ECLI:NL:RBDHA:2018:6115
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing machtiging tot voorlopig verblijf voor Syrische echtgenote op basis van onvoldoende bewijs huwelijk en gezinshereniging
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 mei 2018 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van een Syrische vrouw (eiseres) voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in Nederland, ten behoeve van nareis naar haar echtgenoot (referent). De aanvraag werd afgewezen door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, omdat niet aannemelijk was gemaakt dat eiseres feitelijk tot het gezin van referent behoort. Tijdens de asielprocedure had referent niet vermeld dat hij gehuwd was met eiseres, en de overgelegde documenten vertoonden tegenstrijdigheden. Eiseres voerde aan dat zij haar huwelijk met referent had aangetoond door middel van een huwelijksakte en een uitspraak van de rechtbank, maar de rechtbank oordeelde dat de overgelegde documenten niet voldoende waren om de echtheid van het huwelijk aan te tonen. De rechtbank concludeerde dat verweerder het onderzoek van Bureau Documenten aan het bestreden besluit ten grondslag mocht leggen, omdat dit op zorgvuldige wijze tot stand was gekomen. Eiseres had ook niet aannemelijk gemaakt dat zij en referent een duurzame en exclusieve relatie hadden, en de rechtbank oordeelde dat de afwijzing van de aanvraag niet enkel was gebaseerd op het onderzoek van Bureau Documenten, maar ook op het feit dat referent eiseres niet had genoemd tijdens zijn asielprocedure. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.