem in Italië die zouden leiden tot een schending van artikel 3 van het EVRM. De rechtbank concludeerde dat er geen bijzondere individuele omstandigheden zijn die een overdracht aan Italië onevenredig hard zouden maken. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.
De uitspraak werd gedaan door rechter J.M. Ghrib en is digitaal ondertekend. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.