ECLI:NL:RBDHA:2018:6037

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 mei 2018
Publicatiedatum
24 mei 2018
Zaaknummer
NL18.7776
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en Dublinverordening: Verantwoordelijkheid van Frankrijk

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 mei 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Tsjadische nationaliteit hebbende man, in beroep ging tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris had de aanvraag van de eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. De eiser had eerder asielaanvragen ingediend in Frankrijk, die allemaal waren afgewezen.

Tijdens de zitting op 3 mei 2018 was de eiser niet aanwezig, maar werd hij vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De rechtbank overwoog dat de eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij niet in de gelegenheid was gesteld om zijn asielrelaas in Frankrijk naar voren te brengen. De rechtbank stelde vast dat Frankrijk de verantwoordelijke lidstaat was en dat de eiser onvoldoende bewijs had geleverd dat de asielprocedure in Frankrijk onzorgvuldig was verlopen.

De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris terecht had besloten de aanvraag van de eiser niet in behandeling te nemen en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak werd gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, met mr. J.P. Brand als griffier. Tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL18.7776

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

(gemachtigde: mr. H.K. Westerhof),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. B.J. Pattiata).

Procesverloop

Bij besluit van 20 april 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft ter zitting gemotiveerd verweer gevoerd.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL18.7777, plaatsgevonden op 3 mei 2018. Eiser is, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] 1988 en de Tsjadische nationaliteit te hebben. Eiser heeft op 13 februari 2018 een asielaanvraag ingediend.
2. Uit Eurodac is gebleken dat eiser op 5 augustus 2015, op 16 november 2016 en op
2 januari 2018 in Frankrijk een asielaanvraag heeft ingediend. Deze aanvragen zijn door Frankrijk afgewezen.
3. Verweerder heeft eisers huidige asielaanvraag niet in behandeling genomen en heeft zijn besluit gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Daarin is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet in behandeling wordt genomen indien op grond van de Dublinverordening is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Deze verordening is de Verordening (EU) nr. 604/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend (de Dublinverordening). In dit geval heeft Nederland op
22 februari 2018 bij Frankrijk een verzoek om terugname gedaan. Frankrijk heeft dit verzoek op 2 maart 2018 aanvaard.
4. Eiser stelt zich op het standpunt dat Frankrijk zich schuldig maakt aan refoulement, omdat eiser door Frankrijk terug zal worden gestuurd naar Tsjaad. De Franse asielprocedure is volgens eiser onzorgvuldig verlopen. Eiser heeft nadrukkelijk verklaard dat hij niet de kans heeft gekregen om zijn asielrelaas te vertellen in Frankrijk. Om die reden wil eiser graag in Nederland zijn asielrelaas naar voren brengen. Verweerder heeft volgens eiser in het bestreden besluit niet of althans onvoldoende gemotiveerd waarom eiser niet aannemelijk zou hebben gemaakt dat hij niet inhoudelijk is gehoord over zijn asielmotieven.
5. De rechtbank overweegt het volgende.
5.1
De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat Frankrijk de verantwoordelijke lidstaat is voor de behandeling van het asielverzoek van eiser. Tussen partijen is in geschil of Nederland het asielverzoek op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening aan zich dient te trekken, gelet op eisers stelling dat de asielprocedure in Frankrijk onzorgvuldig is verlopen en eiser het risico loopt op refoulement bij terugkeer naar Frankrijk.
5.2
Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij de behandeling van zijn asielverzoeken in Frankrijk niet in de gelegenheid is gesteld om zijn asielrelaas naar voren te brengen en dat de asielprocedure in Frankrijk daardoor onzorgvuldig was. Zijn enkele stelling, dat hij nadrukkelijk verklaart dat hij die kans niet heeft gehad, is daartoe onvoldoende. Op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag ervan worden uitgegaan dat Frankrijk de verplichtingen uit het Vluchtelingenverdrag en het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden naleeft. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat er concrete aanwijzingen zijn dat Frankrijk deze verdragsbeginselen niet naleeft en dat Frankrijk eiser zal terugsturen naar zijn land van herkomst zonder dat er toetsing aan deze verdragen heeft plaatsgevonden. De rechtbank volgt eisers stelling dat terugkeer naar Frankrijk schending van het verbod op refoulement zal inhouden, dan ook niet.
5.3
Verweerder heeft zich voorts terecht op het standpunt gesteld dat indien eiser meent dat hij ten onrechte niet is gehoord bij zijn vorige asielprocedures in Frankijk, hij daartoe in Frankrijk dient te klagen bij de betreffende (hogere) instanties. Niet is gebleken dat eiser daartoe niet in staat was, of dat de autoriteiten eiser niet hebben willen helpen.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, rechter, in aanwezigheid van mr. J.P. Brand, griffier.
Deze uitspraak is gedaan, digitaal ondertekend en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van verzending van deze uitspraak of na de dag van plaatsing daarvan in het digitale dossier. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.