ECLI:NL:RBDHA:2018:6021
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en verantwoordelijkheid van Zwitserland voor behandeling
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 mei 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. S.R. Kwee, had een asielaanvraag ingediend op 4 februari 2018. De aanvraag werd niet in behandeling genomen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat Zwitserland verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag. Dit besluit was gebaseerd op een eerdere asielaanvraag van eiser in Zwitserland op 3 mei 2017, die was afgewezen. Zwitserland had op 1 maart 2018 ingestemd met de terugname van eiser.
Tijdens de zitting op 17 mei 2018, waar eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, werd de zaak behandeld. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had geconcludeerd dat Zwitserland verantwoordelijk was voor de asielaanvraag. Eiser had in zijn zienswijze niet voldoende onderbouwd dat er ernstige systeemfouten waren in de asielprocedure en opvangvoorzieningen in Zwitserland. De rechtbank merkte op dat de stelling van eiser over suïcidegedachten niet was onderbouwd met medische documenten, wat de staatssecretaris niet noopte om de aanvraag inhoudelijk te behandelen.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, omdat eiser in beroep niet had aangevoerd waarom het bestreden besluit onjuist was. Er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op dezelfde dag, en er werd een rechtsmiddel tegen de uitspraak vermeld, waarbij hoger beroep mogelijk was bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na bekendmaking.