ECLI:NL:RBDHA:2018:603
Rechtbank Den Haag
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep door gebrek aan procesbevoegdheid van eiseres
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 januari 2018 uitspraak gedaan in twee beroepen die zijn ingesteld door eiseres, in haar hoedanigheid van curator van [persoon]. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres vanaf 22 november 2017 niet langer bevoegd was om [persoon] in rechte te vertegenwoordigen, omdat de goederen van [persoon] onder bewind zijn gesteld. Eiseres procedeert sindsdien op persoonlijke titel, maar is geen rechtstreeks belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Hierdoor heeft de rechtbank geoordeeld dat de beroepen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard.
De rechtbank heeft de motivering van haar beslissing toegelicht. Eiseres heeft in de zaken geregistreerd onder de zaaknummers SGR 17/791 en SGR 17/1121 beroep ingesteld tegen respectievelijk een e-mailbericht van verweerder en het niet tijdig beslissen op een aanvraag. Tijdens de zitting op 11 januari 2018 is eiseres, noch haar gemachtigde, verschenen, terwijl verweerder zich wel heeft laten vertegenwoordigen. Na de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan en de beroepen niet-ontvankelijk verklaard, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee leden, en is geregistreerd onder ECLI:NL:RBDHA:2018:603. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.