ECLI:NL:RBDHA:2018:6118

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 mei 2018
Publicatiedatum
25 mei 2018
Zaaknummer
AWB - 17 _ 14465
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep wegens gebrek aan procesbelang in vreemdelingenzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 mei 2018 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een vreemdeling. Eiseres, een Russische nationaliteit houdende minderjarige, had een aanvraag ingediend voor uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000. De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie verleende haar voorlopig uitstel van vertrek van 4 juli 2017 tot 4 oktober 2017. Eiseres was het niet eens met het besluit van 30 augustus 2017, waarin haar bezwaar tegen het eerder genomen besluit kennelijk ongegrond werd verklaard, en heeft hiertegen beroep ingesteld.

Tijdens de zitting op 4 mei 2018 zijn zowel eiseres als verweerder niet verschenen. De rechtbank heeft overwogen dat eiseres in de periode van indiening van haar aanvraag tot aan de beslissing op die aanvraag uitstel van vertrek is verleend. Dit betekent dat zij geen procesbelang heeft bij de beoordeling van het beroep, omdat de uitkomst van de procedure haar niet in een materieel gunstigere positie kan brengen. De rechtbank heeft daarom het beroep niet-ontvankelijk verklaard.

De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen vier weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 17/14465

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 mei 2018 in de zaak tussen

[eiseres], eiseres, V-nummer [V-nummer]

(gemachtigde: mr. S.R. Nohar),
en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder

(gemachtigde: mr. I.E. Lemmers).

Procesverloop

Bij besluit van 3 juli 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiseres, in afwachting van een beslissing op de aanvraag om toepassing van uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000), voorlopig uitstel van vertrek verleend van 4 juli 2017 tot 4 oktober 2017.
Bij besluit van 30 augustus 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres kennelijk ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 mei 2018.
Eiseres is, met voorafgaand bericht, niet verschenen. Verweerder is, met voorafgaand bericht, ook niet verschenen.

Overwegingen

1. Eiseres is geboren op [geboortedatum] 2003 en heeft de Russische nationaliteit. Op 4 april 2017 heeft eiseres een aanvraag om toepassing van artikel 64 van de Vw 2000 ingediend. Bij besluit van 19 april 2017 is aan eiseres, in afwachting van een beslissing op deze aanvraag, uitstel van vertrek verleend van 4 april 2017 tot 4 juli 2017.
Bij besluit van 2 oktober 2017 is aan eiseres, in afwachting van een beslissing op de aanvraag, opnieuw uitstel van vertrek verleend van 4 oktober 2017 tot 4 april 2018.
Bij besluit van 9 april 2018 heeft verweerder de aanvraag van eiseres afgewezen.
2. Verweerder heeft aan eiseres bij het bestreden besluit van 4 juli 2017 tot 4 oktober 2017 uitstel van vertrek verleend, omdat er nog geen inhoudelijke beslissing op de aanvraag om toepassing van artikel 64 van de Vw 2000 was genomen. Totdat duidelijk was hoe verweerder het toetsingskader uit het arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 13 december 2016, Paposhvili v. België, met zaaknummer 41738/10, zou moeten toepassen, werden alle zaken aangehouden waarin door het Bureau Medische Advisering (BMA) was geconcludeerd dat sprake was van een medische noodsituatie op korte termijn. In het geval van eiseres heeft het BMA in het advies van 18 april 2017 overwogen dat bij het uitblijven van medische behandeling een medische noodsituatie op de korte termijn kan ontstaan.
3. Eiseres kan zich niet verenigen met het bestreden besluit en heeft hiertoe – samengevat weergegeven – het volgende aangevoerd. Eiseres verwijst naar de gronden van bezwaar en verzoekt de rechtbank de inhoud daarvan als in de gronden van beroep herhaald en ingelast te beschouwen. Eiseres voert in aanvulling hierop aan dat verweerder in het bestreden besluit feitelijk niet is ingegaan op het bezwaar dat aan eiseres ten onrechte geen uitstel van vertrek voor een langere periode dan drie maanden is verleend.
4. Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
5. De rechtbank overweegt omtrent het verzoek tot vrijstelling van het griffierecht als volgt.
5.1.
Eiseres heeft een beroep gedaan op betalingsonmacht ten aanzien van de verplichting tot het betalen van griffierecht en heeft daartoe een eigen verklaring omtrent inkomen en vermogen van 11 december 2017 en een inkomensverklaring van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers van 12 december 2017 overgelegd. Gelet op deze verklaringen is de rechtbank van oordeel dat het beroep op betalingsonmacht dient te worden gehonoreerd, zodat eiseres vrijgesteld is van de verplichting tot het betalen van griffierecht.
6. De rechtbank is van oordeel dat eiseres geen procesbelang heeft bij de beoordeling van het voorliggende beroep. Bij het bestreden besluit is aan eiseres van 4 juli 2017 tot 4 oktober 2017 uitstel van vertrek verleend. Direct aansluitend op deze periode is aan eiseres bij besluit van 2 oktober 2017 uitstel van vertrek verleend tot 4 april 2018. Bij besluit van 9 april 2018 is vervolgens een beslissing op de aanvraag van eiseres om toepassing van uitstel van vertrek genomen en is deze aanvraag afgewezen. Nu aan eiseres in de periode van indiening van de aanvraag tot aan de datum waarop een beslissing op de aanvraag is genomen uitstel van vertrek is verleend, ziet de rechtbank niet in dat eiseres door de beoordeling van het voorliggende beroep in een materieel gunstigere positie kan komen.
7. De rechtbank verklaart het beroep dan ook niet-ontvankelijk.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Soffers, rechter, in aanwezigheid van mr. J.C. de Grauw, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 24 mei 2018.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.